Bron: Nashe Slovo (Ons Woord), 26 augustus 1915
Vertaling: uit het Engels door Peter den Haan
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Omdat de verdrijving van de Russische Legermacht uit Galicië (Oekraïne), Polen en de Baltische Staten het belangrijkste vastgestelde feit is in het totaalplaatje van de oorlog, geeft ons de censuur in de Franse republiek wellicht de mogelijkheid nader op de oorzaken hiervan in te gaan. Wij stellen vast, zonder te claimen dat we helderziende zijn, dat we deze uitkomst al hadden voorzien, op het moment dat de Franse pers nog schreef over de aanstaande intocht van Russische Kozakken in Berlijn. Maar we werden gedwongen te zwijgen; het privilege van vrijheid van meningsuiting schijnt alleen voorbehouden te zijn aan hen die nergens op anticiperen en niets begrijpen.
Het Russische falen wordt verklaard uit het gebrek aan wapens en munitie. Maar waar kwamen die tekorten vandaan? Ze zeggen dat Rusland, net als haar bondgenoten, niet voorbereid waren op een aanval. Maar waar was het Russische leger van ruim een half miljoen soldaten dan voor bedoeld? Voor verdedigende doeleinden wordt gesteld. Maar waarom konden we ons dan niet op die verdediging voorbereiden? Op geen enkele moment hebben we getwijfeld aan de kwade bedoelingen van Duitsland. Maar we kunnen nergens de bewijzen van goede bedoelingen ontdekken van Suhomnilovs bedrijf[2] in dit militaire falen.
Hervé[3] die met vergelijkbare minachting heeft geschreven over de Duitse “cultuur” en enthousiast uitriep: “Lang leve de tsaar!”, beweert nu dat het Duitse Leger een “grote materiële en morele superioriteit heeft over de Russen”. Dat is meer dan slechts een gebrek aan munitie veroorzaakt door het gebrek aan een vooruitziende blik van de Minister van Oorlog.
Uiteindelijk zijn de Duitse militaire successen natuurlijk terug te leiden op hun hoge niveau van kapitalistische organisatie. Militaire techniek is in feite niets anders dan de toepassing van de algemene techniek op het terrein van de wederzijdse uitroeiing van de mensheid. Sterker nog, in de onderontwikkelde landen vormt de militaire organisatie de weg van de minste weerstand in het moderniseringsproces. Alle staten, ongeacht hun economische niveau en nationale cultuur, pogen niet voor elkaar onder te doen in ontwikkelde militaire technologie. Maar om de militaire middelen goed te gebruiken is de algemene ontwikkeling van de samenleving uiteindelijk bepalend. Het is niet genoeg om het laatste model wapen te hebben, je moet ze constant blijven doorontwikkelen, de productie verhogen en hun vuurkracht maximeren.
De Duitse industrie, met name de zware industrie die cruciaal is voor het militarisme, is zeer gerationaliseerd omdat ze pas relatief kort geleden is ontwikkeld, in feite gevrijwaard van de oude routinematige productiewijze van het kapitalisme. Daarom boekt ze van die goede resultaten. In deze oorlog vertegenwoordigd Duitsland een krachtig industrieel land ten opzichte van Rusland dat vooral een agriculturele bevolking heeft. Haar industrie is groot en gecentraliseerd vergeleken met Frankrijk wiens industrie nog overwegend kleinschalig tot middelmatig is. Duitsland heeft moderne en gestroomlijnde managementmethodes in al haar technologische vooruitgang van de afgelopen jaren, vergeleken met de oude conservatieve kapitalistische macht in Engeland. Dat is de economische basis van de militaire macht in Duitsland, die Oostenrijk en Turkije met zich meesleept.
Ongetwijfeld heeft de zware industrie een dominante plek in het economische leven van ons land. Maar, goed beschermd achter tariefmuren, er niet voor terugdeinzend om periodiek het land op rantsoen te zetten voor kolen en staal, de laatste ontwikkelingen in staatsbeleid uitvoerend, wier hoogste ideaal de “nationalisatie van krediet” is en er aan gewend om overvoerd te worden met staatsbevelen, is de Russische zware industrie door en door vergeven van technologisch onvermogen en economisch parasitisme. Alleen al dit, nog afgezien van andere oorzaken, sluit bij voorbaat de mogelijkheid van succes voor de zogenaamde “industriële mobilisatie” uit. En het is daarom geen verrassing dat Goetskov,[4] die op de hoogte is van de stand van zaken, op de militair-industriële conferentie waarschuwde tegen misplaatst optimisme.
