Eerste publicatie: mei-juni 1938
Transcriptie en voetnoten: Geert Cool. Eerst
gepubliceerd door LSP, november 2003
Deze versie: Trotski Internet-Archief (marxists.org)
november 2003; code en spelling aangepast door Maarten Vanheuverswyn, december 2003
Inhoud
1. De objectieve voorwaarden voor de socialistische
revolutie
2. Het proletariaat en zijn leiding
3. Minimum-programma en overgangsprogramma
4. De glijdende loonschaal en de glijdende uurschaal
5. De vakbonden in het overgangstijdperk
6. De fabriekscomités
7. Het "zakengeheim" en de arbeiderscontrole
8. De onteigening van afzonderlijke kapitaalsgroepen
9. De onteigening van de particuliere banken en het tot
staatszaak maken van het kredietsysteem
10. Stakingsposten, weerafdelingen, arbeidersmilitie,
bewapening van het proletariaat
11. Verbond van arbeiders en boeren
12. Strijd tegen imperialisme en oorlog
13. Arbeiders- en boerenregering
14. De sovjets
15. Onderontwikkelde landen en het overgangsprogramma
16. Het overgangsprogramma in de fascistische landen
17. De toestand in de USSR en de taken tijdens de
overgangsperiode
18. Tegen opportunisme en revisionisme
19. Tegen het sektarisme
20. Vrij baan voor de jeugd! Vrij baan voor de werkende
vrouw!
21. Onder het vaandel van de Vierde Internationale!
Het belangrijkste kenmerk voor de algemene politieke toestand op wereldvlak is de historische crisis van de proletarische leiding.
De economische voorwaarden voor de proletarische revolutie hebben reeds lang het hoogste punt van rijpheid bereikt, dat onder het kapitalisme bereikt kan worden. De productieve krachten van de mensheid zijn opgehouden te groeien. Nieuwe uitvindingen en nieuwe technische vooruitgang brengen geen verhoging van de materiële rijkdom meer met zich mee. In de sociale crisis van heel het kapitalistische systeem leggen conjuncturele crisissen de massa’s steeds zwaardere ontberingen en steeds meer leed op. De groeiende werkloosheid verdiept op haar beurt de crisis van de staatsfinancies en ondergraaft de ontredderde valuta’s. Democratische evenals fascistische regeringen tuimelen van het ene bankroet in het andere.
De bourgeoisie zelf, ziet geen uitweg. In de landen, waar ze reeds gedwongen werd het fascisme als haar laatste troef uit te spelen, stort ze zich met gesloten ogen in een economische en militaire catastrofe. In de historisch bevoorrechte landen, d.w.z. in de landen, waar ze zich ten koste van de oude nationale accumulatie(s) nog voor een zekere tijd de luxe van de democratie veroorloven kan (Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten, enz...) bevinden zich alle traditionele partijen van het kapitaal in een toestand van radeloosheid, die soms aan wilsverlamming grenst. De “New Deal” vertegenwoordigt, ondanks zijn aanvankelijk tentoongespreide vastberadenheid, slechts een bijzondere vorm van radeloosheid, slechts mogelijk in een land, waar de bourgeoisie erin geslaagd is onmetelijke rijkdommen op te hopen. De huidige crisis, die nog helemaal niet ten einde is, leverde reeds het bewijs dat de “New Deal”-politiek [1] in de Verenigde Staten, evenmin als de Volksfront-politiek in Frankrijk [2], een uitweg uit het economische slop betekent.
De internationale verhoudingen laten geen beter beeld zien. Onder de groeiende druk van het kapitalistische verval hebben de imperialistische tegenstellingen de grens bereikt, waarop de verschillende conflicten en bloedige uitbarstingen (Abessinië [3], Spanje, Verre Oosten, Midden-Europa) onvermijdelijk op een wereldbrand moeten uitlopen.
De bourgeoisie is zich vanzelfsprekend bewust van het dodelijke gevaar dat een nieuwe oorlog voor haar heerschappij betekent. Maar ze is thans nog minder in staat de oorlog af te wenden, dan aan de vooravond van 1914.
Al het gepraat, dat de historische voorwaarden voor het socialisme nog “niet rijp” zouden zijn, is slechts een product van onwetendheid of van bewust bedrog. De objectieve voorwaarden voor de proletarische revolutie zijn niet slechts “rijp”, maar zijn al aan het rotten. Zonder sociale revolutie en wel in de eerstvolgende historische periode, wordt de hele menselijke beschaving met een catastrofe bedreigd. Alles hangt af van het proletariaat, d.w.z. in de eerste plaats van haar revolutionaire voorhoede. De historische crisis van de mensheid is terug te voeren op de crisis van de revolutionaire leiding.
Economie, staat en politiek van de bourgeoisie, alsmede haar internationale betrekkingen zijn zwaar aangetast door de sociale crisis, die de pré-revolutionaire situatie van de maatschappij kenmerkt. De voornaamste hindernis bij de omzetting van de pré-revolutionaire situatie in een revolutionaire is het opportunistische karakter van de proletarische leiding, haar kleinburgerlijke angst voor de grote bourgeoisie en de verraderlijke band, die zij met haar aanhoudt, zelfs in haar doodsstrijd.
In alle landen is het proletariaat door diepe onrust aangegrepen. Miljoenen mensen geraken steeds opnieuw in revolutionaire beweging, maar telkens weer stoten zij op de tegenstand van haar eigen conservatieve bureaucratische apparaten.
Het Spaanse proletariaat heeft sinds april 1931 een reeks halfslachtige pogingen ondernomen om de macht te grijpen en het lot van de maatschappij in handen te nemen. Zijn eigen partijen echter — sociaaldemocratisch, stalinistisch, anarchistisch en POUM — werkten ieder op hun manier als rem, en bereidden zo Franco’s overwinning voor.[4]
De machtige golf van bezettingsstakingen in Frankrijk, vooral in juni 1936, toonde wel aan dat proletariaat klaar stond om het kapitalistische systeem ten val te brengen. Evenwel, de leidende organisaties — socialisten, stalinisten, de vakverenigingen — wisten onder het uithangbord van het Volksfront, tenminste voorlopig, de revolutionaire stroom in te dammen en tegen te houden.[5]
De tot nu toe ongekende grote golf van de “sit-down” (bedrijfsbezettings-)stakingen en de zeer snelle groei van de industriële vakverenigingen in de Verenigde Staten (de C.I.O.) zijn de meest onbetwistbare uiting van het instinctieve streven van de Amerikaanse arbeiders om zich tot op het niveau van de hun door de geschiedenis opgelegde taken te verheffen. Maar ook hier doen de leidende organisaties, de nieuw opgerichte C.I.O. inbegrepen, alles wat ze kunnen om het revolutionaire offensief van de massa’s in toom te houden en te verlammen.
Het definitieve overlopen van de Komintern[6] naar de kant van de burgerlijke orde, haar cynisch contra-revolutionaire rol in heel de wereld, in het bijzonder in Spanje, Frankrijk, de Verenigde Staten en andere “democratische” landen, heeft voor het wereldproletariaat verdere buitengewone moeilijkheden teweeggebracht. Zich verschuilend achter het vaandel van de Oktoberrevolutie doemt de Komintern, door haar politiek van Volksfronten, die een politiek van klassenverzoening is, de arbeidersklasse tot onmacht en effent zij de weg voor het fascisme.
“Volksfronten” enerzijds, fascisme anderzijds, zijn de laatste politieke middelen van het imperialisme in de strijd tegen de proletarische revolutie. Van historisch gezichtspunt uit zijn beide middelen evenwel slechts ficties. De ontbinding van het kapitalisme zet zich voort, in Frankrijk onder het teken van de Phrygische muts[7], in Duitsland onder het hakenkruis. De enige uitweg die nog rest is de omverwerping van de bourgeoisie.
De oriëntatie van de massa’s wordt enerzijds bepaald door de objectieve voorwaarden van het in ontbinding zijnde kapitalisme; anderzijds door de verraderspolitiek van de oude arbeidersorganisaties. Van beide factoren is de eerste natuurlijk de beslissende: de wetten van de geschiedenis zijn sterker dan de bureaucratische apparaten. Hoeveel verschillende methoden de sociaal-verraders ook hebben, van Blums [8] “sociale” wetgeving tot Stalins zwendelprocessen[9] toe, zij zullen er toch nooit in slagen de revolutionaire wil van het proletariaat te breken.
Steeds duidelijker zullen hun vertwijfelde inspanningen om het rad van de geschiedenis terug te draaien, de massa’s tonen, dat de crisis van de proletarische leiding, die tot crisis van de menselijke beschaving uitgegroeid is, alleen door de Vierde Internationale overwonnen kan worden.
De strategische taak voor de eerstvolgende periode, een voor-revolutionaire periode van agitatie, propaganda en organisatie, bestaat in het overwinnen van de tegenstellingen tussen de rijpheid van de objectieve voorwaarden voor de revolutie en de onrijpheid van het proletariaat en zijn voorhoede (de ontreddering en ontgoocheling van de oude generatie, gebrek aan ervaring van de jongeren). De massa’s moeten bij hun dagelijkse strijd geholpen worden de brug te slaan tussen hun directe eisen en het programma van de socialistische revolutie. Deze brug moet bestaan uit een systeem van overgangseisen die vertrekken van de huidige situatie en het huidig bewustzijn van de brede lagen van de arbeidersklasse en onveranderlijk tot één en dezelfde conclusie voeren: de verovering van de macht door het proletariaat.
De klassieke sociaaldemocratie, die haar activiteit ontplooide in het tijdvak van het progressieve kapitalisme, verdeelde haar programma in twee van elkaar onafhankelijke delen: het minimum-programma, dat zich tot hervormingen in het raam van de burgerlijke maatschappij beperkte, en het maximum-programma, dat voor een onbepaalde toekomst de vervanging van het kapitalisme door het socialisme beloofde. Tussen het minimum- en het maximum-programma bestond geen brug. De sociaaldemocratie had zo’n brug ook helemaal niet nodig, want over socialisme sprak zij immers slechts op zon- en feestdagen.
De Komintern trad in de voetstappen van de sociaaldemocratie in het tijdperk van het in ontbinding verkerende kapitalisme, waarin van systematische sociale hervormingen en van een verhoging van de levensstandaard van de massa’s geen sprake meer kan zijn, waarin de bourgeoisie steeds met de rechterhand het dubbele terugneemt van wat ze met de linkerhand heeft gegeven (belastingen, invoerrechten, inflatie, “deflatie”, hoge prijzen, werkloosheid, politiële reglementering van stakingen, enz.); waarin elke ernstige eis van het proletariaat en zelfs iedere progressieve eis van de kleinburgerij onvermijdelijk de grenzen van het kapitalistische eigendom en de burgerlijke staat overschrijdt.
De strategische taak van de Vierde Internationale bestaat niet in de hervorming, maar in de omverwerping van het kapitalisme. Haar politieke doel is de verovering van de macht door het proletariaat, om de onteigening van de bourgeoisie te realiseren. Deze strategische taak kan echter niet vervuld worden zonder de grootst mogelijke aandacht voor alle problemen in verband met de tactiek, zelfs voor kleine problemen en deelproblemen.
Alle delen van het proletariaat, al zijn lagen, beroepen en groepen moeten in de revolutionaire beweging meegesleept worden. Wat het huidige tijdvak onderscheidt is niet dat in deze periode de revolutionaire partij van het prozaïsche werk van alle dag bevrijd zou zijn, maar dat het nu mogelijk is deze strijd te voeren in onverbrekelijke samenhang met de taken van de revolutie.
