Geschreven: 17 december 1937
Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juli-augustus 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Ter gelegenheid van het feit dat 30 jaar geleden – op 17 juli 1936 – de Spaanse revolutie uitbrak, publiceren wij hieronder het artikel van Trotski: De Spaanse les, een laatste waarschuwing. Het werd geschreven op 17 december 1937 in Mexico toen de revolutie bijna anderhalf jaar aan de gang was en nog ongeveer net zo lang zou duren.
De gebeurtenissen die zich op dit moment in Spanje afspelen hebben velen tot hernieuwde studie van de revolutie aangezet. Op tal van plaatsen in de wereld is discussie ontstaan over de ervaringen van de jaren 1931-1939. Het is dan ook beslist niet de laatste maal dat wij in ons blad de aandacht voor het Spaanse probleem vragen. In Trotski’s artikel wordt met grote zekerheid de ontwikkeling van de revolutie op het Iberische schiereiland voorspeld.
Een duidelijk bewijs voor de grote waarde van de marxistische ontledingsmethode. De sociale en politieke krachten die in de revolutie een rol gespeeld hebben worden met onbarmhartige scherpte blootgelegd. Er is thans geen twijfel meer mogelijk dat Trotski de rol die de spelers in de Spaanse tragedie (de nationale en internationale bourgeoisie, de stalinisten, anarchisten, sociaaldemocraten, centristen, het revolutionaire proletariaat en de boeren) hebben gespeeld, op correcte wijze heeft gewaardeerd.
Het artikel werd door de Nederlandse voorloper van onze organisatie nl., het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM) in 1944, tijdens de nazibezetting uitgegeven.
Red.
De militaire operaties in Abessinië, Spanje en in het Verre Oosten worden thans zorgvuldig door alle generale staven, die zich op de komende oorlog voorbereiden, bestudeerd. De strijd van het Spaanse proletariaat, de voorhoede van de toekomstige internationale revolutie, moet niet minder opmerkzaam worden bestudeerd door de revolutionaire staven. Slechts onder deze voorwaarde zullen de komende gebeurtenissen ons niet overrompelen.
Drie opvattingen stonden – in ongelijke krachtsverhouding – tegenover elkaar in het zogenaamde republikeins kamp: de mensjewistische, de bolsjewistische en de anarchistische. Wat de burgerlijke republikeinse partijen betreft deze bezaten noch eigen ideeën, noch eigen politieke betekenis en konden zich slechts handhaven met behulp van de reformisten en anarchisten. Bovendien kan men zonder overdrijving zeggen dat de leiders van het Spaanse anarchosyndicalisme alles hebben gedaan om hun doctrine te verloochenen en praktisch hun betekenis tot nul te reduceren. In werkelijkheid stonden in het zogenaamde republikeinse kamp twee doctrines tegenover elkaar: de mensjewistische en de bolsjewistische.
Volgens de opvatting van socialisten en stalinisten, d.w.z. de mensjewieken van de eerste en de tweede lichting zou de Spaanse revolutie haar ‘democratische’ opgave tot oplossing moeten brengen en daarbij zou een eenheidsfront; met de ‘democratische’ bourgeoisie noodzakelijk zijn. Elke poging van het proletariaat buiten het raam van de burgerlijke democratie uit te gaan, is van dit standpunt uit gezien, niet alleen vervroegd, maar ook noodlottig. Bovendien staat niet de revolutie, maar de strijd tegen de rebel Franco op de dagorder. Het fascisme is de ‘reactie’. Tegen de ‘reactie’ gaat het erom alle krachten van de ‘vooruitgang’ te verenigen. Dat het fascisme geen feodale, maar een burgerlijke reactie is, dat de burgerlijke reactie alleen succesvol te bestrijden is met de krachten en methoden van de proletarische revolutie, daar heeft het mensjewisme dat zelf een tak van het burgerlijke denken is, geen begrip van en kan dit ook niet hebben.
Het bolsjewistische standpunt, waaraan slechts door de jonge sectie van de Vierde Internationale volledige uitdrukking werd gegeven, ging uit van de theorie van de permanente revolutie, namelijk: zelfs zuiver democratische opgaven als de liquidatie van het halffeodale grondbezit zijn zonder machtsverovering door het proletariaat niet tot oplossing te brengen.
Dit stelt echter op haar beurt de socialistische revolutie op de dagorder. Overigens stelden zich de Spaanse arbeiders zelf vanaf de eerste dagen van de revolutie geen democratisch, maar een zuiver socialistisch doel voor ogen. De eis niet over de grenzen van de burgerlijke democratie uit te gaan betekent geen verdediging van de democratische revolutie, maar het afstand doen van haar. Slechts door de omvorming van de grondeigendomsverhoudingen kon men de boeren, de grootste massa van de bevolking, tot een machtig bolwerk tegen het fascisme maken. Doch de grondbezitters zijn door onverbrekelijke banden met de financiële, handels- en industriële bourgeoisie en de van haar afhankelijke burgerlijke intellectuelen verbonden. Bijgevolg stond de partij van het proletariaat noodwendig voor de keus: met de boerenmassa’s of met de liberale bourgeoisie? In een algemene coalitie zowel de boeren als de liberale bourgeoisie opnemen kon slechts met een enkel doel geschieden: de bourgeoisie te helpen de boeren te bedriegen en hen zo van de arbeiders te isoleren. De agrarische revolutie was slechts tegen de bourgeoisie door te voeren, bijgevolg slechts door de maatregelen van een dictatuur van het proletariaat. Een of andere tussenvorm, een tussenregime bestaat niet.
Wat van het standpunt van de theorie het meest verbaast in de Spaanse politiek van Stalin, is het volledige voorbijzien van het ABC van het leninisme. Na verloop van enkele tientallen jaren – en wat voor jaren – heeft de Komintern de doctrine van het mensjewisme weer geheel in ere hersteld. Nog meer: ze speelde het klaar, deze doctrine de “meest consequente” en daarbij meest absurde uitdrukking te verlenen.
In het tsaristische Rusland, aan de vooravond van het jaar 1905, beschikte de leuze van de “zuiver democratische revolutie” in ieder geval over onvergelijkelijk meer argumenten dan in 1937 in Spanje. Geen wonder dat in het huidige Spanje de “liberale arbeiderspolitiek” van het mensjewisme zich in de reactionaire antiarbeiderspolitiek van het stalinisme veranderde. Tegelijk daarmede werd de doctrine van de mensjewieken, deze karikatuur van het marxisme, in haar eigen karikatuur veranderd.