Mensen zijn de belangrijkste factor in de productie en dat geldt voor een oorlog precies hetzelfde. Dus hoe staat het Russische leger er qua menskracht voor?
Plechanov[5] schreef in zijn artikel over de oorlog dat het Russische leger bestaat uit leeuwen, die worden gecommandeerd door …niet-leeuwen. Wij zijn niet in de positie om precies te bepalen wie er “commandeert”, maar laten het aan de lezer om de puntjes bij niet-leeuwen zelf in te vullen. Maar hoe moeten we het woord ‘leeuwen’ begrijpen? Want het Russische leger bestaat voornamelijk uit boeren. Betekent dit dat het Russische ras in oorlogsbereidheid superieur is aan andere volken, of dat de Russische boer een speciale geschiedkundige school van heldhaftigheid heeft doorlopen? Of heeft Plechanov met zijn leeuwenvoorbeeld de kwaliteit van de Russische boer bedoeld om stilzwijgend te hongeren, weg te rotten en te sterven? Wat is de betekenis van de eerste helft van die zin? Geen enkele! Dit is nu een van die betekenisloze platitudes waar het ten dode opgeschreven sociaalpatriottisme zo vol van is, zeker in Rusland.
Aan de basis van het marxistische gedachtegoed ligt dat het belangrijkste deel van de moderne leger het industriële proletariaat is. Des te meer de kapitalistische techniek een rol speelt in het moderne militaire, des te groter het belang dat de arbeider-technicus hierin inneemt. Hoezeer ook het grote industriële, sociale en politieke belang van onze arbeidersklasse ook is, ze is numeriek maar een klein deel van onze bevolking en tegelijkertijd staat ze ook nog zeer vijandig tegenover de doelstellingen waarmee ze onder het tsarisme zijn gemobiliseerd. De dienstplicht net als algehele mobilisatie zorgt voor een weerspiegeling van de sociale samenstelling van het land. Met name in het Russische leger zijn de boeren ver in overtal op het proletariaat, waarvan de best opgeleide achter zijn gebleven om in de fabrieken de oorlogsproductie op peil te houden. Maar een leger dat overwegend uit boeren bestaat leidt er toe dat het militaire niveau onvermijdelijk daalt.
Deze omstandigheden worden nog versterkt door het beperkende karakter van de historische achtergrond van de Russische boer. De keuterboeren van Frankrijk zijn, na de Grote Revolutie en de onteigening van de kerk en de adel, door de school van verplicht onderwijs en parlementaire democratie gegaan en hebben op die manier het culturele niveau van de stad benaderd. De Russische boer daarentegen, nog steeds gevangen in een systeem van rechteloosheid ten aanzien van hun land, zijn onmetelijk ver verwijderd van de mogelijkheid zich “landeigenaren” te voelen, een titel die de Jordanskiis[6] uitdelen aan eenieder in een militair gala uniform. Ze zijn noch bezitter van het land, noch baas over de staat. De revolutie van 1905 heeft geprobeerd de boerenbevolking op te wekken tot bewuste en actieve rol in de samenleving en die ervaring is niet verloren gegaan. De daarna victorieuze contrarevolutie heeft, niet zonder succes, geprobeerd de vruchten van de revolutie teniet te doen, met name in het dorpsleven. Als er al enige vooruitgang is geboekt ten aanzien van het nationale onderwijs in de hoeveelheid mensen die dit hebben gevolgd, dan is dit geheel voorbij gegaan aan diegenen uit de dorpen die nu in het Russische leger zitten. Maar haar strafexpedities[7] hebben ze wel ondergaan.
Na de Russische boeren moet ook nog met tienduizenden etnische minderheden rekening worden gehouden. Hoezeer de burgerlijke vertegenwoordigers van deze in de Doema ook het patriottistische enthousiasme bewieroken, leidt het geen twijfel dat het verrotte systeem van uitzonderingswetten, aangevuld met pogroms, de vaderlandslievende ‘leeuwenmoed’ van de vele nationale minderheden niet of nauwelijks zal voeden, zeker omdat ze geeneens het recht van vrije meningsuiting of van vrije vestiging hebben in het land dat ze verplicht moeten verdedigen.