De IVe Internationale verwerpt de eisen van het oude “minimum”-programma niet als ze enige levenskracht hebben behouden. Zij verdedigt onvermoeibaar de democratische rechten en sociale verworvenheden van de arbeiders. Zij doet dit werk van elke dag echter in een juist, reëel, t.t.z. een revolutionair perspectief. In de mate dat de oude “minimale” deeleisen van de massa’s botsen met de destructieve en degraderende tendensen van het decadente kapitalisme — en dat gebeurt elke keer — schuift de IVe Internationale een systeem van overgangseisen naar voor, die als bedoeling hebben zich meer en meer openlijk en resoluut op te stellen tegenover de eigenlijke basis van het burgerlijke systeem. Het oude “minimum-programma” wordt telkens weer voorbijgestreefd door het overgangsprogramma, waarvan de taak erin bestaat de massa’s systematische te mobiliseren voor de proletarische revolutie.
In de huidige omstandigheden, nu het kapitalisme in een stadium van ontbinding verkeert, leiden de massa’s het trieste leven van onderdrukten en lopen ze meer dan ooit het gevaar in de afgrond van de armoede geworpen te worden.
Zij zijn gedwongen hun stuk brood te verdedigen, niet in staat het te vergroten of te verbeteren. Het is niet mogelijk en niet nodig om hier de verschillende deeleisen op te sommen, die elke keer in bepaalde nationale, plaatselijke of professionele omstandigheden opduiken. Maar er zijn twee economische kwalen, waarin de groeiende absurditeit van het kapitalisme is samengevat, namelijk de werkloosheid en de levensduurte, die veralgemeende ordewoorden en strijdmethoden eisen.
De Vierde Internationale verklaart de onvoorwaardelijke oorlog aan de politiek van de kapitalisten, die eveneens voor een belangrijk deel de politiek van hun agenten, de reformisten, is, die ertoe neigt, de hele last van het militarisme, de crisis, de wanorde in de geldsystemen en alle andere kwalen van de kapitalistische doodsstrijd op de arbeiders te doen neerkomen. Zij eist werk en een menswaardig bestaan voor iedereen.
Noch geld-inflatie, noch geld-stabilisatie kunnen ordewoorden van het proletariaat zijn, want ze komen beide op hetzelfde neer. Tegen de levensduurte, die naarmate de oorlog dichterbij komt een steeds ongebreidelder karakter krijgt, kan men slechts strijden met het ordewoord van de glijdende loonschaal. De collectieve arbeidsovereenkomsten moeten het automatische stijgen van de lonen gekoppeld aan de stijging van de prijzen van de consumptie-artikels verzekeren.
Zonder gevaar zichzelf tot de ondergang te doemen, kan de arbeidersklasse niet dulden, dat een steeds groeiend deel van de arbeiders in chronisch werklozen worden veranderd, in ellendigen, die van de kruimels van een ondergaande maatschappij leven. Het recht op serieuze arbeid is het enige ernstige recht dat een arbeiders overblijft in een maatschappij die op uitbuiting is gebaseerd. Dit recht wordt hem echter op elk ogenblik ontnomen.
Tegen de werkloosheid, zowel de structurele als de conjuncturele werkloosheid, moet dringend tegelijk met het ordewoord van de openbare werken, het ordewoord van de glijdende urenschaal gesteld worden. De vakbonden en andere massa-organisaties moeten de strijd van hen die werk hebben en van hen die geen werk hebben door de banden van de solidariteit met elkaar verbinden. Het beschikbare werk moet verdeeld worden over alle beschikbare arbeiders, en door deze herverdeling wordt de lengte van de werkweek bepaald. Het loon van elke arbeider blijft natuurlijk hetzelfde als in de oude werkweek. Het loon, met een nauwkeurig gewaarborgd minimum, volgt de beweging van de prijzen. Geen enkel ander programma kan aanvaard worden voor de huidige, rampzalige periode.
De bezitters en hun advocaten zullen de “onmogelijkheid” om deze eisen te realiseren aantonen. De kleinere kapitalisten, vooral diegenen die geruïneerd zijn, zullen bovendien hun boekhouding tonen. De arbeiders zullen deze argumenten en verwijzingen echter resoluut van de hand wijzen. Het gaat hier niet om een “normale” botsing van tegengestelde materiële belangen, het gaat hier er om het proletariaat te bewaren voor verval, ontmoediging en ondergang. Het gaat om leven en dood van de enige scheppende en vooruitstrevende klasse en daarom om de toekomst van de mensheid. Indien het kapitalisme niet in staat is de eisen in te willigen, die onvermijdelijk voortkomen uit de kwalen die het zelf geschapen heeft, blijft dit stelsel niets anders over dan ten onder te gaan. De “mogelijkheid” of “onmogelijkheid” om die eisen te realiseren is in dit geval een kwestie van krachtsverhoudingen, die alleen door de strijd beslist kan worden. Op basis van deze strijd, welke ook zijn onmiddellijke praktische resultaten mogen zijn, zal het best het besef bij de arbeiders groeien, dat de kapitalistische slavernij vernietigd moet worden.
In de strijd voor deel- en overgangseisen hebben de arbeiders meer dan ooit massa-organisaties, en vooral vakbonden nodig. De machtige groei van de vakbonden in Frankrijk en in de Verenigde Staten is het beste antwoord op de leer van de ultra-gauchisten over de passiviteit, die zegt dat de vakbonden “hun tijd hebben gehad”.
De bolsjewieken-leninisten staan in elke vorm van de strijd in de eerste rijen, zelfs als het alleen maar om materiële belangen of om de meest elementaire democratische rechten van de arbeidersklasse gaat. Ze nemen actief deel aan het leven van de massa-vakbonden en trachten deze vakbonden te versterken en hun strijdbaarheid te verhogen. Ze bestrijden bovendien hardnekkig alle pogingen om de vakbonden aan de burgerlijke staat ondergeschikt te maken en om het proletariaat te knevelen door “gedwongen arbitrage” en alle andere mogelijke vormen van politiële — niet alleen fascistisch, maar ook democratische — tussenkomst. Slechts door middel van dit soort werk is het mogelijk binnen de vakbonden een succesvolle strijd te voeren tegen de reformistische bureaucraten en eveneens tegen de stalinistische bureaucratie. De sektaire pogingen om kleine “revolutionaire” vakbonden als tweede uitgave van de partij te stichten of in stand te houden, betekenen in feite dat men de strijd voor de leiding van de arbeidersklasse opgeeft. Men moet hier een onwrikbaar principe in het oog houden: het laffe zelf-isolement buiten de massa-vakbonden, gelijkwaardig met het verraad aan de revolutie, is onverzoenbaar met lidmaatschap van de IVe Internationale.
Tegelijkertijd verwerpt en veroordeelt de IVe Internationale resoluut elk syndicaal fetisjisme dat eigen is aan “trade-unionisten” en “syndicalisten”.[10]
a. De vakbonden hebben geen afgerond revolutionair programma en kunnen dat ook niet hebben gezien hun taken, hun samenstelling en het karakter van hun ledenwerving; daarom kunnen ze de partij niet vervangen. Het oprichten van nationale revolutionaire partijen, afdelingen van de IVe Internationale, is de centrale opdracht in de overgangsperiode.
b. Zelfs de machtigste vakbonden organiseren niet meer dan 20 à 25% van de arbeidersklasse en dan nog hoofdzakelijk de hoogst gekwalificeerde en best betaalde lagen. De meest onderdrukte meerderheid van de arbeidersklasse wordt slechts episodisch, bij een uitzonderlijke opgang van de arbeidersbeweging, in de strijd betrokken. Op zulke momenten is het noodzakelijk ad hoc-organisaties op te richten, die heel de strijdende massa omvatten: stakingscomités, fabriekscomités en uiteindelijk sovjets.
c. Als organisaties van de hogere lagen van het proletariaat ontwikkelen vakbonden sterke tendensen die uit zijn op verzoening met het burgerlijk-democratische regime; getuige hiervan, de hele historische ervaring, met inbegrip van de recente ervaring in Spanje, met de anarcho-syndicalistische vakbonden. In periodes van scherpe klassenstrijd spannen de leidinggevende apparaten van de vakbonden zich in om meester te worden van de massabewegingen, om ze dan onschadelijk te maken. Dat gebeurt reeds bij eenvoudige stakingen, maar vooraal bij massa-stakingen die gepaard gaan met bedrijfsbezetting, die de principes van het burgerlijke bezit doen wankelen. In tijden van oorlog of revolutie, wanneer de situatie van de burgerij uiterst moeilijk wordt, worden de syndicale leiders gewoon burgerlijke ministers.
De afdelingen van de IVe Internationale moeten er daarom voortdurend naar streven, niet alleen het apparaat van de vakbonden te vernieuwen door op kritieke momenten moedig en vastbesloten nieuwe, strijdbare leiders op de plaats van de geroutineerde functionarissen en carrièristen te zetten, maar ook bij alle gelegenheden, waarin dat mogelijk is, autonome strijdorganisaties te scheppen, die beter aan de taken van de massa strijd tegen de burgerlijke maatschappij beantwoorden en desnoods ook voor de directe breuk met het conservatieve apparaat van de vakbonden niet terugschrikken. Indien het misdadig is de massa-organisaties de rug toe te keren om zich tevreden te stellen met sektaire ficties[11], dan is het niet minder misdadig passief te dulden, dat de revolutionaire massabeweging onderworpen wordt aan de controle van een kliek bureaucraten, die openlijk reactionair of heimelijk conservatief (“progressief”) optreedt. De vakbond is geen doel op zichzelf maar enkel een van de middelen in de opmars naar de proletarische revolutie.
In het overgangstijdperk heeft de arbeidersbeweging geen regelmatig en gelijkmatig, maar een koortsachtig en explosief karakter. De ordewoorden evenals de organisatievormen moeten ondergeschikt zijn aan dit karakter van de beweging. Door de routine te mijden als de pest, moet de leiding steeds klaar staan om aandachtig te luisteren naar de initiatieven van de massa zelf.
De stakingen met fabrieksbezetting, een van de recentste uitingen van dit initiatief, overschrijden de grenzen van de normale kapitalistische maatschappij. Geheel onafhankelijk van de eisen van de stakers brengt de tijdelijke inbezitneming van de bedrijven de afgod van de kapitalistische eigendom een slag toe. Iedere staking met bezetting stelt in de praktijk de vraag: wie is meester in de fabriek, de kapitalist of de arbeiders?
Werpt de staking met bezetting deze vraag episodisch op, het fabriekscomité verleent er organisatorisch uitdrukking aan. Het door alle arbeiders en bedienden van het bedrijf verkozen fabriekscomité schept in één slag een tegengewicht tegen de wil van de directie.
Tegen de reformistische kritiek op de ondernemers van het oude slag, de zogenaamde “bedrijfskoningen” à la Ford — ter onderscheiding van de “goede”, “democratische” uitbuiters — stellen wij het ordewoord van fabriekscomités als middelpunt van de strijd tegen beiden.
De vakbondsbureaucraten zullen zich in de regel tegen de vorming van comités verzetten, zoals ze zich tegen elke moedige stap op de weg tot mobilisatie van de massa’s kanten. Echter, hoe groter de omvang van de beweging, hoe gemakkelijker het zal zijn om hun weerstand te breken. Waar reeds in “kalme” tijden alle arbeiders van een bedrijf tot de vakbond behoren (closed shop), zal het comité formeel met het vakbondsorgaan samenvallen, maar zal het zijn samenstelling vernieuwen en zijn functies uitbreiden. De voornaamste betekenis van de comités is echter, dat ze het middelpunt van strijd worden van die lagen van arbeiders, die de vakbond in het algemeen niet kan bereiken. Intussen zullen juist deze meest onderdrukte lagen de meest toegewijde troepen van de revolutie vormen.