Intussen zou het naïef zijn te menen dat aan de Komintern-politiek in Spanje een theoretische “fout” ten grondslag lag. Het stalinisme laat zich niet leiden door de theorie van het marxisme of welke theorie dan ook, maar door de empirische belangen van de Sovjetbureaucratie. Onder elkaar maken de Moskouse cynici zich vrolijk over de Dimitrovse volksfront “filosofie”. Doch om de massa’s te misleiden staan talrijke kaders van predikers van deze heilige formule ter beschikking. Onder hen zijn oprechten en schelmen, dwazen en charlatans. Louis Fischer met zijn onwetendheid en zelftevredenheid, met zijn provinciale redeneertrant en organische doofheid voor de revolutie, is de meest afstotende vertegenwoordiger van deze weinig aantrekkelijke familie. “Bondgenootschap van de vooruitstrevende krachten”, “triomf van de volksfront idee”, “aanslag van de trotskisten op de eenheid van de antifascistische rijen” ... wie zou geloven dat het Communistisch Manifest reeds 90 jaar geleden geschreven werd? Volksfront-theoretici gaan in wezen niet uit boven de eerste beginselen van de rekenkunde, nl. de optelling. De som van “communisten”, socialisten, anarchisten en liberalen is groter dan elk deel op zichzelf. Dit is hun gehele wijsheid. Alleen, de rekenkunde is in dit geval niet voldoende.
Op zijn minst heeft men er de mechanica bij nodig, de wet van het krachtenparallellogram geldt ook in de politiek. De resultante pleegt zoveel korter te zijn als de samenwerkende krachten in andere richting werken. Trekken de politieke verbondenen in tegengestelde richting, dan kan de resultante aan nul gelijk zijn. Een blok van verschillende politieke groepen van de arbeidersklasse pleegt voor de oplossing gemeenschappelijke praktische taken onmisbaar te zijn. Onder zekere historische voorwaarden is zulk een blok in staat de onderdrukte kleinburgerlijke massa’s, wier interesses verwant zijn aan die van het proletariaat, mee te trekken. De gezamenlijke kracht van zulk een blok kan veel groter zijn dan de kracht van elk van zijn bestanddelen. Daarentegen is een politiek verbond van het proletariaat met de bourgeoisie wier belangen in het huidige tijdperk in de principiële vraagstukken 180 graden uit elkaar lopen, in de regel slechts in staat de revolutionaire kracht van het proletariaat gelijk te schakelen.
De burgeroorlog, waarin de kracht van de naakte dwang weinig uitwerking heeft, vordert van zijn deelnemers de hoogste zelfopoffering. De arbeiders en boeren zijn slechts dan in staat de overwinning te bevechten, wanneer zij voor hun eigen bevrijding vechten. In deze omstandigheden het proletariaat onder de leiding van de bourgeoisie te stellen, betekent het van begin af aan een nederlaag in de burgeroorlog garanderen.
Deze eenvoudige waarheden zijn niet in het minst de vrucht van een zuiver theoretische analyse. Integendeel, zij stellen een onomstotelijke conclusie uit de gezamenlijke historische ervaring voor, op zijn minst sedert 1848. De jongere geschiedenis van de burgerlijke maatschappijen is vol van alle mogelijke “volksfronten”, d.w.z. de meest verschillende soorten van politiek combinaties die tot bedrog van de werkers dienen. De Spaanse ervaring is slechts een nieuwe tragische schakel in deze keten van misdaad en verraad.
Politiek het meest verbazingwekkend is het feit, dat in het Spaanse Volksfront in wezen niet eens de krachtenparallellogram bestond: op de plaats van de bourgeoisie stond haar schaduw. Door middel van de stalinisten, socialisten en anarchisten onderwierp de Spaanse bourgeoisie het Spaanse proletariaat aan zich, zonder zich ook maar de moeite te geven aan het Volksfront deel te nemen: de overwegende meerderheid van de uitbuiters van alle politieke schakeringen liep openlijk naar het kamp van Franco over. Ook zonder de theorie van de permanente revolutie begreep de Spaanse bourgeoisie van begin af aan dat de revolutionaire beweging van de massa’s, welke ook haar uitgangspunt zij, zich tegen het privaateigendom van grond en bodem en productiemiddelen zou richten en dat het geheel uitgesloten was deze beweging door democratische maatregelen de baas te worden. In het republikeinse kamp bleven derhalve slechts nietige delen van de bezittende klasse, de heren Azana, Companys e.d. politieke vertegenwoordigers van de bourgeoisie niet echter de bourgeoisie zelf. De bezittende klasse rekende geheel op de militaire dictatuur en verstond het tegelijkertijd haar politieke vertegenwoordigers van gisteren uit te buiten om de socialistische beweging van de massa’s op het “republikeinse” gebied te beperken, te ontbinden en te wurgen.
De linkse republikeinen die niet in de geringste mate meer de Spaanse bourgeoisie vertegenwoordigen, vertegenwoordigen nog minder de arbeiders en boeren. Zij vertegenwoordigen niets dan zichzelf. Echter dankzij hun bondgenoten, de socialisten, stalinisten en anarchisten speelden deze politieke schimmen in de revolutie een beslissende rol. Op welke wijze, zeer eenvoudig: als belichaming van het principe van de “democratische revolutie”, d.w.z., de onaantastbaarheid van het privaateigendom.
De oorzaken van het ontstaan van het Spaanse Volksfront en hun innerlijk mechanisme zijn geheel duidelijk. De taak van de afgedankte leiders van de linkervleugel van de massa’s tot stilstand te brengen en zich op deze wijze het verloren vertrouwen van de uitbuiters terug te winnen.” Waarom hebt gij Franco nodig als wij republikeinen toch hetzelfde doen? De belangen van Azana en Companys vielen op dit centrale punt volkomen samen met die van Stalin, die zich het vertrouwen van de Franse en Britse bourgeoisie wist te veroveren doordat hij met daden zijn geschiktheid bewees de “orde” tegen de “anarchie” te verdedigen, Azana en Companys hadden Stalin als dekking tegenover de arbeiders nodig hijzelf, Stalin, is natuurlijk voor het socialisme maar men mag toch niet de republikeinse bourgeoisie afstoten! Voor Azan en Companys was Stalin noodzakelijk als een ervaren beul met de autoriteit van een revolutionair, zonder dit zou dit verdwijnende groepje nooit in staat geweest zijn, noch gewaagd hebben, de arbeiders aan te grijpen.