Maar hoe zit het dan met de ‘niet-leeuwen’, die het Russische leger commanderen? Hierover zullen we alleen het volgende zeggen en dat is al meer dan genoeg; de officierskaste en dan vooral de toplaag is onlosmakelijk verbonden aan de machthebbers van de Derde Juni.[8] Hier vind je een gelijkgeschakelde groep personen, zowel in houding als gedrag. Omdat ze uit dezelfde sociale kringen worden geworven, is deze groep van top officieren en topbureaucraten uit gewoonte leidinggevend, met hetzelfde culturele en morele niveau. Verder hoeven we er niets aan toe te voegen.
De redenen voor het falen van het Russische leger zijn dus talrijker dan alleen het tekort aan granaten in de wapenarsenalen van Suhomlinov. Friedrich Engels schreef in 1890 over het tsaristische Rusland: “Rusland houdt alleen van oorlogen waar haar bondgenoten de zwaarte lasten dragen, het territorium open breken om te vernietigen, de meeste strijdkrachten levert en waar de Russische troepen in reserve kunnen worden gehouden. Alleen tegen de allerzwaksten, zoals Zweden, Turkije en Perzië, trekken de tsaristische legers alleen ten strijde”. In de kwart eeuw die is verstreken sinds deze woorden werden opgeschreven heeft het economische en sociale leven in Rusland enorme veranderingen ondergaan. Die veranderingen vonden hun uitdrukking in de revolutie van 1905. Maar het burgerlijke Frankrijk hielp de tsaristische regering om te gaan met de revolutie. Het Rusland van na de Derde Juni bleef een monarchie met een daaraan verbonden bureaucratische kaste. Op die basis groeide het Russische imperialisme en werd het Russische militarisme vernieuwd. De oorlogsgebeurtenissen hebben dit militarisme aan een beslissende test onderworpen. De resultaten zijn bekend. Het verdere verloop van de militaire operaties, in Rusland zelf als aan de andere fronten, kunnen leiden tot aanzienlijke veranderingen in de situatie, maar in haar basiskenmerken is de militaire rol van Rusland bepaald. De onderdrukte revolutie heeft wraak genomen. Het is agressief imperialisme, onder wiens banier zich alle partijen van de heersende klasse hebben geschaard en het politieke bewustzijn van de Russische intelligentsia aan zich heeft onderworpen; kort samengevat. En van hieruit moeten we de verdere politieke ontwikkeling van het land bepalen.
Oorlog is een geschiedkundig onderzoek van de klassenmaatschappij, waar met geweld haar materiële basis wordt getest, de onderlinge verbondenheid van de klassen en de stabiliteit en flexibiliteit van het staatsapparaat. In dat opzicht kan je stellen dat een overwinning, alle andere zaken even als gelijkwaardig beschouwend, een bewijs is van de relatieve kracht van een gegeven staatsapparaat, haar autoriteit verstevigd en haar zo versterkt. Aan de andere kant betekent een nederlaag ondermijning van haar autoriteit en verzwakt haar.
Voor de oorlog geloofde geen enkel sociaaldemocraat die bij zijn volle verstand was dat Rusland na een geslaagde contrarevolutie een zegerijk imperialisme kon opbouwen. Niemand twijfelde eraan dat een oorlog alle barsten in de samenleving en in de staat zou openscheuren. In die tijd was onze partij eensgezind tegen de oorlog. Het kwam niet in onze gedachten op om onze politieke hoop, revolutionair of reformistisch, af te laten hangen van de tsaristische militaire tegenslagen. Zeker niet omdat die in onze ogen in het geval van oorlog onvermijdelijk zouden zijn. En dat was niet omdat we het “moreel onacceptabel” vonden voor de revolutionaire klasse om het over de militaire ineenstorting van de regering te hebben, zoals de sociaalpatriottistische napraters dat nu stellen. En het lag ook niet aan enig blind natiestaat denken, wat in de Russische revolutionaire kringen ruimschoots wordt gecompenseerd door een grote afkeer voor het tsarisme. En uiteindelijk lag dit ook niet aan algemene humanitaire overwegingen ten aanzien van de verschrikkingen die de oorlog onvermijdelijk met zich mee zou brengen. Het ‘normale’ leven van de klassenmaatschappij door alle eeuwen heen is opgebouwd uit de meest verschrikkelijke ellende voor de massa’s, de oorlog concentreert alleen de tijdspanne van de ellende. En als de kortste en zekerste weg naar bevrijding via oorlog zou lopen, dan zou de sociaaldemocratie niet hebben getwijfeld deze weg te nemen. Het handelen van een chirurg wordt niet beperkt door het vooruitzicht op pijn en bloed, als het besluit eenmaal is genomen om het mes te hanteren.