Vanaf het ogenblik dat het comité verschijnt, bestaat er in de fabriek in feite een situatie van dubbele macht. Deze is, uit de aard der zaak, iets tijdelijks, daar zij twee onverzoenlijke stelsels in zich verenigt: het kapitalistische en het proletarische. De voornaamste betekenis van de fabriekscomités bestaat juist hierin, dat ze een zo al niet revolutionaire, dan toch voor-revolutionaire periode tussen het burgerlijke en het proletarische regime inleiden. Dat de propaganda voor fabriekscomités noch voortijdig, noch kunstmatig is, wordt het beste bewezen door de golf van bezettingsstakingen, die over verscheidene landen heen rolde. Nieuwe soortgelijke golven zullen in de nabije toekomst onvermijdelijk zijn. Als wij niet door de gebeurtenissen overrompeld willen worden, is het noodzakelijk op de juiste tijd de campagne voor fabriekscomités te beginnen.
Het liberale kapitalisme, dat op concurrentie en vrijhandel gebaseerd was, behoort volledig tot het verleden. Het monopoliekapitalisme dat in zijn plaats trad, heeft de anarchie van de markt niet alleen verminderd, maar heeft er integendeel een bijzonder karakter aan gegeven. De noodzaak van “controle” op de economie, van “leiding” door de staat en van “planning” wordt tegenwoordig — tenminste in woorden — door bijna alle richtingen van het burgerlijke en kleinburgerlijke denken, van het fascisme tot aan de sociaaldemocratie toe, erkend. Bij de fascisten gaat het in hoofdzaak om een “planmatige” uitplundering van het volk voor oorlogsdoeleinden. De sociaaldemocraten proberen de oceaan van de anarchie met de lepel van een “bureaucratische” planning leeg te scheppen. De ingenieurs en professoren schrijven artikels over de “technocratie”. De democratische regeringen stoten bij hun voorzichtige pogingen tot reglementering op de onoverwinnelijke sabotage van het groot-kapitaal.
De werkelijke verhouding tussen de uitbuiters en de democratische “controleurs” wordt het beste hierdoor gekarakteriseerd, dat de heren “hervormers”, gegrepen door een heilige vrees, blijven staan op de drempel van de trusts met hun industriële en commerciële geheimen.
Hier heerst het beginsel van de “niet-inmenging”. De afrekening van de afzonderlijke kapitalist met de maatschappij vormt het geheim van de kapitalist: de maatschappij heeft er niets mee te maken. Het zaken-“geheim” wordt nog altijd als in de tijd van het liberale kapitalisme door het belang van de “concurrentie” gerechtvaardigd. In werkelijkheid hebben de trusts geen geheimen voor elkaar. Tegenwoordig is het zakengeheim een voortdurend complot van het monopoliekapitaal tegen de maatschappij. Plannen om de alleenheerschappij van de “bedrijfskoningen” te beperken, zullen een erbarmelijke vertoning blijven, zolang de private eigenaars van de maatschappelijke productiemiddelen, het mechanisme van uitbuiting, roof en bedrog voor producenten en consumenten kunnen verbergen. De afschaffing van het “zakengeheim” is de eerste stap naar een werkelijke controle over de industrie.
De arbeiders hebben niet minder recht dan de kapitalisten, de “geheimen” van het bedrijf, van de trust, van de tak van de industrie, van de totale nationale economie te kennen. De banken, de zware industrie en het gecentraliseerde transportwezen moeten voor alles onder de loep genomen worden.
De allereerste taken van de arbeiderscontrole zijn: opheldering te verschaffen over de inkomsten en uitgaven van de maatschappij, te beginnen bij het op zichzelf bestaande bedrijf; vaststelling van het werkelijke aandeel van de afzonderlijke kapitalist en alle uitbuiters samen in het nationale inkomen; het aan het licht brengen van de geheime intriges en schurkenstreken van de banken en trusts; tenslotte opheldering voor de hele maatschappij over de ontzettende verkwisting van menselijke arbeid, die het resultaat is van de kapitalistische anarchie en van de wilde jacht op winst.
De ambtenaren van de burgerlijke staat kunnen deze arbeid niet verrichten, welke volmachten men ze ook geeft. De hele wereld was getuige van de onmacht van president Roosevelt en van de eerste minister Leon Blum tegenover het complot van de “zestig” of “tweehonderd families”[12]. Om de tegenstand van de uitbuiters te breken, is er druk van de kant van het proletariaat nodig. De fabriekscomités, en zij alleen, kunnen een werkelijke controle over de productie verzekeren; daarbij roepen ze — en wel als raadgevers, niet als “technocraten” — eerlijke en aan het volk verknochte deskundigen ter hulp: boekhouders, statistici, ingenieurs, geleerden, enz...
De strijd tegen de werkloosheid is ondenkbaar, zonder groot opgezette en doortastende organisatie van openbare werken. Toch kunnen openbare werken slechts dan van duurzame en progressieve betekenis zijn, zowel voor de maatschappij als voor de werklozen zelf, als ze deel uitmaken van een algemeen, zich over een groot aantal jaren uitstrekkend plan. In het kader van zo’n plan zullen de arbeiders de hervatting van het werk eisen, voor rekening van de maatschappij, in de particuliere ondernemingen die gesloten waren ten gevolge van de crisis. De arbeiderscontrole zal in deze gevallen door rechtstreeks beheer door de arbeiders vervangen worden.
De opstelling van zelfs het meest elementaire economische plan is — van het standpunt van de werkenden en niet van dat van de uitbuiters uit — ondenkbaar zonder arbeiderscontrole, zonder dat de arbeiders inzage krijgen in het hele, openlijke of verborgen raderwerk van de kapitalistische economie. De comités van de afzonderlijke bedrijven moeten voor iedere trust[13], voor iedere tak van de industrie, voor alle gebieden van het economische leven en uiteindelijk voor de hele nationale industrie, comités kiezen. Zo wordt de arbeiderscontrole tot een school van de planeconomie. Op basis van de ervaring met de controle zal het proletariaat er zich op voorbereiden, de genationaliseerde industrie rechtstreeks te leiden, als het uur daartoe geslagen heeft.
Aan de kapitalisten, voornamelijk de kleine en middelgrote, die zich soms zelf bereid verklaren, de arbeiders hun boekhouding te tonen — vooral om de noodzaak van een loonsverlaging te bewijzen — zullen de arbeiders antwoorden, dat de boekhouding van afzonderlijke ondernemers die helemaal of gedeeltelijk bankroet zijn, hen niet interesseert, maar wel de boekhouding van alle uitbuiters samen. De arbeiders kunnen en willen hun levensstandaard niet aan de belangen van afzonderlijke kapitalisten, die zelf het slachtoffer van hun regime geworden zijn, aanpassen. De taak van de arbeiders is het totale productie- en verdelingssysteem volgens meer rationele en meer waardige normen te reorganiseren. Is de afschaffing van het zakengeheim een noodzakelijke voorwaarde voor de arbeiderscontrole, deze controle is de eerste stap naar de socialistische leiding der economie.
Het socialistische programma van de onteigening, d.w.z. de politieke omverwerping van de bourgeoisie en de liquidatie van haar economische heerschappij, mag ons in geen geval hinderen, in de tegenwoordige overgangsperiode, bij diverse aanleidingen de eis te stellen tot onteigening van zekere, voor het nationale bestaan belangrijke takken van de industrie, of van bepaalde groepen van de bourgeoisie, namelijk de meest parasiterende.
Zo stellen wij tegenover het klaaglijk gejammer van de heren democraten over de dictatuur van de “zestig families” in Frankrijk, de eis van de onteigening van deze zestig of tweehonderd kapitalistische feodalen.
Om dezelfde reden eisen wij de onteigening van de monopolie-maatschappijen in de oorlogsindustrie, van de spoorwegen, van de belangrijkste bronnen van grondstoffen, enz...
Het verschil tussen deze eisen de vage reformistische
slogan van de “nationalisatie” is als
volgt:
1. wij wijzen de schadeloosstelling af;
2. wij waarschuwen de massa’s voor de charlatans van het volksfront,
die in woorden
nationalisatie voorstellen, maar in werkelijkheid agenten van het
kapitaal blijven;
3. wij roepen de massa’s op zich slechts op hun revolutionaire kracht
te verlaten;
4. wij verbinden het probleem van de onteigening met de vraag van de
macht van
arbeiders en boeren.
De noodzaak om het ordewoord van de onteigening te lanceren in de dagelijkse agitatie, dus in een concrete situatie, en niet alleen uit propagandistisch oogpunt, in zijn algemene vorm, ontstaat uit het feit, dat de verschillende takken van de industrie zich op verschillende trappen van ontwikkeling bevinden, een verschillende plaats in het leven van de maatschappij innemen en verschillende stadia van de klassenstrijd doorlopen. Slechts de algemene revolutionaire opbloei van het proletariaat kan de algehele onteigening van de bourgeoisie op de dagorde plaatsen. Het is het doel van de overgangseisen het proletariaat op het volbrengen van deze taak voor te bereiden.
Imperialisme betekent heerschappij van het financiekapitaal. Naast en vaak boven de concerns en trusts houden de banken het feitelijke commando over de economie in handen. In hun bouw weerspiegelen de banken in geconcentreerde vorm de hele structuur van het hedendaagse kapitalisme: in hen verenigen zich de tendensen tot het monopolie met de tendensen tot anarchie. Ze verwezenlijken wonderen van techniek, reusachtige ondernemingen, machtige trusts, maar ze veroorzaken ook de hoge prijzen, crisis en werkloosheid. Niet één ernstige stap kan men doen in de strijd tegen de willekeur van de monopolies en de kapitalistische anarchie, die elkaar in hun vernietigingswerk aanvullen, als men de commandoposten van de banken in handen van de grote financiers laat. Om een uniform, volgens een oordeelkundig plan opgebouwd en in het belang van het hele volk werkend investerings- en kredietsysteem te scheppen, moeten alle banken tot één enkel nationaal instituut verenigd worden.
Slechts de onteigening van de particuliere banken en de concentratie van het gehele kredietsysteem in handen van de staat, zal hieraan de vereiste reële, d.w.z. materiële, en niet alleen papieren en bureaucratische middelen voor een planmatige organisatie van de economie bieden. De onteigening van de banken betekent in geen geval onteigening van de bij de banken belegde gelden. Integendeel, één uniforme staatsbank kan de kleine spaarders veel voordeliger voorwaarden verschaffen dan de particuliere banken. Om dezelfde reden kan alleen de staatsbank aan boeren, ambachtslieden en kleine handelaren goedkope speciale kredieten verlenen. Nog belangrijker is echter, dat de gehele economie, vooral de zware industrie en het transport, als ze door één enkele generale staf voor de financies geleid wordt, de levensbelangen van de arbeiders en van alle andere werkenden zal dienen.
Echter, slechts dan zal de naasting van de banken door de staat deze weldadige resultaten ten gevolge hebben, als de staatsmacht zelf uit de handen van de uitbuiters overgaat in de handen van de werkers.
De bezettingsstakingen zijn een zeer ernstige waarschuwing van de kant van de massa’s, een waarschuwing die niet alleen gericht is aan de bourgeoisie, maar ook aan de arbeidersorganisaties, met inbegrip van de Vierde Internationale. In de jaren 1919-1920 maakten de Italiaanse arbeiders zich uit eigen beweging meester van de bedrijven en kondigden daarmee hun “leiders” het begin van de sociale revolutie aan. De “leiders” luisterden daar echter niet naar en het resultaat was de overwinning van het fascisme.[14]
De bezettingsstakingen zijn nog geen inbezitnemingen van de bedrijven naar het Italiaanse voorbeeld, maar toch een vastbesloten stap in de richting van zo’n inbezitneming.