De traditionele reformisten van de Tweede Internationale, die door het verloop van de klassenstrijd reeds lang uit het spoor geworpen waren, schepten dankzij de ondersteuning van Moskou opnieuw vertrouwen. Overigens viel deze ondersteuning niet aan alle reformisten maar slechts aan de reactionairsten ten deel, Caballero vertegenwoordigde de richting van de socialistische partij, die zich tot de arbeidersaristocratie wendde. Negrin en Prieto richtten hun blikken steeds op de bourgeoisie. Negrin overwon Caballero met behulp van Moskou. De linkse socialisten en anarchisten, gevangenen van het Volksfront, gaven zich weliswaar moeite om van de democratie te redden wat er te redden viel. Daar zij het echter niet waagden, de massa’s tegen de gendarmen van het Volksfront te mobiliseren, liepen hun bemoeiingen ten slotte op klaaglijk gejammer uit. De stalinisten stonden op deze manier met de meest rechtse openlijk burgerlijke vleugel van de socialistische partij, in bondgenootschap. Zij richtten hun slagen naar links tegen de POUM, de anarchisten en de “linkse” socialisten, d.w.z. tegen de centristische groeperingen, die, hoewel uit de verte, de druk van de revolutionaire massa’s weerspiegelden.
Dit op zichzelf reeds betekenisvolle politieke feit is gelijktijdig voor ons ook een maatstaf voor de ontaarding van de Komintern in de laatste jaren. Te zijner tijd definieerden wij het stalinisme als bureaucratisch centrisme. En de gebeurtenissen hebben een rij van bewijzen voor de juistheid van deze definitie gegeven. Doch nu is zij zichtbaar verouderd. De belangen van de bonapartistische bureaucratie verdragen zich niet meer met centristische halfheid. Doordat de Stalin kliek verzoening met de bourgeoisie nastreeft, is zij alleen nog in staat met de conservatieve groeperingen van de internationale arbeidersaristocratie een verbond aan te gaan. Hiermede is uiteindelijk het contrarevolutionaire karakter van het stalinisme in de internationale arena bewezen.
Wij naderen hier dicht de oplossing van het raadsel, hoe en waarom de, wat aantal en niveau van de leiding betreft, zo onbeduidende “communistische” partij van Spanje in staat was, in hun handen, ondanks het aanwezig zijn van onvergelijkelijk machtiger organisaties van de socialisten en anarchisten, alle machtsmiddelen te verenigen. De meest gangbare verklaring luidt: de stalinisten zouden de macht in ruil tegen de Sovjetwapens verkregen hebben; deze is te oppervlakkig. Als prijs voor de wapens kreeg Moskou Spaans goud. Volgens de wetten van de kapitalistische markt is dit voldoende. Hoe speelde Stalin het echter klaar, als toegift ook nog de macht te verkrijgen? Daarop wordt gewoonlijk geantwoord, doordat de Svjetregering door haar oorlogsleveranties haar autoriteit in de ogen van de massa’s deed stijgen, stelde zij de scherpe maatregelen tegen de revolutionairen als voorwaarde voor haar “medewerking” en ruimde zo de gevaarlijke tegenstanders uit de weg. Dit alles valt niet te bestrijden, maar dit is slechts één en daarbij de onbelangrijkste kant van de zaak. Ondanks de door de Sovjetleveranties geschapen “autoriteit” bleef de Spaanse communistische partij een kleine minderheid en bij de arbeiders stootte zij op groeiende haat. Aan de andere kant was het niet voldoende dat Moskou voorwaarden stelde; nodig was het, dat Valencia ze aanvaardde. Dit is het wezen der zaak. Niet slechts Zamora, Companys en Negrin, maar ook Caballero, toen hij minister-president was, kwamen allen meer of minder bereidwillig de eisen van Moskou tegemoet. Waarom? Omdat deze heren zelf de revolutie in het burgerlijke raam wilden houden. Niet slechts de socialisten, maar ook de anarchisten, boden geen ernstige weerstand aan het stalinistisch program. Zij vreesden zelf een breuk met de bourgeoisie. Zij waren dodelijk verschrikt voor elke revolutionaire stormloop van de arbeiders. Stalin met zijn wapens en zijn contrarevolutionair ultimatum was voor al deze groepen de verlosser. Hij garandeerde hen naar zij hoopten, de militaire overwinning op Franco en bevrijdde hen gelijktijdig van de verantwoording voor het verloop van de revolutie. Zij haastten zich hun socialistisch masker in de garderobe af te geven in de hoop deze later, als Moskou voor hen de burgerlijke democratie weer hersteld zou hebben, weer op te zetten. Zeer gemakkelijk konden deze heren nu hun verraad aan het proletariaat met de noodzakelijkheid van de militaire overeenkomst met Stalin rechtvaardigen. Stalin rechtvaardigde van zijn kant zijn contrarevolutionaire politiek met de noodzakelijkheid van een overeenkomst met de republikeinse bourgeoisie. Slechts onder deze bredere gezichtshoek wordt ons het engelengeduld duidelijk, dat zulke ridders van recht en vrijheid als Azana, Negrin, Companys, Caballero, Garoia Oliver e.a., tegenover de misdaden van de GPoe vertoonden. Wanneer zij zoals zij beweerden, geen andere keus hadden, dan in geen geval daarom, omdat zij de vliegtuigen en tanks niet anders dan met hoofden van revolutionairen en met de rechten van de arbeiders betalen konden, maar omdat hun eigen “zuiver democratisch”, d.w.z. antisocialistisch program zich door geen andere maatregelen dan door terreur verwerkelijken liet. Zo gauw de arbeiders en boeren de weg van hun revolutie betreden d.w.z. fabrieken en landgoederen in beslag nemen, de oude eigenaars wegjagen, stap voor stap de macht veroveren, dan heeft de burgerlijke contrarevolutie – of het een democratische, stalinistische of fascistische is, blijft gelijk – geen ander middel om deze beweging een halt toe te roepen dan bloedig geweld, aangevuld door leugen en bedrog. Het voordeel van de Stalin kliek was, dat zij onmiddellijk de methoden begon aan te wenden die Azana, Companys, Negrin en hun linkse bondgenoten niet in staat waren toe te passen.
Op het grondgebied van het republikeinse Spanje streden op deze wijze twee onverzoenlijke programs met elkaar. Aan de ene zijde het program van de redding van het privaateigendom tegen de aanvallen van het proletariaat, koste wat het koste, en zover als het mogelijk is – redding van de democratie tegenover Franco. Aan de andere kant het program van de vernietiging van het privaateigendom langs de weg van de machtsverovering door het proletariaat. Het eerste program brengt door bemiddeling van de arbeidersaristocratie, de toppen van het kleinburgerdom en in het bijzonder de Sovjetbureaucratie, de belangen van het kapitaal tot uitdrukking. Het tweede program vertolkte in de taal van het marxisme de niet volledig bewuste, maar machtige tendensen van de revolutionaire massabeweging. Ongelukkig voor de revolutie stond tussen het handjevol bolsjewieken en het revolutionaire proletariaat de contrarevolutionaire scheidsmuur van het Volksfront.