Als we weigerden te speculeren op de oorlog en de nederlaag die het met zich mee zou brengen, was die niet om nationale of humanitaire redenen, maar vanuit revolutionaire politieke overwegingen, zowel buitenlandse als binnenlandse.
Een nederlaag, als andere dingen gelijk blijven, die een staatsstructuur verpletterd, betekent anderzijds de versterking van de tegenpartij. En we kennen geen sociale of staatsorganisatie in Europa, die we vanuit het oogpunt van het Europese proletariaat moeten versterken. Tegelijkertijd zijn wij ook niet van mening dat het Russische staatsbelang ondergeschikt moet zijn aan de belangen tot ontwikkeling van andere Europese landen. Het is nauwelijks de moeite waard daar nog woorden aan vuil te maken, omdat de kolommen van onze krant dat al uitgebreid hebben behandeld.
Maar zelfs zonder buiten het nauwe raamwerk van nationale mogelijkheden tot ontwikkeling te treden, kon de Russische sociaaldemocratie haar politieke plannen niet verbinden aan de revolutionaire invloed van militaire nederlagen.
Nederlagen kunnen een onbetwiste en onmisbare impuls geven aan de ontwikkelingen, maar alleen onder bepaalde historische omstandigheden, als de noodzaak tot interne verandering heeft gerijpt en er in de schoot van de samenleving geen nieuwe kracht of klasse aanwezig is die een verandering tot stand kan brengen. Onder zulke omstandigheden kunnen de hervormingen die van boven af worden opgelegd als gevolg van de nederlaag een belangrijke impuls geven aan de progressieve sociale klasse. Maar oorlog is een te tegenstrijdig en tweezijdige factor in de historische ontwikkeling van een revolutionaire partij, die op ferme klasse basis staat en vertrouwen heeft in de toekomst, om de weg van de nederlaag in te slaan als een weg naar politiek succes.
Nederlagen desorganiseert en demoraliseert de heersende reactie, maar tegelijkertijd desorganiseert de oorlog al het sociale leven, zeker dat van de arbeidersklasse.
De oorlog is geen “toegevoegde” factor waarover de revolutionaire klasse controle kan uitoefenen. Zij kan niet zomaar even worden afgeserveerd als zij haar verwachte revolutionaire impuls heeft afgegeven, zoals een of andere Moor,[9] die zijn taak heeft verricht.
En uiteindelijk, na uit de nederlaag te zijn voortgekomen, erft de revolutie een economisch leven dat volledig in de war ligt door de oorlog, uitgeputte financiële bronnen en zeer gespannen internationale relaties.
Als Russische sociaaldemocraten hebben wij ons verre gehouden van avonturistische speculaties, zelfs tijdens de donkerste dagen van contrarevolutie, omdat de oorlog, naast een impuls aan de revolutie, ook omstandigheden kan scheppen die het sociale en politieke gebruik van een revolutionaire overwinning ernstig kunnen hinderen.
Maar we moeten niet alleen een inschatting maken in welke richting de oorlog en nederlaag de koers van de politieke ontwikkeling beïnvloeden, maar we moeten bovenal handelen op het terrein van de feitelijke nederlaag. Wat ook de toekomstige militaire wisselvalligheden zullen zijn, met absolute zekerheid kunnen we in ieder geval stellen dat er geen enkele serieuze mogelijkheid is dat Rusland haar macht herstelt en snel genoeg vernieuwd om in deze oorlog haar plannen tot wereldverovering te kunnen realiseren. Het tsaristische leger is verslagen. Het kan nog wat successen boeken, maar heeft de oorlog verloren. De recente nederlagen markeren het begin van een militaire catastrofe.
En wederom moeten we herhalen; de sociaaldemocratie schept niet het eigen historische toneel waarop zij acteert. Zij vertegenwoordigd slechts 1 der krachten in het geschiedkundige proces. En zij moet handelen op het terrein dat de geschiedenis heeft geschapen.