In de huidige crisis kan het ritme van de klassenstrijd heel erg opgedreven worden en het ogenblik van de ontknoping zeer nabij zijn. Men moet echter niet denken dat er met één slag een revolutionaire situatie zal intreden. Integendeel, het naderen van zo’n situatie zal door een hele reeks weeën gekenmerkt zijn. Eén hiervan nu is de golf van bedrijfsbezettingsstakingen. Het is de taak van de afdelingen van de Vierde Internationale, de proletarische voorhoede te helpen om het algemene karakter en het ritme van ons tijdvak te begrijpen, en op het juiste tijdstip de strijd van de massa’s met steeds beslister ordewoorden en met organisatorische strijdmaatregelen vooruit te helpen.
Wanneer de strijd van het proletariaat zich toespitst, zal dit een verscherping van de repressiemethoden van de kant van het kapitalisme met zich meebrengen. Nieuwe golven van bezettingsstakingen kunnen en zullen ongetwijfeld van de kant van de bourgeoisie vastbesloten tegenmaatregelen uitlokken. In de leidende staven van de trusts worden nu reeds voorbereidingen daartoe getroffen. Wee de revolutionaire organisaties, wee het proletariaat, als ze zich opnieuw zullen laten overrompelen.
De burgerij stelt zich nergens tevreden met de officiële politie en het officiële leger. In de Verenigde Staten onderhoudt ze ook in kalme periodes gemilitariseerde afdelingen van ratten en particulieren bewapende benden in de fabrieken. Met moet bovendien hierbij nu de benden van de Amerikaanse nazi’s rekenen. De Franse burgerij heeft bij het eerste naderen van het gevaar half-legale en illegale fascistische afdelingen gemobiliseerd en dat ook binnen het officiële leger. Het is voldoende, dat de druk van de engelse arbeiders toeneemt, om ogenblikkelijk Lord Mosleys[15] benden te doen verdubbelen, verdrievoudigen, vertienvoudigen en een bloedige veldtocht tegen de arbeiders te beginnen. De burgerij geeft er zich rekenschap van, dat de huidige klassenstrijd in een burgeroorlog dreigt over te gaan. De voorbeelden van Italië, Duitsland, Oostenrijk, Spanje en andere landen hebben aan de magnaten en lakeien van het kapitaal veel meer geleerd, dan de officiële leiders van het proletariaat. De politici van de Tweede en Derde Internationale, alsmede de bureaucraten van de vakbonden sluiten bewust hun ogen voor het particuliere leger van de burgerij, anders zouden zij hun bondgenootschap met haar toch geen dag langer in stand houden. De reformisten enten de arbeiders systematisch de gedachte in, dat de heilige democratie het best beveiligd is, als de burgerij tot aan de tanden bewapend en de arbeidersklasse totaal ontwapend is.
Het is de plicht van de Vierde Internationale aan deze slaafse politiek voor eens en voor altijd een einde te maken. Over strijd tegen het fascisme schreeuwen de kleinburgerlijke democraten — waaronder sociaaldemocraten, stalinisten en anarchisten — des te harder, naargelang zij er in werkelijkheid steeds laffer voor capituleren. Tegen de benden van het fascisme kunnen slechts bewapende arbeiders, die weten dat tientallen miljoenen werkenden achter hen staan en hen steunen, doelmatig verzet bieden.
De strijd tegen het fascisme begint niet bij de redactie van een liberaal blad, maar wel in de fabriek en deze strijd eindigt op straat. De horden ratten en particuliere gendarmes in de fabrieken zijn de oercellen van het fascistische leger. Stakingspiketten en arbeiders zijn de oercellen van het proletarische leger. Hiervan moeten we uitgaan. Bij iedere staking en iedere straatdemonstratie moet de gedachte gepropageerd worden dat het noodzakelijk is afdelingen van arbeiderszelfverdediging te vormen. Dit ordewoord moet in het programma van de revolutionaire vleugel van de vakbonden opgenomen worden. Men moet overal waar het mogelijk is in de praktijk zelfverdedigingsafdelingen opbouwen, te beginnen bij de jeugdorganisaties en ze leren met wapens om te gaan.
Een nieuwe golf van de massabeweging zal deze afdelingen niet alleen qua aantal vergroten, maar ze zal hen ook samenvoegen per wijk, stad, streek. Aan de gerechtvaardigde haat van de arbeiders tegen stakingsbrekers, gangsterbenden en fascisten, moet georganiseerde uitdrukking gegeven worden. Het ordewoord van de arbeidersmilitie, als enige ernstige garantie voor de onaantastbaarheid van de arbeidersorganisaties, -vergaderingen en -kranten, moet gegeven worden.
Slechts dankzij zo’n systematisch, hardnekkig, onvermoeibaar en moedig agitatie- en propagandawerk, voortdurend verbonden met de eigen ervaring van de massa, kan de traditie van gehoorzaamheid en passiviteit weggeveegd worden. Alleen zo kan men afdelingen van heldhaftige strijders vormen, die in staat zijn een voorbeeld voor alle werkenden te zijn. Alleen zo kan men de gewapende leden van de contra-revolutie een reeks tactische nederlagen toebrengen, kan men het zelfvertrouwen van de uitgebuitenen versterken, kan men het fascisme in de ogen van de kleinburgerij compromitteren en kan men de weg banen voor de verovering van de macht door het proletariaat.
Engels definieerde de staat als “afdelingen van gewapende mensen”. De bewapening van het proletariaat is een onontbeerlijk element van zijn vrijheidsstrijd. Als het proletariaat maar wil, dan zal het middelen en wegen vinden om zich te bewapenen. Ook op dit gebied moeten de afdelingen van de Vierde Internationale natuurlijk de leiding geven.
In het dorp is de landarbeider de wapenbroeder en bondgenoot van de industrie-arbeider. Ze zijn twee delen van één en dezelfde klasse en hun belangen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Het programma van de overgangseisen is, met hier en daar enige veranderingen, hetzelfde voor het proletariaat van het platteland als voor de industrie-arbeider.
De boeren (farmers) vertegenwoordigen een andere klasse: de landelijke kleinburgerij. Die kleinburgerij bestaat uit verschillende lagen, vanaf half-proletarisch tot en met uitbuitende elementen. In overeenstemming daarmee is de politieke taak van het industrieel proletariaat, de klassenstrijd in het dorp te brengen. Slechts zo zal het de bondgenoten van de vijanden kunnen scheiden.
De eigenaardigheden van de nationale ontwikkeling van ieder land uiten zich het schrilst in de toestand van de boeren en gedeeltelijk van deze stedelijke kleinburgerij (ambachtslieden en handelaars), daar deze klassen, hoe talrijk ze ook zijn, in wezen overblijfselen van pré-kapitalistische productiemethodes zijn. De afdelingen van de Vierde Internationale moeten zo concreet mogelijk een aan de voorwaarden van ieder land aangepast programma van overgangseisen uitwerken voor de boeren (farmers) en de stedelijke kleinburgerij.
De meer ontwikkelde arbeiders moeten leren een duidelijk en concreet antwoord te geven op de vragen van hun toekomstige bondgenoten.
Zolang de boer een kleine, “onafhankelijke” producent blijft, heeft hij goedkoop krediet nodig, betaalbare prijzen voor landbouwmachines en meststoffen, gunstige transportvoorwaarden en een eerlijke organisatie van de afzet van de landbouwproducten. Intussen bestelen de banken, trusts en handelaars van alle kanten de boeren. Alleen de boeren zelf kunnen, met de hulp van de arbeiders, deze plundering een halt toeroepen. Er moeten comités van kleine boeren gevormd worden, en zij moeten gemeenschappelijk met arbeiderscomités en de comités van de bankbedienden de controle over de transport-, krediet- en handelsoperaties, die de landbouw betreffen, zelf in handen nemen.
De groot-burgerij verwijst valselijk naar de “onmogelijke” eisen van de arbeiders, om van het probleem van de goederenprijzen kunstmatig een wig te maken, die ze dan tussen de arbeiders en de boeren en tussen de arbeiders en de kleinburgerij van de stad drijft. De boeren, ambachtslieden en kleine handelaars kunnen, in tegenstelling tot de arbeiders, bedienden en kleine ambtenaren, geen loons- of salarisverhogingen vragen, die evenredig is met het stijgen van de prijzen. De officiële bureaucratische strijd tegen de duurte dient slechts om de massa te bedriegen. De boeren, ambachtslieden en winkeliers moeten zich echter als consumenten, hand in hand met de arbeiders, actief in de prijspolitiek mengen. Op de klachten van de kapitalisten over productie-, transport- en handelskosten antwoorden de consumenten: “Toon ons de boeken, wij verlangen controle over de prijspolitiek.” Organen van deze controle zullen prijscomités zijn, bestaande uit afgevaardigden van de fabrieken, van de vakbonden, van de coöperaties, van de boerenorganisaties, van de kleine man in de stad, van de huisvrouwen enz. Op deze manier zullen de arbeiders de boeren kunnen bewijzen, dat niet de hoge lonen de oorzaak van de hoge prijzen zijn, maar dat het de grote winsten van de kapitalisten en de zogenaamde kosten van de kapitalistische anarchie zijn
Het programma van de nationalisatie van de grond en de collectivisatie van de landbouw moet zo opgesteld worden, dat het radicaal de gedachte aan een onteigening van de kleine boeren of aan een dwangmatige collectivisering uitschakelt. De boer zal zolang eigenaar van zijn stuk grond blijven, als hij nodig en mogelijk acht. Om in de oen van de boeren het socialistische programma te rehabiliteren, moeten de stalinistische collectiviseringsmethodes, die door de belangen van de bureaucratie en niet door die van de boeren en de arbeiders gedicteerd werden, meedogenloos aan de kaak gesteld worden.
De onteigening van de onteigenaars betekent evenmin gedwongen onteigening van de kleine ambachtslieden en winkeliers. Integendeel, bij arbeiderscontrole over banken en trusts, en zeker bij de nationalisatie van de ondernemingen, kunnen aan de stedelijke kleinburgerij veel gunstiger krediet-, koop- en afzetvoorwaarden geboden worden dan onder de onbeperkte heerschappij van het monopolie. De afhankelijkheid van het particuliere kapitaal zal plaatsmaken voor de afhankelijkheid van een staat, die tegenover zijn kleine medewerkers en agenten des te voorkomender zal zijn, naarmate de werkenden de staat steviger in handen houden.
De praktische deelname van de uitgebuite boeren aan de controle van de verschillende takken van het economische leven zal de boeren toestaan zelf over de vraag te beslissen, of, wanneer en in hoeverre de overgang naar de collectieve bewerking van de grond lonend voor hen is.
De industrie-arbeiders verplichten zich, de boeren daarbij al hun medewerking te verlenen: via de vakbonden, de fabriekscomités en in het bijzonder via de arbeiders- en boerenregering.
De coalitie, die het proletariaat niet aan de “middenklassen” in het algemeen, maar aan de uitgebuite lagen van kleinburgerij van stad en land voorstelt, tegen alle uitbuiters, dus ook de “middelgrote” kan niet op dwang, maar alleen op een vrije overeenkomst berusten, die in een bijzonder “verdrag” vastgesteld moet worden. Dit verdrag is juist het door beide partijen vrijwillig aangenomen programma van overgangseisen.
De hele wereldsituatie en bijgevolg ook het binnenlandse politiek leven van de afzonderlijke landen, staan in het dreigende teken van de wereldoorlog. De dreigende catastrofe vervult nu reeds brede massa’s der mensheid met angst. De Tweede Internationale herhaalt haar verraderspolitiek van 1914 met des te groter zelfverzekerdheid, omdat de Komintern zich nu als voornaamste verdediger van het chauvinisme opwerpt. Nauwelijks had het oorlogsgevaar concrete vormen aangenomen, of de stalinisten werden, de burgerlijke en kleinburgerlijke pacifisten verre overtreffend, de kampioenen van de zogenaamde “nationale verdediging”. Een uitzondering maken ze slechts voor de fascistische landen, d.w.z. de landen waar ze zelf geen rol spelen. De revolutionaire strijd tegen de oorlog rust op deze manier geheel op de schouders van de Vierde Internationale.