De politiek van het Volksfront werd van haar kant volstrekt niet door de pressie van Stalin, als wapenleverancier bepaald. Aan pressie heeft het natuurlijk niet ontbroken. Maar de oorzaak van het succes van deze pressie is in de innerlijke voorwaarden van de revolutie zelf te zoeken. Haar sociale ondergrond was gedurende de gehele zes jaar een groeiend opdringen van de massa’s tegen het regime van de halffeodale en burgerlijke eigendom geweest. De noodzakelijkheid deze eigendom met de meest extreme middelen te verdedigen had juist de bourgeoisie in de armen van Franco gedreven. De republikeinse regering zegde de bourgeoisie toe het eigendom met “democratische” maatregelen te beschermen, zij faalde echter vooral in juli 1938. Toen de toestand aan het front van het eigendom nog dreigender werd dan aan het militaire front gaven de democraten van alle schakeringen, met inbegrip van de anarchisten, toe aan Stalin, deze vond echter in zijn arsenaal geen andere methoden dan die van Franco.
Hetze tegen “trotskisten”, poumisten, revolutionaire anarchisten en linkse socialisten, smerige laster, vervalste documenten, folteringen in de stalinistische gevangenissen, sluipmoorden – zonder dit alles zou het burgerlijk regime onder republikeinse vlag geen twee maanden stand gehouden hebben. De GPoe bleef de toestand meester, alleen omdat ze consequenter dan de anderen, d.w.z. met grotere laagheid en bloeddorstigheid, de belangen van de bourgeoisie tegen het proletariaat heeft verdedigd.
In de strijd tegen de socialistische revolutie zocht de “democraat” Kerenski eerst steun bij een militaire dictatuur van Kornilov en probeerde daarna in de trein van de monarchistische generaal Krasnov Petrograd binnen te komen. Aan de andere kant zagen de bolsjewieken om de democratische revolutie te voleindigen, zich gedwongen de regering “democratische” kwakzalvers en zwetsers omver te werpen. Daarbij maakten zij tegelijkertijd elke poging een militaire (of fascistische) dictatuur op te richten onmogelijk.
De Spaanse revolutie toont opnieuw dat de democratie tegen de revolutionaire massa’s niet anders dan met de methode van de fascistische reactie te beschermen is. En omgekeerd: een werkelijke strijd tegen het fascisme is niet anders te voeren dan met de methode van de proletarische revolutie. Stalin bestreed het “trotskisme” (de proletarische revolutie), terwijl hij de democratie met de bonapartistische maatregelen van de GPoe verwoestte. Daarmede is opnieuw en definitief de door de Komintern overgenomen oude mensjewistische theorie, die van de democratische revolutie en de socialistische revolutie twee zelfstandige historisch van elkaar gescheiden hoofdstukken maakt, te schande gemaakt. Het werk van de Moskouse beulen bevestigt op zijn manier de juistheid van de theorie van de permanente revolutie.
De anarchisten namen in de Spaanse revolutie geen enkel eigen standpunt in. Zij deden niets anders dan tussen bolsjewisme en mensjewisme heen en weer zwenken, duister gezegd de anarchistische arbeiders trachtten instinctief de bolsjewistische weg te volgen (19 juli 1936, meidagen ’37) terwijl omgekeerd de leiders met alle kracht de massa’s in het kamp van het Volksfront, d.w.z. het burgerlijk regime terugdreven.
De anarchisten kenmerkten zich door een fataal gemis aan begrip van de wetten van de revolutie en haar problemen, toen zij probeerden zich te beperken tot hun syndicaten, d.w.z. de geroutineerde organisaties uit de vredesperiode en alles wat zich buiten de grenzen van deze syndicaten in de massa’s, in de politieke partijen en in het staatsapparaat voltrok over het hoofd zagen. Wanneer de anarchisten revolutionairen geweest waren dan hadden zij voor alles tot de vorming van sovjets opgeroepen, waarin zich vertegenwoordigers van alle werkers van stad en land verzamelen, daaronder ook van de meest onderdrukte lagen, die nooit bij de vakbeweging waren aangesloten. In deze sovjets zouden de revolutionaire arbeiders natuurlijk de overheersende positie hebben. De stalinisten zouden een nietige minderheid geweest zijn. Het proletariaat zou zich van zijn onoverwinnelijke kracht bewust geworden zijn. Het burgerlijke staatsapparaat zou in de lucht gehangen hebben. Een sterke slag zou voldoende geweest zijn om dit apparaat volkomen in elkaar te slaan. Het Franse proletariaat zou het Leon Blum niet lang veroorloofd hebben de proletarische revolutie bij de Pyreneeën tegen te houden. Ook de Moskouse bureaucratie zou zich deze luxe nauwelijks veroorloofd kunnen hebben. De moeilijkste vraagstukken zouden vanzelf opgelost zijn.
In plaats daarvan bewezen de anarchosyndicalisten, die in de vakbeweging voor de “politiek” wilden wegkruipen, tot grote verbazing van de gehele wereld en van zichzelf, het vijfde wiel aan de wagen van de burgerlijke democratie te zijn. Niet lang, een vijfde wiel heeft niemand nodig. Nadat Garcia Oliver en co. Stalin en zijn handlangers geholpen hadden de arbeiders de macht te ontnemen, zagen de anarchisten zichzelf uit de Volksfrontregering verjaagd. Ook daarna wisten zij niets beters te doen dan achter de wagen van de overwinnaars aan te lopen en deze hun toegenegenheid te betuigen. De vrees van de kleinburgers voor de grootbourgeois, van de kleine bureaucraten voor de grote bureaucraten werd verborgen achter huichelachtig gepraat over de heiligheid van het eenheidsfront (van de offers met de beulen) en de ontoelaatbaarheid van elke dictatuur, daaronder ook hun eigen. “Hadden wij maar in juli 1936 naar de macht kunnen grijpen...” “Hadden wij maar in mei 1937 naar de macht kunnen grijpen...” De anarchisten smeekten Negrin-Stalin hun verraad aan de revolutie te willen erkennen en belonen. Een stuitend beeld!