De huidige leiders van alle politieke partijen in Rusland zijn opgegroeid met alleen de ervaringen van de afgelopen 10 tot 15 jaar in de ontwikkelingen van ons land. Alleen al om deze reden, als er wordt nagedacht over de mogelijke gevolgen van een interne militaire nederlaag wordt onmiddellijk een vergelijkgemaakt met de gebeurtenissen van 1903-1905. In 1903 ging er een golf van krachtige stakingen door het land dat Rusland doorheen schudde. De sociaaldemocratie zag hierin een voorbode van de revolutie. In 1904 begon de Russisch-Japanse oorlog. Hierdoor stopte de revolutionaire beweging onmiddellijk. Dat duurde een volle zes maanden alsof het land bevroren was. Nederlagen op het oorlogstoneel demoraliseerde en verzwakte de staatsmacht. En het gaf een krachtige impuls aan de onvrede van diverse sociale lagen en groeperingen. Op die basis boekte de revolutie koortsachtig vooruitgang.
De jaren 1912-1913 gaven een beeld van toenemende massabewegingen net als in 1903, voornamelijk in de vorm van revolutionaire proletarische stakingen. De arbeidersbeweging was zich nu naar een onvergelijkbaar hoger niveau aan het ontwikkelen, puttend uit de ervaringen van de meest stormachtige en betekenisvolle periode uit de Russische geschiedenis. Net als toen, leidde het uitbreken van de oorlog tot onmiddellijke van de ontwikkeling van de revolutionaire beweging. Een bijna complete stilte viel over het land. De Staat die na een paar overwinningen, op uitermate beperkte schaal, helemaal haar hoofd verloor, sloeg een reactionaire koers in die het prerevolutionaire Rusland nog niet had gekend. Maar de periode van “overwinningen” waren snel ten einde. De aaneengesloten reeks van daaropvolgende nederlagen wierp de heersende kliek omver, veroorzaakte een patriottistische verontwaardiging bij het blok van grootgrondbezitters en prominente burgerij en schiep zo gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van een brede sociale beweging. In overeenstemming met het afgelopen decennium valt te verwachten dat na de “oppositie” die de bezittende klasse heeft gemobiliseerd, de mobilisatie van de democratische krachten zal volgen, met aan haar hoofd het proletariaat, hetgeen tot revolutionaire omwentelingen zal leiden.
Het is zeer belangwekkend dat de hoop op een zuiverende en bevrijdende rol van Russische nederlagen verspreid begon te worden door diegenen die haar zo vurig overwinningen toewenste. De Britse Minister Lloyd George heeft de Russische reus, wakker geschud door rampspoed, de ketenen van reactie al zien afschudden. Emile Vandervelde,[10] die aan het begin van de oorlog aan onze Doema fractie het positieve effect van toekomstige Russische overwinningen probeerde uit te leggen, is nu op hoogdravende toon aan het moraliseren over de reinigende werking van de Russische nederlagen. Hervé schrijft over de voordelen van het lijden, als een belangrijke factor in de Russische geschiedenis. En als laatste hebben een aantal sociaalpatriottische draaikonten, die zich in de maanden van de Russische successen beperkten tot de formule; “eerst de overwinning, dan hervormingen”, nu gesputterd over een mogelijke amnestie... na de opruiming van Warschau. In dit expliciete “defaitisme” zit natuurlijk geen greintje revolutionaire inhoud. Lloyd George, Hervé en Vandervelde hopen simpelweg dat een militaire nederlaag ‘de publieke geest’ van de Russische heersende klasse zal doen ontwaken. Met innerlijk een diepe verachting voor Rusland, zijn allen van hen in dit opzicht openlijke defaitisten, rekenend op de automatische gevolgen van een militaire ineenstorting – zonder de directe interventie van de revolutionaire klasse. Tegelijkertijd is voor ons van belang welk effect de oorlog en nederlaag heeft op het aanstaande lot van Rusland; in het ontwaken, de samenhang en activiteit van de revolutionaire krachten.