De politiek van de bolsjewieken-leninisten in dit vraagstuk is vastgelegd in de programmathesen van het Internationaal Secretariaat, die ook nog vandaag hun geldigheid bewaren (“De Vierde Internationale en de oorlog”, 1 mei 1934). Het succes van de revolutionaire partij in de eerstvolgende periode zal vooral van haar politiek in het vraagstuk van de oorlog afhangen. De juiste politiek bestaat uit twee elementen: uit de onverzoenlijke houding tegenover het imperialisme en zijn oorlogen, alsmede uit de bekwaamheid, op de eigen ervaring van de massa te steunen.
In het oorlogsvraagstuk bedriegen de bourgeoisie en haar agenten meer dan in enig ander vraagstuk het volk met abstracties, algemene formules en pathetische frasen als: “neutraliteit”, “collectieve veiligheid”, “bewapening ter verdediging van de vrede”, “nationale verdediging”, “strijd tegen het fascisme”, enz., enz. Al deze formules lopen tenslotte daarop uit, dat het vraagstuk van de oorlog, d.w.z. het lot van de volkeren, aan de imperialisten, aan hun regeringen, diplomaten, generale staven, met al hun intriges en complotten tegen de volkeren, ter beslissing blijft overgelaten.
De Vierde Internationale verwerpt met verontwaardiging al deze abstracties: “eer”, “bloed”, “ras”, die bij de democraten dezelfde rol spelen als bij de fascisten. Maar verontwaardiging is te weinig. Men moet de massa helpen, met criteria, leuzen en eisen het concrete karakter van de bedrieglijke abstracties te herkennen.
“Ontwapening”? Maar de hele vraag is, wie zal wie ontwapenen? De enige ontwapening die in staat is de oorlog te verhinderen of er een eind aan te maken, is de ontwapening van de bourgeoisie door de arbeiders. Maar om de bourgeoisie te ontwapenen in het noodzakelijk, dat de arbeiders zichzelf bewapenen.
“Neutraliteit”? Maar het proletariaat is volstrekt niet neutraal in de oorlog van Japan tegen China of van Duitsland tegen de USSR. Dus verdediging van China en de USSR? Natuurlijk, maar niet met de handen van de imperialisten, die zowel China als de USSR zullen wurgen.
“Verdediging van het vaderland”? Maar onder deze abstractie verstaat de burgerij de verdediging van haar winsten en haar roof. Wij zijn bereid, het vaderland tegen vreemde kapitalisten te verdedigen, als wij onze eigen kapitalisten neergeslagen hebben en ze verhinderen zullen vreemde landen te overvallen; als de arbeiders en boeren van ons land de werkelijke meesters zullen zijn; als de rijkdommen van het land uit de handen van een kleine minderheid op het volk zullen overgaan; als het leger van een werktuig van de uitbuiters tot een werktuig van de uitgebuitenen zal zijn geworden.
Deze grondgedachten moeten we al naar de loop van de gebeurtenissen en naar de op een bepaald ogenblik bestaande denkrichting der massa’s in afzonderlijke concrete ideeën weten te vertalen. Daarbij moet een streng onderscheid gemaakt worden tussen het pacifisme van een diplomaat, professor, journalist en het pacifisme van een timmerman, boerenarbeider of een wasvrouw. In het enge geval is het pacifisme een dekmantel van het imperialisme, in het andere geval echter een vage uiting van wantrouwen tegen het imperialisme. Als een kleine boer of een arbeider over verdediging van het vaderland spreekt, dan meent hij de verdediging van zijn huis, van zijn familie en van de families van anderen tegen overvallen, bommen en gifgassen. De kapitalist en zijn journalisten verstaan onder verdediging van het vaderland, verovering van kolonies en markten, roofzuchtige vergroting van het nationale aandeel in het wereldinkomen. Het burgerlijke pacifisme en patriottisme zijn niets meer dan bedrog. In het pacifisme en zelfs in het patriottisme van de onderdrukten ligt aan de ene kant de haat tegen de vernielende oorlog, en aan de andere kant de gehechtheid aan wat zij geloven dat hun goed is, elementen die men moet begrijpen om de noodzakelijke revolutionaire gevolgtrekkingen te maken. Men moet in staat zijn deze twee vormen van pacifisme en patriottisme tegenover elkaar te stellen als zijnde aan elkaar vijandig.
Van deze overwegingen uitgaande, ondersteunt de Vierde Internationale elke, zelfs ontoereikende eis, als hij in staat is, de massa’s enigszins tot actieve politiek te brengen, hun kritiek uit te lokken, hun controle over de kuiperijen van de burgerij te versterken.
Vanuit dit gezichtspunt heeft bv. onze Amerikaanse sectie het voorstel om een referendum over de oorlogsverklaring te houden, kritisch gesteund. Vanzelfsprekend is geen enkele democratisch hervorming in staat de regeringen te beletten de oorlog te laten uitbreken, wanneer zij dit willen. Daarvoor moet openlijk gewaarschuwd worden. Welke illusies de massa’s echter in verband met het referendum ook mogen koesteren, deze eis weerspiegelt het wantrouwen van de arbeiders en boeren tegenover de burgerlijke regering en het parlement. Zonder die illusies te steunen of te sparen, moet uit alle macht het progressieve wantrouwen van de onderdrukten tegenover de onderdrukkers gesteund worden. Hoe breder de beweging voor het referendum worden zal, des te sneller de burgerlijke pacifisten zich ervan zullen distantiëren, des te erger de verraders van de “Communistische” Internationale gecompromitteerd zullen worden, des te scherper het wantrouwen van de werkende massa tegen de imperialisten zal worden.
Met dezelfde bedoeling moet de uitbreiding van het kiesrecht tot mannen en vrouwen van achttien jaar geëist worden. Hij die morgen opgeroepen wordt, om voor het “vaderland” te sterven, moet het recht hebben, vandaag zijn stem uit te brengen. De strijd tegen de oorlog moet voor alles de revolutionaire mobilisatie van de jeugd betekenen.
Het probleem van de oorlog moet in het volle licht gesteld worden en van alle kanten bekeken worden vooral rekening houdend met het aspect dat de massa’s op een bepaald moment beroert.
De oorlog is een gigantische onderneming, in het bijzonder voor de oorlogsindustrie. Daarom zijn de “zestig families” de patriottische gangmakers en de voornaamste provocateurs van de oorlog. De arbeiderscontrole over de oorlogsindustrie is de eerste stap in de strijd tegen de oorlogsfabrikanten.
Tegenover het ordewoord van de reformisten: belasting op de oorlogswinsten, stellen wij het ordewoord: inbeslagname van de oorlogswinst en onteigening van de oorlogsindustrieën. Waar de oorlogsindustrie “genationaliseerd” werd, zoals in Frankrijk, behoudt het ordewoord van arbeiderscontrole zijn volledige kracht: het proletariaat vertrouwt de staat van de burgerij evenmin als de individuele bourgeois.
De hebzuchtige en niets ontziende klieken, die achter de rug van de
volkeren hun rol spelen, moet voor eens en voor altijd
de beschikkingsmacht over het lot van de volkeren uit de handen
geslagen worden. Daarom eisen wij:
De imperialistische oorlog is de voortzetting en verscherping van de burgerlijke roofpolitiek. De strijd van het proletariaat tegen de oorlog, is de voortzetting en verscherping van zijn klassenstrijd. Het uitbreken van de oorlog verandert de toestand en gedeeltelijk de methoden van de strijd tussen de klassen, niet echter zijn doel en zijn fundamentele richting.
De imperialistische burgerij beheerst de wereld. Daarom zal de komende oorlog, in zijn diepste wezen, een imperialistische oorlog zijn. De wezenlijke inhoud van de politiek van het internationale proletariaat zal derhalve de strijd tegen het imperialisme en zijn oorlog zijn. De grondslag van deze strijd is: “de hoofdvijand bevindt zich in ons eigen land” of “De nederlaag van de eigen (imperialistische) regering is het kleinste kwaad”.
Maar niet alle landen op de aarde zijn imperialistisch. Integendeel, de meeste landen zijn het slachtoffer van het imperialisme. Enkele van de koloniale of half-koloniale landen zullen zonder twijfel de oorlog trachten te benutten om het slavenjuk af te schudden. Van hun kant zal de oorlog geen imperialistische, maar een bevrijdingsoorlog zijn. Het zal de plicht van het internationale proletariaat zijn, de onderdrukte landen in de oorlog tegen hun onderdrukkers bij te staan. Ook tegenover de USSR of iedere andere arbeidersstaat, die voor of tijdens de oorlog kan ontstaan, heeft het deze plicht. De nederlaag van elke imperialistische regering in de strijd tegen de arbeidersstaat of een koloniaal land is het kleinste kwaad.
De arbeiders van een imperialistisch land kunnen een anti-imperialistisch land echter niet door middel van hun regeringen helpen, hoe op het gegeven ogenblik de diplomatieke en militaire betrekkingen tussen de beide landen ook mogen zijn. Staat de regering in een tijdelijk, en uit de aard der zaak onbetrouwbaar bondgenootschap met dit land, dan blijft het proletariaat van het imperialistische land toch verder in oppositie op klassebasis tegen zijn regering en steunt zijn niet-imperialistische “bondgenoot” met zijn methoden, d.w.z. met de methoden van de internationale klassenstrijd (agitatie voor de arbeidersstaat en het koloniale land, niet alleen tegen hun vijanden, maar ook tegen hun trouweloze bondgenoten, boycot en staking in sommige gevallen, afzien van boycot en staking in andere gevallen, enz.)
Terwijl het proletariaat een koloniaal land of de USSR in de oorlog steunt, is het niet in het minst solidair met de burgerlijke regering van het koloniale land of met de thermidoriaanse bureaucratie van de USSR. Integendeel, het handhaaft, zowel tegen de een als tegen de ander, zijn volledige politieke onafhankelijkheid. Doordat het revolutionaire proletariaat een rechtvaardige en vooruitstrevende oorlog ondersteunt, zal het de sympathie van de werkenden in de kolonies en de USSR veroveren, daar de autoriteit en de invloed van de Vierde Internationale versterken en zo des te beter de ineenstorting van de burgerlijke regering in de koloniale landen, van de reactionaire bureaucratie in de USSR teweegbrengen.
In het begin van de oorlog zullen de secties van de Vierde Internationale zich onvermijdelijk geïsoleerd voelen: iedere oorlog overrompelt de volksmassa’s en drijft ze in de armen van het staatsapparaat. De internationalisten moeten tegen de stroom op zwemmen. Evenwel, de verwoesting en de ellende van de nieuwe oorlog, die reeds in de eerste maanden de bloedige verschrikkingen van de jaren 1914-18 ver achter zich zullen laten, zullen spoedig een ontnuchtering brengen. De ontevredenheid van de massa’s en hun opstandigheid zullen sprongsgewijs groeien. De secties van de Vierde Internationale zullen vooraan in de revolutionaire branding staan. Het programma van de overgangseisen zal een brandende actualiteit krijgen. Het probleem van de verovering van de macht door het proletariaat zal in zijn gehele omvang aan de orde gesteld worden.
Voor de mensheid uit te putten en in haar bloed te smoren, vergiftigt het kapitalisme de wereldatmosfeer met de damp van de volkeren- en rassenhaat. Het anti-semitisme is tegenwoordig één van de kwaadaardigste stuiptrekkingen van de doodsstrijd van het kapitalisme.