De zelfrechtvaardiging “Wij grepen de macht niet, omdat wij niet konden, maar omdat wij het niet wilden, omdat wij tegen iedere dictatuur zijn” enz., legt alleen reeds de onherroepelijke veroordeling van het anarchisme als een door en door antirevolutionaire doctrine bloot. Van de verovering van de macht afzien, betekent vrijwillig de macht overlaten aan hem die deze bezit, d.w.z. de uitbuiters. Het wezen van elke revolutie bestond en bestaat daarin, dat zij een nieuwe klasse aan de macht brengt en haar op die manier de mogelijkheid geeft haar program te verwerkelijken. Men kan geen oorlog voeren zonder de overwinning te willen. Men kan de massa’s geen leiding geven in de opstand zonder zich op de verovering van de macht voor te bereiden. Niemand kon de anarchisten verhinderen, na de greep naar de macht het regime in te voeren, dat zij voor noodzakelijk hielden, aangenomen natuurlijk dat hun program te verwerkelijken zou zijn. Maar de anarchistische leiders verloren zelf het geloof daarin. Zij vluchtten voor de macht, niet omdat zij tegen “iedere dictatuur” waren – in werkelijkheid ondersteunden en ondersteunen zij morrend en huilend de dictatuur Negrin-Stalin – maar omdat zij volkomen hun principes en hun moed verloren hadden, wanneer zij deze tenminste ooit bezeten hebben. Zij waren bang. Vooral waren zij bang voor “isolement”, “interventie”, “fascisme”. Zij waren bang voor Stalin, bang voor Negrin, voor Frankrijk en Engeland. Het meest waren deze fraseurs bang voor de revolutionaire massa’s.
Het afzien van de machtsverovering voert onvermijdelijk iedere arbeidersorganisatie in het moeras van het reformisme en verandert haar in een speelbal van de bourgeoisie, door de klassenstructuur van de maatschappij kan dit niet anders. Aangezien de anarchisten het doel afwezen, nl. de machtsverovering konden zij er ten slotte ook niet omheen, het middel, d.w.z. de revolutie, af te wijzen. De leiders van CNT en FAI hielpen de bourgeoisie niet alleen in juli 1936 een schaduw van de macht te behouden, maar stuksgewijs weer te herstellen, wat zij plotseling verloren had. In mei 1937 saboteerden zij de opstand van de arbeiders en redden daarmee de dictatuur van de bourgeoisie. Zo toonde zich het anarchisme dat slechts antipolitiek wilde zijn, in werkelijkheid antirevolutionair en in de meest kritieke ogenblikken als contrarevolutionair.
De anarchistische theoretici, die na het grote examen van 1931 tot 1937 nog steeds de oude reactionaire nonsens over Kronstadt herhalen en beweren “het stalinisme is een onvermijdelijk gevolg van het marxisme en het bolsjewisme”, bewijzen daarmee slechts dat zij voor de revolutie eens en voor altijd verloren zijn. Gij zegt dat het marxisme reeds op zichzelf ontaard is en dat het stalinisme zijn wettige nakomeling is. Waarom echter staan wij rev. marxisten in een strijd op leven en dood tegen het stalinisme over de gehele wereld? Waarom ziet de Stalinbende in het trotskisme de hoofdvijand? Waarom is elke toenadering tot onze denkbeelden of ons actiesysteem (Durutti, Andres Nin, Landau e.a.) aanleiding voor de gangsters van het stalinisme om met een bloedgericht te antwoorden? Waarom werden aan de andere kant de leiders van het Spaanse anarchisme tijdens de Moskouse en Madrileense GPoe-misdaden ministers van Caballero-Negrin, d.w.z. knechten van de bourgeoisie en van Stalin? Waarom blijven de anarchisten ook nu onder het voorwendsel van strijd tegen het fascisme vrijwillige gevangenen van Stalin-Negrin, d.w.z. van de beulen van de revolutie, die hun onbekwaamheid om het fascisme te bestrijden hebben bewezen? De advocaten van het anarchisme, die zich achter Kronstadt en Machno verbergen misleiden niemand. In de episode van Kronstadt en in de strijd tegen Machno verdedigden wij de proletarische revolutie tegen de contrarevolutie van de boeren. De Spaanse anarchisten verdedigden en verdedigen de burgerlijke contrarevolutie tegen de proletarische revolutie. Geen sofisme zal uit de geschiedenis het feit wegnemen, dat in de Spaanse revolutie anarchisme en stalinisme aan de ene zijde van de barricade stonden, de arbeidersmassa’s en de revolutionaire marxisten aan de andere zijde. Dit is de waarheid, die voor eeuwig in het bewustzijn van het proletariaat gegrift zal worden.
Met de POUM staat het niet veel beter. Theoretisch probeerde zij wel te steunen op de formule van de permanente revolutie (daarom juist noemden de stalinisten de poumisten trotskisten). Maar de revolutie stelt zich niet tevreden met theoretische waarderingen. In plaats van de massa’s tegen de reformistische leiders, met inbegrip van de anarchisten, te mobiliseren, probeerde de POUM deze heren van de voortreffelijkheid van het socialisme boven het kapitalisme te overtuigen. Op deze stemvork waren alle artikelen en redevoeringen van de POUM-leiders afgestemd. Om de anarchistische leiders niet van zich verwijderen, hebben wij in de CNT noch cellen gebouwd noch welke arbeid dan ook tot stand gebracht. Scherpe conflicten ontwijkend brachten zij geen revolutionaire arbeid in het republikeinse leger tot stand. In plaats daarvan vormden zij “hun eigen” vakbonden en richtten “hun eigen militie” op, die “hun eigen gebouwen” beschermde of “hun eigen” gedeelte van het front bezette. Doordat de POUM de revolutionaire voorhoede van de klasse isoleerde ontmande zij de voorhoede en liet de klasse zonder leiding. Politiek stond de POUM de gehele tijd veel nader bij het Volksfront, welker linkervleugel zij dekte, dan bij het bolsjewisme. Dat de POUM nochtans ten offer viel aan een bloedige en gemene onderdrukking, gebeurde omdat het Volksfront zijn zending, het wurgen van de socialistische revolutie, niet anders vervullen kon dan door stuksgewijs afhakken van haar eigen linkervleugel.
Trots haar bedoelingen was de POUM tenslotte de voornaamste hinderpaal op de weg tot vorming van een revolutionaire partij. De platonische of diplomatieke aanhangers van de Vierde Internationale, die zoals de leider van de Hollandse RSAP, Sneevliet, demonstratief de POUM in haar halfheid, besluiteloosheid en ontwijken, in één woord in haar centrisme ondersteunen, hebben een geweldige verantwoording op zich geladen. De revolutie duldt geen centrisme. Zij ontmaskert en vernietigt het. Daarbij compromitteert zij de vrienden en advocaten van het centrisme. Dit is één van de voornaamste lessen van de Spaanse revolutie.
De socialisten en anarchisten, die hun capitulatie voor Stalin proberen te rechtvaardigen met de noodzakelijkheid de Moskouse wapens te betalen met het afstand doen van principes en geweten, liegen eenvoudig weg en liegen dom. Natuurlijk zouden velen van hen er de voorkeur aan gegeven hebben zonder moorden en vervalsingen rond te kunnen komen. Maar elk doel verlangt overeenkomstige middelen. Sedert april 1931, d.w.z. lang voor het militaire ingrijpen van Moskou, hebben de socialisten en anarchisten alles gedaan wat zij konden om de proletarische revolutie te remmen. Stalin leerden hen hoe zij deze arbeid tot het eind toe moesten doorvoeren. Zij werden slechts de medeschuldigen van Stalin, omdat zij zijn politieke geestverwanten waren.