Vanuit dit oogpunt is het boven alles nodig om te stellen dat het een grote fout zou zijn om de oude ervaringen 1 op 1 door te vertalen naar het huidige tijdperk, zeker in relatie tot de gevolgen van de oorlog op de stemming van de massa’s. De huidige rampspoed is op een dusdanig grote schaal dat zij dientengevolge qua ontregelend effect op het economische en culturele leven van het land, niet kan worden vergeleken met het koloniale avontuur van de Russisch-Japanse oorlog. Aan de andere kant leidt de huidige nederlaag tot een veel bredere en diepere impact op het bewustzijn van de werkende massa’s. De sociaaldemocratie vindt nu onuitputtelijke bronnen voor revolutionaire agitatie, elk woord een sterke weerklank vindend. Maar we moeten niet vergeten dat een militaire catastrofe, omdat zij de economische en geestelijke krachten en bronnen van de samenleving uitput, dus slechts beperkt in staat is actieve woede, protesten en revolutionaire actie op te wekken. Voorbij een bepaald punt wordt de uitputting zo groot dat de energie verdwijnt en de wil verstijfd. Hopeloosheid, passiviteit en moreel verval begint. Het verband tussen nederlaag en revolutie heeft dan ook geen mechanisch, maar een dialectisch karakter.
De hoop van Lloyd George en anderen dat de druk van de nederlaag voldoende is om de Russische heersers op het pad van het liberalisme ‘te leiden’, is alleen maar een weerspiegeling van het hopeloze vulgaire karakter van deze personen. Maar het zou ook een kinderlijke misvatting zijn om te concluderen op basis van een onjuiste analyse van de Russisch-Japanse oorlog, dat militaire nederlagen automatisch zullen leiden tot een revolutionaire impact op de massa’s. Juist de enorme dimensies van de huidige oorlog, met haar oneindig uitgerekte karakter, kan voor langere tijd alle sociale ontwikkeling smoren en daarmee in de eerste plaats de revolutionaire bewegingen van het proletariaat.
Vandaar de strijd voor een snel einde aan deze oorlog. De revolutie heeft geen belang bij een verdere opeenstapeling van nederlagen. De strijd voor de vrede wordt voor ons bepaald door de noodzaak van revolutionair zelfbehoud. Hoe krachtiger de ploeterende massa wordt gemobiliseerd tegen de oorlog, des te meer zal de ervaring van een nederlaag een belangrijke politieke les zijn voor de arbeidersklasse. En des te sneller zal zij worden omgezet in een kracht die de revolutionaire beweging zal aanwakkeren.
_______________
[1] Dit artikel bestaat uit 4 delen, deze eerste twee delen gepubliceerd in 26 augustus en half september 1915. Deel 3, De sociale krachten van de Revolutie en deel 4, Een nationale of een internationale koers? werden respectievelijk op 3 en 4 september geplaatst. Uit het Russisch in het Engels vertaald door Pete Dickenson, in Trotsky on WW1; Socialist Publications, 2015.
[2] V.A. Sukhomnilov. Minister van Oorlog in Rusland tot juli 1915.
[3] Gustave Hervé, oprichter van het blad La Guerre Sociale. Was voor de oorlog links pacifist, maar werd snel ultranationalist na juli 1914.
[4] A. Goetzkov, leider van de Oktobristen partij die de oorlog steunde. Was eerder vijf jaar lang het hoofd van Het Comité ter Nationale Verdediging.
[5] Georgi Plechanov, grondlegger van het Russische marxisme. Steunde de oorlog, waardoor hij door Lenin werd bestempeld als sociaalchauvinist.
[6] Dit is een wat vage verwijzing naar N. Jordanski, op dat moment een aanhanger van Plechanov. Op 15 augustus 1915 had Trotski een artikel tegen Jordanski geschreven in Nashe Slovo; “Buiten de Orde”, over zijn steun aan het gebruik van studenten en bestuurders onder het tsarisme om militaire uniformen te dragen.
[7] Een verwijzing naar pogroms tegen de Joden.
[8] Dit is een verwijzing naar het reactionaire regime na de ontbinding van de 2e Doema, die was ontstaan uit de revolutie van 1905, op de Derde Juni 1907.
[9] De Moor verwijst naar een karakter uit het boek van Schiller; De dieven, die na een onplezierige taak te hebben uitgevoerd voor de koning, moeiteloos aan de kant werd geschoven.
[10] Emile Vandervelde. Belgisch socialist die na het uitbreken van de oorlog in de regering plaatsnam en de Russische sociaaldemocratie opriep het tsaristisch regime te steunen.