Onverbiddelijke aan-de-kaak-stelling van de rassen-vooroordelen, van alle vormen en schakeringen van nationale arrogantie en chauvinisme, in het bijzonder van anti-semitisme, moet, als buitengewoon belangrijk opvoedend werk in de strijd tegen het imperialisme en de oorlog, tot het dagelijks werk van alle secties van de Vierde Internationale behoren. Ons fundamenteel parool blijft: Proletariërs aller landen, verenigt u!
De formule “arbeiders- en boerenregering” kwam voor de eerste maal in het jaar 1917 in de agitatie van de bolsjewieken naar voor en ze werd na de oktoberrevolutie definitief bevestigd. In dit laatste geval vertegenwoordigde ze niets meer dan de populaire benaming van de reeds gestichte dictatuur van het proletariaat. De betekenis van deze benaming bestond hoofdzakelijk hierin, dat ze de gedachte van het bondgenootschap van het proletariaat en het boerendom, dat aan de sovjetmacht ten grondslag lag, op de voorgrond schoof.
Toen de Komintern van de epigonen de door de geschiedenis begraven formule van de “democratische dictatuur van het proletariaat en het boerendom” weer leven trachtte in te blazen, gaf ze de formule van “arbeiders-en boerenregering” een geheel andere, zuiver “democratische”, d.w.z. burgerlijke inhoud, doordat zij ze tegenover de dictatuur van het proletariaat stelde. De bolsjewieken-leninisten verwerpen het ordewoord van de “arbeiders- en boerenregering” in zijn burgerlijk-democratische interpretatie, met beslistheid.
Ze beweerden en beweren, dat zolang de partij van het proletariaat ervan afziet, buiten het raam van de burgerlijke democratie te treden, haar bondgenootschap met de middenklasse zich doodeenvoudig in een ondersteuning van het kapitaal verandert, zoals met de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen in 1917 en met de Chinese communistische partij van 1925-27 [16] het geval was, en zoals het tegenwoordig met de “Volksfronten” in Spanje, Frankrijk en andere landen gebeurt.
Van april tot september 1917 eisten de bolsjewieken van de sociaal-revolutionairen en mensjewieken dat ze het bondgenootschap met de liberale bourgeoisie zouden verbreken en zelf de macht in handen zouden nemen. Onder deze voorwaarden beloofden de bolsjewieken aan de mensjewieken en sociaal-revolutionairen, de kleinburgerlijke vertegenwoordigers van arbeiders en boeren, hun revolutionaire hulp tegen de bourgeoisie; ze weigerden echter met beslistheid, zowel in de regering van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen te treden, alsook enige politieke verantwoordelijkheid voor haar op zich te nemen. Indien de mensjewieken en sociaal-revolutionairen werkelijk met de kadetten en het buitenlandse imperialisme gebroken hadden, dan zou de door hen gevormde “arbeiders- en boerenregering” de vestiging van de dictatuur van het proletariaat slechts hebben kunnen bespoedigen en verlichten. Maar juist daarom verzetten de toppen van de klein-burgerlijke democratie zich uit alle macht tegen de vestiging van hun eigen macht. De ervaringen van Rusland toonden, en de ervaringen van Spanje en Frankrijk bevestigden opnieuw, dat de partijen van de kleinburgerlijke democratie (sociaal-revolutionairen, sociaaldemocraten, stalinisten, anarchisten) zelfs onder zeer voordelige omstandigheden niet in staat zijn, een arbeiders- en boerenregering, d.w.z. een van de bourgeoisie onafhankelijke regering, te vormen.
Niettemin was de tot de mensjewieken en sociaal-revolutionairen gerichte aansporing: “Breek met de bourgeoisie, neem de macht over!” voor de massa’s van geweldige opvoedkundige betekenis. De mensjewieken en de sociaal-revolutionairen verspeelden met hun aanhoudend verzet tegen de machtsovername, dat in de juli-dagen zo dramatisch naar voor kwam, de gunst van het volk en dit bereidde de overwinning van de bolsjewieken voor.
De centrale taak van de Vierde Internationale bestaat hierin, het proletariaat van de oude leiding te bevrijden, wier conservatisme geheel in tegenspraak is met de catastrofale toestand van het ondergaande kapitalisme, en die de voornaamste hindernis van de historische vooruitgang vormt. De voornaamste beschuldiging, die de Vierde Internationale tegen de traditionele organisaties van het proletariaat richt, is dat ze zich niet van de politiek-halfdode bourgeoisie los wil rukken. Onder deze omstandigheden is de systematische tot de oude leiding gerichte oproep: “breek met de bourgeoisie, grijp de macht!” een buitengewoon belangrijk wapen om het verraderlijk karakter van de partijen en organisaties van de Tweede, Derde en Amsterdamse Internationale[17] te ontmaskeren.
Het ordewoord van de “arbeiders-en boerenregering” gebruiken wij slechts in de zin, die het in 1917 in de mond van de bolsjewieken had, d.w.z. als anti-burgerlijk, anti-imperialistisch ordewoord, maar in geen geval in zijn “democratische” betekenis, die de epigonen het ordewoord later gaven en die het van een brug naar de socialistische revolutie veranderden in de belangrijkste hindernis op de weg er naartoe.
Van alle partijen en organisaties, die op de arbeiders en boeren steunen, en in hun naam spreken, eisen wij dat ze politiek met de bourgeoisie breken en de weg van de strijd om de macht van de arbeiders betreden. Op deze weg beloven wij hun onze volledige steun tegen de kapitalistische reactie. Tegelijkertijd ontplooien wij een onvermoeide agitatie voor de overgangseisen, die volgens onze mening het programma van de “arbeiders- en boerenregering” moeten uitmaken.
Is de vorming van een dergelijke regering door de traditionele arbeidersorganisaties mogelijk? De ervaring tot op heden toont, zoals reeds gezegd, dat het op zijn minst genomen zeer onwaarschijnlijk is. Toch mag men niet van te voren de theoretische mogelijkheid uitsluiten, dat de kleinburgerlijke partijen, waaronder ook de stalinisten, onder invloed van een geheel ongewone samenloop van omstandigheden (oorlog, nederlaag, financiële ineenstorting, stormachtige revolutionaire massabeweging, enz.) verder de weg van de breuk met de bourgeoisie op zouden kunnen gaan, dan ze zelf zouden willen.
Eén ding is zeker: zelfs, als deze onwaarschijnlijke variant zich ooit zou verwezenlijken en als de “arbeiders- en boerenregering” in de bovengenoemde betekenis werkelijk tot stand zou komen, zou ze toch slechts een korte episode op de weg naar de echte dictatuur van het proletariaat vormen.
Het is echter nutteloos, zich in gissingen te verliezen. De agitatie met het ordewoord arbeiders- en boerenregering behoudt onder alle omstandigheden grote opvoedkundige betekenis. En dit is niet toevallig: dit heel algemene ordewoord ligt in de lijn van de politieke ontwikkeling van ons tijdperk (bankroet en ontbinding van de oude burgerlijke partijen, ineenstorting van de democratie, groei van het fascisme, toenemend streven van de werkenden naar meer actieve en offensieve politiek). Elk van onze overgangseisen moet daarom naar één en dezelfde politieke slotsom voeren. De arbeiders moeten met alle traditionele partijen van de bourgeoisie breken, om met de boeren hun eigen macht te vestigen.
Men kan niet voorzien welke concrete etappes de revolutionaire mobilisatie zal doorlopen. De secties van de Vierde Internationale moeten elke nieuwe etappe kritisch beoordelen en die ordewoorden stellen, die het streven van de arbeiders naar zelfstandige politiek bevorderen, het klassekarakter van deze politiek verdiepen, de reformistische en pacifistische illusies vernietigen, de verbinding van de voorhoede met de massa’s versterken en de revolutionaire greep naar de macht voorbereiden.
De fabriekscomités zijn zoals gezegd een element van de dubbele macht in de fabriek. Hun bestaan is bijgevolg slechts denkbaar bij groeiende druk van de kant van de massa’s. Datzelfde geldt voor de massa-groeperingen voor de strijd tegen de oorlog, voor comités tegen de hoge prijzen en alle andere nieuwe middelpunten der beweging, waarvan alleen het ontstaan reeds bewijst, dat de klassenstrijd buiten het raam van de traditionele organisaties van het proletariaat uitgegroeid is.
Deze nieuwe organen en middelpunten voelen echter spoedig hun gebrek aan samenhang en ook hun ontoereikendheid. Geen van de overgangseisen kan tijdens het burgerlijke regime ten volle verwezenlijkt worden. Intussen zal de verscherping van de sociale crisis niet alleen het lijden van de massa’s vergroten, maar ook hun ongeduld, hun uithoudingsvermogen en strijdvaardigheid doen groeien. Steeds weer nieuwe lagen van onderdrukten zullen de kop opsteken en hun eisen naar voor brengen. Miljoenen kleine moeizame zwoegers, aan wie de reformistische leiders nooit denken, zullen bij de arbeidersorganisaties komen aankloppen. De werklozen zullen in beweging komen. De boerenarbeiders, de geruïneerde of bijna geruïneerde boeren, de onderste lagen van de stad, de arbeidsters, de huisvrouwen, de geproletariseerde lagen van de intelligentsia, zij allen zullen groepering en leiding zoeken.
Hoe moeten de verschillende eisen en vormen van strijd met elkaar in overeenstemming gebracht worden, al is het slechts binnen de grenzen van een enkele stad? De geschiedenis heeft deze vraag reeds beantwoord door de sovjets, waarin vertegenwoordigers van alle strijdbare groepen elkaar ontmoeten.
Niemand heeft tot op heden enige andere vorm van organisatie voorgesteld, meer nog, een andere vorm zou men zich nauwelijks kunnen voorstellen. De sovjets zijn niet door een vooropgesteld programma gebonden. Ze openen hun poort voor alle uitgebuitenen. Door deze poort gaan de vertegenwoordigers van de lagen die in hun gemeenschappelijk strijdgewoel meegesleept worden. De organisatie breidt zich met de beweging uit en wordt er voortdurend door vernieuwd. Alle politieke stromingen van het proletariaat kunnen op de basis van de breedste democratie om de leiding van de sovjets strijden. Het ordewoord van de sovjets is daarom de bekroning van het programma van de overgangseisen.
Sovjets kunnen slechts dan ontstaan, als de massabeweging in een openlijk revolutionair stadium treedt. Als spil, waarrond tientallen miljoen werkenden zich in hun strijd tegen de uitbuiters verzamelen, worden de sovjets vanaf het ogenblik van hun ontstaan rivalen en tegenstanders van de plaatselijke autoriteiten en vervolgens ook van de centrale regering. Vormt het fabriekscomité een element van de dubbele macht in de fabriek, de sovjets openen een periode van dubbele macht in het land.
De situatie van dubbele macht is op haar beurt het hoogtepunt van de overgangsperiode. Twee regimes, het burgerlijke en het proletarische, staan vijandig tegenover elkaar. Onvermijdelijk moeten ze met elkaar in strijd geraken. Van de afloop van deze strijd hangt het lot van de maatschappij af. In het geval van een nederlaag van de revolutie vestigt de bourgeoisie haar fascistische dictatuur. In het geval van de overwinning is het resultaat: macht van de sovjets, d.w.z. dictatuur van het proletariaat en de socialistische wederopbouw van de maatschappij.