Indien de leiders van de anarchisten ook maar een beetje op revolutionairen geleken hadden, dan hadden zij de eerste druk van Moskou moeten beantwoorden, niet alleen met de doorvoering van de socialistische aanval, maar ook met de ontmaskering voor de internationale arbeidersklasse van de contrarevolutionaire voorwaarden van Stalin. Daarmee zouden zij de Moskou-bureaucratie genoodzaakt hebben openlijk te kiezen tussen de socialistische revolutie en de dictatuur van Franco. De Thermidoriaanse bureaucratie vreest en haat de revolutie. Maar zij vreest ook door een fascistische omsingeling verdrukt te worden. Bovendien is zij van de arbeiders afhankelijk. Alles wijst erop dat Moskou gedwongen geweest zou zijn wapens te leveren, en zeker wel tegen een meer aannemelijke prijs.
Maar het Moskou van Stalin is niet het begin en het eind van de wereld. In anderhalf jaar burgeroorlog kon en moest men de Spaanse oorlogsindustrie uitbouwen en ontwikkelen door het omzetten van een reeks bedrijven met vredesproductie in oorlogsindustrie. Deze arbeid werd daarom slechts niet doorgevoerd, omdat het initiatief van de arbeidersorganisaties op dezelfde wijze door Stalin als door zijn bondgenoten werd bestreden. Een sterke oorlogsindustrie zou een machtig wapen in de handen van de arbeiders zijn geweest. De leiders van het Volksfront verkozen de afhankelijkheid van Moskou.
Juist in dit vraagstuk wordt de perfide rol van het Volksfront bijzonder duidelijk aangetoond, dat de verantwoording voor het verraderlijke gesjacher van de bourgeoisie met Stalin op de proletarische organisaties legde. In zoverre de anarchisten in de minderheid waren, konden zij natuurlijk niet onmiddellijk verhinderen dat het regerende blok tegenover Moskou of de heren van Moskou (Londen en Parijs) haar welgevallige verplichtingen aanging. Maar zij konden en moesten, zonder daarom op te houden aan het front de beste strijders te zijn, zich openlijk van het verraad en de verraders afgrenzen, de massa’s opheldering over de ware toestand te geven, haar tegen de burgerlijke regering mobiliseren, dagelijks in kracht toenemen, om ten slotte de macht en daarmee ook de Moskouse wapens te grijpen.
Wat echter, wanneer Moskou bij gebrek aan een Volksfront er in ieder geval van afgezien zou hebben, wapens te verschaffen? En hoe, antwoorden wij hierop, wanneer er helemaal geen Sovjet-Unie geweest zou zijn? De revoluties overwonnen tot nu toe volstrekt niet dankzij hoge buitenlandse beschermers, die hun de wapens leverden. De buitenlandse beschermers stonden gewoonlijk aan de zijde van de contrarevolutie. Moet men aan de ervaring van de interventie van Franse, Engelse, Amerikaanse, Japanse en andere troepen tegen de Sovjet herinneren? Het Russische proletariaat overwon de reactie in het binnenland en de buitenlandse interventies zonder militaire ondersteuning van buiten. De revoluties overwinnen voor alles door middel van een koen sociaal program, dat de massa mogelijk maakt, de op hun grondgebied voor handen zijnde wapens te veroveren en het vijandelijke leger te ontbinden. Het Rode Leger nam Franse, Engelse en Amerikaanse militaire voorraden in beslag en joeg de vreemde expeditiekorpsen in zee. Is dit reeds bijna vergeten?
Indien aan de spits van de gewapende arbeiders en boeren, d.w.z. aan de spits van het zgn. republikeinse Spanje revolutionairen gestaan hadden en geen laffe agenten van de bourgeoisie, dan zou het probleem van de bewapening helemaal niet zo’n rol van de eerste rang gespeeld hebben. Het leger van Franco, met inbegrip van de Marokkaanse koloniale soldaten en de soldaten van Mussolini is in geen geval tegen revolutionaire besmetting gevrijwaard. Van alle kanten door de vlammen van de socialistische omwenteling aangegrepen, zouden de soldaten van het fascisme een nietige grootheid voorgesteld hebben. Het ontbrak in Madrid en Barcelona niet aan wapens en ook niet aan militair ‘genie’: wat er ontbrak, was de revolutionaire partij!
De voorwaarden voor de overwinning van de massa’s in de burgeroorlog tegen het leger van de onderdrukkers zijn in wezen zeer eenvoudig.
1. De strijders van het revolutionaire leger moeten zich volkomen bewust zijn dat zij voor hun volledige sociale bevrijding vechten, en niet voor het herstel van de oude (‘democratische’) vormen van uitbuiting.
2. Datzelfde moeten de arbeiders en boeren in het achterland, zowel als in dat van de vijand, weten en begrijpen.
3. De propaganda van het eigen front, aan het front van de tegenstander en in het achterland van beiden moet diep van de geest van de sociale revolutie doordrongen zijn. De leus: ‘Eerst de overwinning en dan de hervormingen’ is de leus van alle onderdrukkers en uitbuiters, vanaf de bijbelse koningen tot aan Stalin.
4. De politiek moet door de klassen en lagen, die aan de strijd deelnemen, bepaald worden. De revolutionaire massa’s moeten een staatsapparaat bezitten dat direct en onmiddellijk hun wil tot uitdrukking brengt. Dit apparaat kan niets anders zijn dan de Sovjets van de arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden.
5. Het revolutionaire leger moet de meest dringende, directe maatregelen van de sociale revolutie niet slechts verkondigen, maar in de veroverde provincies onverwijld verwezenlijken, onteigening van de voorraden levensmiddelen en manufacturen en andere voorraden en hun afgifte aan de behoeftigen, herverdeling van de woningen in het belang van de werkers en in het bijzonder van de oorlogsfamilies, onteigening van de grond en de landbouwinventaris in het belang van de boeren, het instellen van de arbeiderscontrole over de productie en de Sovjetmacht i.p.v. de vroegere bureaucratie.
6. Uit het revolutionaire leger moeten zonder pardon de vijanden van de socialistische revolutie, d.w.z. de uitbuiters-elementen en hun agenten, al verbergen zij zich achter het masker van ‘democraten’, ‘republikeinen’, ‘socialisten’ en ‘anarchisten’, verdreven worden.
7. Aan de spits van elk deel van de troepen moet een Commissaris met de onberispelijke autoriteit van een revolutionair en strijder staan.
8. In elk deel van de troepen moet een vastbesloten, uit de meest opofferingsgezinde, door de arbeidersorganisaties aangewezen strijders gevormde cel bestaan.
9. Het commando bevat in de eerste tijd noodzakelijkerwijs vele vreemde en onbetrouwbare elementen. Zij moeten beproefd en geschift worden op grond van de ervaring in de strijd, op rapporten van de commissarissen en het oordeel van de eenvoudige strijders. Tegelijkertijd daarmee moet de vorming van commandanten uit de rijen van de revolutionaire arbeiders nadrukkelijk ter hand genomen worden.
10. De strategie van de burgeroorlog moet de regels van de krijgskunst verenigen met de opgaven van de sociale revolutie. Niet slechts in de propaganda, maar ook bij de militaire operaties is het noodzakelijk de sociale samenstelling van de verschillende troependelen van de tegenstander te bestuderen (burgerlijke vrijwilligers, gemobiliseerde boeren, of als bij Franco koloniale slaven) en bij de keus van de operatielinies zich streng te richten naar de sociale structuur van de betreffende delen van het land (revolutionaire of reactionaire, industrie-streek of boerendistricten, districten met onderdrukte nationaliteiten, enz.) Kortom, de revolutionaire politiek beheerst de strategie.
11. De revolutionaire regering, zowel als het uitvoerend comité van arbeiders en boeren moet het verstaan, het volle vertrouwen van het leger en de arbeidersbevolking te veroveren.
12. De buitenlandse politiek moet haar hoofddoel daar in zien, het revolutionaire bewustzijn van de arbeiders, uitgebuite boeren en onderdrukte nationaliteiten van de gehele wereld te wekken.
De voorwaarden voor de overwinning zijn zoals men ziet zeer eenvoudig. In hun geheel genomen heten zij sociale revolutie. Geen enkele van deze voorwaarden was in Spanje voor handen. De voornaamste oorzaak: er was geen revolutionaire partij. Stalin probeerde weliswaar de uiterlijke manieren van het bolsjewisme op Spaanse bodem over te planten: politiekbureau, commissarissen, cellen, GPoe enz. Maar deze vormen beroofde hij van hun socialistische inhoud. Hij verwierp het bolsjewistisch program en daardoor de sovjets de onontbeerlijke vorm voor het revolutionaire initiatief van de massa’s. Hij stelde de techniek van het bolsjewisme in dienst van de burgerlijke eigendom. In zijn bureaucratische beperktheid beeldde hij zich in dat “commissarissen” op zichzelf reeds in staat zouden zijn de overwinning te waarborgen. Maar de commissarissen van het privaateigendom bleken slechts in staat te zijn de nederlagen te garanderen.
Het Spaanse proletariaat heeft eigenschappen van de eerste rang voor de strijd aan de dag gelegd. Wat betreft zijn specifiek gewicht in de economie van het land zijn politiek en cultureel niveau, stond het van de eerste dag van de revolutie niet lager maar hoger dan het Russische proletariaat van het jaar 1917. De voornaamste hinderpalen die zijn overwinning in de weg stonden, waren zijn eigen organisaties. De commanderende kliek bestond overeenkomstig haar contrarevolutionaire functies uit betaalde agenten, carrièremakers, gedeclasseerde elementen en verder uit alle mogelijke sociale afval. De vertegemoord1gers van de andere arbeidersorganisaties, ziekelijke reformisten, anarchistische fraseurs, hulpeloze POUM-centristen, bromden, zuchtten, zwenkten, manoeuvreerden, pasten zich tenslotte bij de stalinisten aan. Het resultaat van dit hand in hand gaan was, dat het kamp van de sociale revolutie – de arbeiders en boeren – ondergeschikt gemaakt werd aan de bourgeoisie, of juister aan haar schaduw, zich van zijn wezen, zijn ziel en zijn bloed beroofd zag. Aan heldendom van de massa’s of aan moed van enkele revolutionairen ontbrak het niet. Maar de massa’s waren aan zichzelf overgelaten en de revolutionairen waren geïsoleerd, zonder program, zonder plan van actie. De “republikeinse” legeraanvoerders bekommerden zich meer om de onderdrukking van de sociale revolutie, dan om militaire overwinningen. De soldaten verloren het vertrouwen in de commandanten, de massa’s het vertrouwen in de regering, de boeren hielden zich afzijdig, de arbeiders werden moe, nederlaag volgde op nederlaag, de demoralisatie groeide. Het was niet moeilijk dit alles reeds bij het begin van de burgeroorlog vooruit te zien. Daardoor, dat het Volksfront zich de taak stelde het kapitalistische regime te redden, wijdde zij zich aan de militaire nederlaag. Het bolsjewisme op zijn kop stellend, speelde Stalin met volledig succes de rol van voornaamste doodgraver van de revolutie.
De Spaanse ervaring bewijst overigens weer opnieuw dat Stalin noch van de Oktoberrevolutie noch van de burgeroorlog iets begrepen heeft. Zijn traag provinciaal denken bleef hopeloos achter bij het stormachtige verloop van de gebeurtenissen van 1917-1921. In al zijn redevoeringen en artikelen van het jaar 1917 waarin hij eigen gedachten uitte, is zijn latere Thermidoriaanse “doctrine” reeds volkomen vervat. In deze zin is de Stalin van Spanje 1937 de voortzetter van de Stalin van de maartconferentie van de bolsjewieken in het jaar 1917. Maar in 1917 vreesde hij de revolutionaire arbeiders slechts, in 1937 verstikte hij ze. De opportunist veranderde in beul.
Was evenwel voor de overwinning over de Caballero- en de Negrin-regering toch burgeroorlog in het achterland van het republikeinse leger nodig!, roept de democratische filister verschrikt uit. Alsof in het republikeinse Spanje ook zonder dit geen burgeroorlog woedde en wel de meest gemene en eerloze van alle, een oorlog van de bezitters en uitbuiters tegen de arbeiders en boeren. Deze ononderbroken oorlog vindt zijn uitdrukking in de arrestatie en vermoording van revolutionairen, de onderdrukking van de massabeweging, de ontwapening van de arbeiders, de bewapening van de burgerlijke politie, de weigering van wapens en hulp voor de arbeidersafdelingen aan het front, ten slotte daarin, dat de ontwikkeling van een oorlogsindustrie kunstmatig verhinderd wordt. Ieder van deze handelingen is een zware slag voor het front, direct door het klassebelang van de bourgeoisie gedicteerd, militair verraad. Echter de “democratische” filisters – met inbegrip van de stalinisten, socialisten en anarchisten – houden de burgeroorlog van de bourgeoisie tegen het proletariaat, zelfs onmiddellijk achter het front voor een zeer natuurlijk en onvermijdelijke oorlog die het doel heeft de “eenheid van het Volksfront” te behouden. Daarentegen is de burgeroorlog van het proletariaat tegen de “republikeinse” contrarevolutie in de ogen van deze filisters een misdadige, “trotskistische” oorlog, die de “eenheid van de antifascistische krachten” verscheurt. Tientallen, Norman Thomas, Major, Attlee, Otto Bauer, Zyromsky, Malreau en kleine leugenkramers als Duranti en Louis Fischer gaan met deze slavenwijsheid over de gehele wereld venten. Intussen wordt de “Volks”-frontregering van Madrid naar Valencia, van Valencia naar Barcelona verplaatst.