De koloniale en half-koloniale landen zijn uit de aard van de zaak onderontwikkelde landen. Maar deze onderontwikkelde landen leven onder de omstandigheden van de wereldheerschappij van het imperialisme. Hun ontwikkeling is daarom een gecombineerde: ze verenigen in zich de meest primitieve vormen van economie met de modernste kapitalistische techniek en cultuur. Daarmee is ook de politiek van het proletariaat van de onderontwikkelde landen gekenmerkt: het is gedwongen de strijd voor de meest elementaire taken van de nationale onafhankelijkheid en de burgerlijke democratie met de socialistische strijd tegen het wereld-imperialisme te combineren. De eisen van de democratie, de overgangseisen en de taken van de socialistische revolutie zijn in strijd niet door historische tijdperken gescheiden, maar vloeien onmiddellijk uit elkaar voort. Nauwelijks was het Chinese proletariaat begonnen vakverenigingen te vormen, toen het reeds aan sovjets moest denken. In deze zin is het onderhavig programma in de koloniale en half-koloniale landen alleszins van toepassing, althans in die, waar het proletariaat reeds in staat is een onafhankelijke politiek te voeren.
De centrale problemen van de koloniale en half-koloniale landen zijn: de agrarische revolutie, d.w.z. de liquidatie van de feodale erfenis, en de nationale onafhankelijkheid, d.w.z. het afschudden van het imperialistische juk. Beide taken zijn nauw met elkaar verbonden.
Het is onmogelijk het democratische programma eenvoudig te verwerpen: het is nodig dat de massa’s zelf in de strijd boven dit programma uitgroeien. Het ordewoord van een nationale (of wetgevende) vergadering blijft in landen als China en India volledig van kracht. Dit ordewoord moet onophoudelijk met de taak van de nationale bevrijding en de agrarische hervorming verbonden worden. Voor alles moeten de arbeiders met dit democratische programma bewapend worden. Slechts zij kunnen de boeren wakker schudden en aaneensluiten. Op de basis van het revolutionaire democratische programma moeten de arbeiders in tegenstelling tot de “nationale” bourgeoisie gebracht worden.
In een zekere etappe van een massa-mobilisatie onder ordewoorden van de revolutionaire democratie kunnen en moeten er sovjets ontstaan. Hun historische rol in elke bepaalde periode, in het bijzonder hun verhouding tot de Nationale Vergadering, wordt bepaald door het politieke niveau van het proletariaat, door de binding tussen het proletariaat en de boeren en door het karakter van de politiek van de proletarische partij. Vroeg of laat moeten de sovjets de burgerlijke democratie omverwerpen. Alleen zij zijn in staat de democratische revolutie tot het einde te voeren en daarmee het tijdperk van de socialistische revolutie in te leiden.
Het specifieke belang van de diverse democratische eisen en overgangseisen in de strijd van het proletariaat, hun onderlinge verbinding, hun volgorde, worden door de bijzondere omstandigheden van elk onderontwikkeld land, in aanzienlijke mate door de graad van zijn onderontwikkeling bepaald. Echter, de algemene richting van de revolutionaire ontwikkeling kan door de formule van de permanente revolutie worden aangeduid, in de zin die de drie Russische revoluties (1905, februari 1917, oktober 1917) deze formule definitief verleenden.
De Komintern gaf de onderontwikkelde landen het voorbeeld, hoe men een krachtige en veelbelovende revolutie ten gronde kan richten. Gedurende de stormachtige groei van de massa-beweging in China in 1925-27 stelde de Komintern niet het ordewoord van de Nationale Vergadering en verbood ze tegelijkertijd de vorming van de sovjets. De burgerlijke Kwomingtang-partij zou volgens Stalins plan zowel de nationale vergadering als de sovjets vervangen. Na het neerslaan van de massa’s door de Kwomingtang organiseerde de Komintern in Kanton een karikatuur-sovjet.[19] Na de onvermijdelijke ineenstorting van de Kantonese opstand betrad de Komintern de weg van de partisanenoorlog en de boerensovjets, bij een volledige passiviteit van het industrie-proletariaat. Aldus in het slop geraakt, benutte de Komintern de Japans-Chinese oorlog om met één pennenstreek het “Sovjet-China” te liquideren en niet alleen het boeren-“Rode Leger”, maar ook de zogenaamde communistische partij weer aan de Kwomingtang, d.w.z. de bourgeoisie ondergeschikt te maken.
De Komintern, die de internationale proletarische revolutie in naam van de vriendschap met de democratische slavenouders verraden heeft, moet tegelijkertijd ook de bevrijdingsstrijd van de koloniale volkeren verraden, en wel met nog groter cynisme dan voor haar de Tweede Internationale deed. Eén van de taken van de politiek van Volksfronten en de “nationale verdediging” is, de honderden miljoenen tellende koloniale bevolking in kanonnenvlees voor het “democratische” imperialisme te veranderen. De banier van de bevrijdingsstrijd van de koloniale en half-koloniale volkeren, d.w.z. van meer dan de helft van de mensheid, gaat definitief over in handen van de IVe Internationale.
De dagen dat de Komintern-strategen verkondigden dat Hitlers overwinning slechts een voorspel was van de overwinning van Thälmann[20], liggen ver achter ons. Thälmann is na meer dan vijf jaar nog niet uit de gevangenis van Hitler gekomen. Mussolini houdt Italië sinds meer dan zestien jaar in de boeien van het fascisme geslagen. In al deze jaren bleken de partijen van de Tweede en Derde Internationale onmachtig, niet slechts om een massabeweging in het leven te roepen, maar ook om een ernstige illegale organisatie te scheppen, die ook maar enigszins de vergelijking met de Russische revolutionaire partijen van de tsaristische periode zouden kunnen doorstaan.
Er bestaat niet de minste reden voor, de sterkte van de fascistische ideologie als de oorzaak van dit falen te zien. Mussolini heeft in de grond van de zaak nooit enige ideologie gehad. Hitlers “ideologie” heeft de arbeiders nooit serieus aangesproken. De bevolkingslagen die destijds door de roes van het fascisme bedwelmd waren, d.w.z. voornamelijk de middenklasse, hebben tijd genoeg gehad om te ontnuchteren.
Als desondanks de enige merkbare oppositie zich tot de protestantse en katholieke kringen beperkt, dan moet de oorzaak niet in de half-fascistische, en half-poppenkastachtige “rassen”- en “bloed”-theorie gezocht worden, maar in het verschrikkelijke failliet van de ideologieën van de democratie, van de sociaaldemocratie en de Komintern.
Na de verplettering van de Parijse Commune duurde de verstikkende reactie ongeveer 8 jaar. Na de nederlaag van de Russische revolutie van 1905 bleven de arbeidersmassa’s bijna even lang in verstarring.
Intussen ging het in deze beide gevallen slechts om fysieke nederlagen, bepaald door de krachtsverhoudingen. In Rusland ging het bovendien om een nog bijna maagdelijk proletariaat. De fractie van de bolsjewieken was toen nog geen drie jaar oud. Geheel anders stonden de zaken in Duitsland, waar de leiding bij machtige partijen lag, waarvan de ene op een 70-jarig, de andere op een 15-jarig bestaan terugzag. Deze beide partijen, die miljoenen kiezers hadden, bewezen reeds voor de slag hun morele verlamming en hebben zich zonder strijd overgegeven. Zo’n catastrofe was in de geschiedenis nog niet voorgekomen. Het Duitse proletariaat werd niet in de slag door de vijand verslagen. Het werd vernietigd door de lafheid, de laagheid en het verraad van zijn eigen partijen. Geen wonder, dat het geloof in alles waarin het gedurende bijna drie generaties gewend was te geloven, verloor. Hitlers overwinning heeft van zijn kant Mussolini versterkt.
Het daadwerkelijke gebrek aan succes van het revolutionaire werk in Italië en Duitsland is niets meer dan de prijs voor de misdadige politiek van de sociaaldemocratie en de Komintern. Voor illegaal werk heeft men niet alleen de sympathie van de massa’s nodig, maar daarenboven de geestdrift van haar meer vooruitstrevende lagen. Kan men echter geestdrift verwachten voor organisaties die historisch gezien bankroet zijn? Als geëmigreerde leiders treden in hoofdzaak tot in het merg gedemoraliseerde agenten van het Kremlin en de GPOe op, evenals voormalige sociaaldemocratische ministers van de bourgeoisie, die ervan dromen dat de arbeiders hen door één of ander wonder weer op hun verloren plaats zullen helpen. Kan men zich deze lieden ook maar één minuut lang als de leiders van de toekomstige anti-fascistische revolutie voorstellen?
De gebeurtenissen in de wereld-arena: het neerslaan van de Oostenrijkse arbeiders, de nederlaag van de Spaanse revolutie, de ontaarding van de Sovjetstaat, konden tot dusver geen revolutionaire opbloei in Italië of Duitsland bevorderen. Voor zover de Italiaanse en Duitse arbeiders voor politieke inlichtingen, in hoofdzaak, van de radio afhankelijk zijn, kan men met zekerheid zeggen, dat de Moskouse zender, die thermidoriaanse leugenachtigheid aan domheid en brutaliteit paart, tot een belangrijke factor van de demoralisatie van de arbeiders in totalitaire staten geworden is. Zowel in dit als in ander verband is Stalin Göbbels’ handlanger.
Intussen zetten de klassentegenstellingen, die de overwinning van het fascisme brachten, hun werk ook onder de heerschappij van het fascisme voort, en ondergraaft het langzaam. De massa’s worden steeds meer ontevreden. Honderden en duizenden toegewijde arbeiders verrichten ondanks alles verder het voorzichtige werk van revolutionaire mollen. Nieuwe generaties, die de ineenstorting van de grote tradities en hoop niet direct meegemaakt hebben, groeien op. De moleculaire voorbereiding van de proletarische revolutie voltrekt zich onder een loodzwaar, totalitair deksel. Maar om de verborgen energie in openlijke bewegingen om te zetten, moet de voorhoede van het proletariaat eerst een nieuw perspectief, een nieuw programma, een nieuwe onbevlekte banier vinden.
Hier ligt de voornaamste moeilijkheid. Voor de arbeiders van de fascistische landen is het moeilijkst, zich omtrent de nieuwe programma’s te oriënteren. De verificatie van een programma geschiedt door middel van ervaring. Evenwel, juist de ervaring ontbreekt in de landen van het totalitaire despotisme. Het is heel wel mogelijk, dat er eerst een groot succes van het proletariaat in één van de “democratische” landen nodig is, om de revolutionaire beweging op het terrein van het fascisme een impuls te geven. Een soortgelijke werking kan een financiële of oorlogscatastrofe teweegbrengen. Thans moet men voornamelijk voorbereidend propagandistisch werk verrichten, dat eerst in de toekomst goede vrucht zal dragen. Eén ding kan men nu reeds met grote zekerheid zeggen: eenmaal aan de oppervlakte gekomen zal de revolutionaire beweging in de fascistische landen met één slag een grandioze omvang aannemen en in geen geval blijven staan bij pogingen om de levensgeesten van één of ander Weimar-lijk weer op te wekken.
Op dit punt begint de onverzoenlijke scheiding tussen de IVe Internationale en de oude partijen die hun bankroet fysiek overleefd hebben. Het “Volksfront” in de emigratie is het rampzaligste en verraderlijkste van alle mogelijke volksfronten. Het betekent in de grond het onmachtig weemoedig smachten naar de coalitie met een niet aanwezige liberale bourgeoisie. Zou het enige succes hebben, dan zou het slechts een reeks van nieuwe schipbreuken van het proletariaat volgens het Spaans model voorbereiden. Onbarmhartig de theorie en de praktijk van het Volksfront ontmaskeren is daarom een eerste voorwaarde voor de revolutionaire strijd tegen het fascisme.