Kan het fascisme, zoals de feiten aantonen, slechts door de socialistisch revolutie neergeslagen worden, aan de andere kant is een succesvolle opstand van het proletariaat slechts dan denkbaar wanneer de heersende klasse tengevolge van zeer grote moeilijkheden in de klem raakt. Alleen de democratische filisters beroepen zich juist op deze moeilijkheden om de ontoelaatbaarheid van een proletarische opstand aan te tonen. Als het proletariaat er op zou moeten wachten tot de democratische kleinburgers het uur van zijn bevrijding aankondigden, dan zou het eeuwig slaaf blijven. De arbeiders te leren, de reactionaire filisters achter al hun maskers te herkennen en ze ongeacht deze maskers te verafschuwen, is de eerste en hoogste plicht van een revolutionair.
De dictatuur van de stalinisten over het republikeinse kamp is door zijn wezen een kort leven beschoren. Wanneer de door de Volksfrontpolitiek teweeg gebrachte nederlaag nog eenmaal het Spaanse proletariaat tot een revolutionaire aanval drijft, en ditmaal met succes, dan zal de Stalin-kliek weggevaagd worden. Wanneer het echter – wat helaas waarschijnlijker is – Stalin gelukt zijn doodgraverswerk van de revolutie te voleindigen, kan hij ook in dat geval geen dank verwachten. De Spaanse bourgeoisie gebruikte hem als beul, maar als beschermer en schoolmeester heeft zij hem in geen geval nodig. Londen en Parijs enerzijds, Berlijn en Rome anderzijds zijn in haar ogen veel solidere firma’s dan Moskou. Mogelijk dat Stalin zelf nog vóór de beslissende catastrofe zijn hand van Spanje wil aftrekken: hij hoopt op deze wijze de verantwoording voor de nederlaag op zijn naaste bondgenoten te laden. Daarna zal dan Litvinov bij Franco een verzoek tot herstel van de diplomatieke betrekkingen doen. Dit alles hebben wij meer dan eens gezien.
Intussen zou zelfs een volledige militaire overwinning van het zogenaamd republikeinse leger over generaal Franco niet de triomf van de “democratie” betekenen. De arbeiders en boeren hebben de burgerlijke republikeinen en hun linkse agenten tweemaal aan de macht gebracht: in april 1931 en in februari 1936. Beide malen leverden de Volksfronthelden de overwinning van het volk uit aan meer reactionaire en meer serieuze vertegenwoordigers dan de bourgeoisie. De derde, door de Volksfrontgeneraals bevochten overwinning, zal onvermijdelijk een overeenkomst met de fascistische bourgeoisie over de ruggen van de arbeiders en boeren betekenen. Dit regime zal niet anders zijn dan een vorm van militaire dictatuur, wellicht zonder monarchie en zonder openlijke heerschappij van de Katholieke Kerk.
Tenslotte is het mogelijk, dat plaatselijke overwinningen van de republikeinen door de “onbaatzuchtige” Engels-Franse bemiddelaars benut worden onder elkaar bestrijdende kampen te verzoenen. Het is niet moeilijk te begrijpen dat bij deze varianten de laatste resten van de democratie in de broederlijke omarmingen van de generaals Miaja (van de communisten) met Franco (fascisten) verstikt zullen worden. Nogmaals: tot overwinnen is slechts of de socialistische revolutie of het fascisme in staat.
Het is overigens niet uitgesloten dat de tragedie op het laatste ogenblik voor een klucht plaats maakt. Wanneer de Volksfronthelden hun laatste hoofdstad in de steek zullen laten, zullen zij wellicht, voor zij zich inschepen, of met vliegtuigen zullen vertrekken, een reeks “socialistische” hervormingen afkondigen, om bij het volk een “goede herinnering” achter te laten. Het zal hun echter niets helpen. De arbeiders van de gehele wereld zullen zich met verachting en haat de partijen herinneren, die de heldhaftige revolutie ten gronde gericht hebben.
De tragische ervaring van Spanje is een bittere waarschuwing – wellicht de laatste waarschuwing voor nog grotere gebeurtenissen – een waarschuwing voor alle vooraanstaande arbeiders van de wereld. “De revoluties zijn de locomotieven van de geschiedenis”, zei Marx. Zij rijden sneller dan de half- of kwart-revolutionaire partijen. Wie achter blijft, raakt onder de wielen van de locomotief en brengt – dat is het grootste gevaar – niet zelden daarbij de locomotief tot ontsporing. Het is nodig het probleem van de revoluties tot het eind, tot in de laatste concrete conclusies, te doordenken. Het is nodig de politiek op de fundamentele wetten van de revolutie, d.w.z. op de beweging van de elkaar bestrijdende klassen in te stellen en niet op de vooroordelen en angst van de oppervlakkige kleinburgerlijke groepen, die zich met “Volks”- en wie weet wat voor front betitelen. De lijn van de geringste weerstand is in de revolutie de lijn van de grootste ineenstorting. De vrees voor “isolatie” van de bourgeoisie, betekent isolatie van de massa. Aanpassing aan de conservatieve vooroordelen van de arbeidersaristocratie betekent verraad aan de arbeiders en aan de revolutie. Overmatige “voorzorg” is de meest onheilspellende onvoorzichtigheid. Dit zijn de voornaamste lessen uit de ineenstorting van de eerlijkste politieke organisatie in Spanje, namelijk de centristische POUM. De partijen en groepen van het Londens Bureau zijn niet van plan, noch in staat uit de laatste waarschuwing de nodige conclusies te trekken. Daarmee geven zij zichzelf aan de ondergang prijs. Daarvoor vormt zich echter op grond van de lessen, die uit de nederlagen worden getrokken, thans een nieuwe generatie van revolutionairen. Zij heeft de schandelijke roeping van de Tweede Internationale zich in de werkelijkheid zien bevestigen. Zij heeft de gehele diepte van het verval van de Derde Internationale gemeten. Zij leerde de anarchisten niet naar hun woorden, maar naar hun daden te beoordelen. Een geweldige, onschatbare school, betaald met het bloed van talloze strijders! De revolutionaire kaders verzamelen zich thans alleen rond de banier van de Vierde Internationale, onder de slagen van de nederlagen is zij ontstaan, om de werkers naar de overwinning te leiden.