Dit betekent natuurlijk niet dat de IVe Internationale de democratische ordewoorden afwijst. Integendeel, deze kunnen een geweldige rol spelen. Maar de formules van de democratie (vrijheid an vereniging, persvrijheid, enz.) betekenen voor haar slechts voorbijgaande en episodische ordewoorden in de zelfstandige beweging van het proletariaat, en niet een democratische strop, die door de agenten van de bourgeoisie om de hals gelegd werd (Spanje!). Zodra de beweging ergens een massakarakter krijgt, vlechten de democratische ordewoorden zich met de overgangs-ordewoorden samen; er zullen vermoedelijk fabriekscomités ontstaan, nog voor de oude bonzen, vanuit hun kantoren aan de opbouw van vakbonden beginnen: Duitsland zal met sovjets bezaaid zijn, nog voor in Weimar een nieuwe wetgevende vergadering bijeen zal zijn. Hetzelfde geldt voor Italië en de overige totalitaire en landen.
Het fascisme heeft deze landen in de politieke barbarij teruggeworpen. Maar hun sociale structuur heeft hen niet veranderd. Het fascisme is een werktuig van het financiekapitaal en niet van het feodale grootgrondbezit. Het revolutionaire programma moet gebaseerd zijn op de dialectiek van de klassenstrijd, welke ook voor de landen van het fascisme geldt, en niet op de psychologie van geschrokken bankroetiers.
De IVe Internationale verwerpt met afschuw de methoden van een politieke maskerade die de stalinisten, de voormalige helden van de “derde periode”, aanleiding geven, om beurtelings het masker van katholieken, protestanten, joden, Duitse nationalisten en liberalen op te zetten, alleen maar om hun eigen weinig aantrekkelijk gezicht te verbergen. De IVe Internationale treedt altijd en overal onder haar eigen vaandel op. Zij biedt haar programma openlijk aan het proletariaat van de fascistische landen aan. Reeds nu zijn de vooruitstrevende arbeiders van de hele wereld er onwrikbaar van overtuigd dat de val van Mussolini, Hitler, hun agenten en nabootsers ten uitvoer gebracht zal worden onder de leiding van de IVe Internationale.
De Sovjet-Unie kwam uit de Oktoberrevolutie als arbeidersstaat tevoorschijn. Het nationaliseren van de productiemiddelen, noodzakelijke voorwaarde voor de socialistische ontwikkeling, maakt een snel groeien van de productiekrachten mogelijk. Het apparaat van de arbeidersstaat viel sindsdien aan een volkomen ontaarding ten prooi, en werd van werktuig van de arbeidersklasse tot werktuig van bureaucratisch geweld tegen de arbeidersklasse, en mettertijd steeds meer tot werktuig van sabotage van de economie. De bureaucratisering van een achterlijke en geïsoleerde arbeidersstaat en de verandering van de bureaucratie in een almachtige en bevoorrechte kaste, zijn, niet slechts theoretisch, maar ook praktisch, de meest overtuigende weerlegging van de theorie van socialisme in één land.
Het regime van de USSR bevat op deze wijze dreigende tegenstellingen, maar het blijft een regime van een ontaarde arbeidersstaat. Tot zover de sociale diagnose. De politieke prognose is een alternatief: of de bureaucratie, die steeds meer tot een orgaan van de wereld-bourgeoisie binnen de arbeidersstaat wordt, zal de nieuwe eigendomsvormen omverwerpen en het land in het kapitalisme terugstoten, of de arbeidersklasse zal de bureaucratie verpletteren en de uitweg naar het socialisme vrijmaken.
Voor de secties van de IVe Internationale zijn de Moskouse processen niets onverwachts, noch het gevolg van de persoonlijke waanzin van de dictator van het Kremlin, maar een wettig kind van de Thermidor.[21]
Ze zijn ontstaan uit de ondraaglijke spanningen binnen de Sovjet-bureaucratie, die harerzijds de tegenstellingen tussen de bureaucratie en het volk, alsmede de zich verdiepende tegenstellingen in het volk zelf, weerspiegelen. De bloedige “hersenschimmen” van de processen toont aan in hoeverre de tegenstellingen zich verscherpt hebben en voorspelt zo de naderende ontknoping.
De publieke verklaringen van voormalige buitenlandse Kremlin-agenten, die weigerden naar Moskou terug te keren, bekrachtigden op hun manier, dat binnen de bureaucratie alle schakeringen van het politieke denken aanwezig waren, vanaf echt bolsjewisme (I. Reiss [22]) tot aan het volslagen fascisme (Butenko [23]). De revolutionaire elementen van de bureaucratie, die een kleine minderheid vormen, weerspiegelen, weliswaar passief, de socialistische belangen van het proletariaat. De fascistische en algemeen contra-revolutionaire elementen, die onophoudelijk groeien, brengen steeds consequenter de belangen van het wereldimperialisme tot uitdrukking. Deze compradorenkandidaten zijn, niet zonder grond, van mening dat de nieuwe heersende laag haar bevoorrechtte positie slechts kan handhaven door af te zien van de nationalistatie, de collectivisatie en het monopolie van de buitenlandse handel, in naam van een aanpassing aan de “westelijke beschaving”, d.w.z. aan het kapitalisme. Tussen beide polen bevinden zich tendensen die het midden houden en meer of minder vaag zijn, tendensen met mensjevistisch, sociaal-revolutionair of liberaal karakter, die in de richting van een burgerlijke democratie werken.
In deze zogenaamde “klassenloze” maatschappij zelf bestaan zonder twijfel evenveel groeperingen als in de bureaucratie, alleen minder duidelijk uitgesproken en in tegengestelde verhouding: de bewust kapitalistische tendensen, die voornamelijk de meer welvarende delen van de kolchozeboeren omvatten, zijn slechts voor een kleine minderheid van de bevolking karakteristiek. Maar zij vinden een brede basis in de kleinburgerlijke tendensen tot particulieren accumulatie, die uit de algemene nood voortvloeien en door de bureaucratie bewust aangemoedigd worden. Op dit systeem van groeiende tegenstellingen, die het sociale evenwicht steeds sterker verstoren, houdt een thermidoriaanse oligarchie, welke thans hoofdzakelijk uit Stalins bonapartische kliek bestaat, zich met terreur-methoden staande.
De laatste processen waren een slag naar links. Dat geldt eveneens voor de repressie tegen de leiders der rechtse oppositie, want vanuit het standpunt van de belangen en tendensen van de bureaucratie was de rechtse groepering van de oude bolsjewistische partij een links gevaar. Het feit dat de bonapartistische kliek, die ook haar rechtse bondgenoten van het slag Butenko vreest, in het belang van haar instandhouding gedwongen was een bijna totale uitroeiing van de oude generatie van bolsjewieken door te voeren, is een onweerlegbaar bewijs voor het voortleven van de revolutionaire tradities in de massa’s, evenals voor hun toenemende ontevredenheid.
De kleinburgerlijke democraten van het Westen, die gisteren nog de Moskouse processen voor goede munt aanvaardden, herhalen thans hardnekkig, dat er “in de USSR noch trotskisme, noch trotskisten bestaan”.
Zij verklaren echter niet, waarom de hele zuivering juist in het teken van de strijd tegen dit gevaar staat. Indien men het trotskisme als voltooid programma ziet, of meer nog als een organisatie, dan is het trotskisme in de USSR zonder twijfel buitengewoon zwak. Evenwel, zijn onoverwinnelijke kracht ligt daarin, dat het niet slechts de uitdrukking van de revolutionaire traditie is, maar ook van de huidige oppositie van de arbeidersklasse zelf. Juist de sociale haar van de arbeiders tegen de bureaucratie is in de ogen van de Kremlin-kliek “trotskisme”. Zij is dodelijk bevreesd, en terecht, voor het samengaan van de zwijgende opstandigheid van de arbeiders met de organisatie van de IVe Internationale.
De uitroeiing va de oude generatie van de bolsjewieken en van de revolutionaire vertegenwoordigers van de middelbare en jonge generatie heeft het politieke evenwicht nog verder naar rechts verlegd, ten gunste van de burgerlijke vleugel van de bureaucratie en haar bondgenoten in het land. Van die kant, dus van rechts, mag men in de eerstvolgende periode steeds beslister pogingen verwachten, de maatschappelijke orde in de USSR om te vormen door toenadering tot de “westerse beschaving”, bij voorkeur in haar fascistische vorm.[24]
Dit vooruitzicht geeft aan het vraagstuk van de “verdediging van de USSR” een zeer concreet karakter. Als morgen de burgerlijk fascistische groepering, kortom, de “fractie Butenko”, de strijd voor de machtsovername aangaat, dan zal de “fractie Reiss” onvermijdelijk aan de andere kant van de barricade staan. Tijdelijk bondgenoot van Stalin, zal ze vanzelfsprekend niet zijn bonapartistische kliek, maar de sociale basis van de USSR verdedigen, d.w.z. het aan de kapitalisten ontnomen en aan de staat gekomen eigendom. Indien de “fractie Butenko” met Hitler in een militair verbond staat, dan zal de “fractie Reiss” de USSR tegen de militaire interventie verdedigen, zowel in de USSR als op het wereldtoneel. Iedere andere houding zou verraad betekenen.
Is het derhalve ontoelaatbaar, van tevoren de zich in heel bepaalde gevallen voordoende mogelijkheid van een “eenheidsfront” met het thermidoriaanse deel van de bureaucratie tegen de openlijke aanval van de kapitalistische contra-revolutie af te wijzen, toch blijft de voornaamste politieke taak in de USSR de val van de thermidoriaanse bureaucratie. Elke dag dat haar heerschappij langer duurt, ondermijnt ze de socialistische elementen van de economie en vergroot ze de kansen op kapitalistische restauratie. In dezelfde richting werkt de Komintern, agent en handlanger van de Stalinkliek, bij de verstikking van de Spaanse revolutie en de demoralisering van het internationale proletariaat.
Evenals in de fascistische landen ligt de voornaamste kracht van de bureaucratie niet in haarzelf, maar in de ontmoediging van de massa’s, in hun gebrek aan een nieuw perspectief. Evenals in de fascistische landen, waarvan Stalins apparaat zich politiek niet onderscheidt, tenzij door grotere razernij, is in de USSR nu slechts voorbereidend propagandistisch werk mogelijk. Evenals in de fascistische landen zullen waarschijnlijk gebeurtenissen van buitenaf de stoot geven tot een revolutionaire beweging van de Sovjetarbeiders. De strijd tegen de Komintern in de hele wereld is thans het belangrijkste deel van de strijd tegen de stalinistische dictatuur. Veel wijst erop, dat de ontbinding van de Komintern, die in de GPOe geen directe steun heeft, aan de val van de bonapartistische kliek en voor de thermidoriaanse bureaucratie in het algemeen zal vooraf gaan.
De nieuwe opleving van de revolutie in de USSR zal ongetwijfeld aanvangen onder de banier van de strijd tegen de sociale ongelijkheid en de politieke onderdrukking. Weg met de voorrechten van de bureaucratie! Weg met het stachanovisme, weg met de Sovjet-aristocratie, haar rangen en orden! Meer gelijkheid in de betaling van alle vormen van arbeid!
De strijd om de vrijheid van de vakbonden en de fabriekscomités, voor vrijheid van vergadering en van drukpers zal in de strijd voor het herstel en het uitbreiden van de sovjetdemocratie veranderen.
De bureaucratie heeft de sovjets als klasse-organen vervangen door de fictie van het algemeen kiesrecht in de stijl van Hitler-Göbbels. Het gaat erom, de sovjets niet slechts hun vrije democratische vorm terug te geven, maar ook haar klasse-inhoud. Zoals vroeger de bourgeoisie en de koelakken niet in de sovjets toegelaten werden, moeten thans ook de bureaucratie en de nieuwe aristocratie uit de sovjets verdreven worden. In de sovjets is slechts voor vertegenwoordigers van de arbeiders, van de eenvoudige kolchoseleden, boeren en soldaten van het Rode Leger plaats. De democratisering van de sovjets is ondenkbaar zonder de legalisering van de sovjetpartijen. De arbeiders en boeren zullen door vrije stemming zelf tonen, welke partijen sovjetpartijen zijn.
Herziening van de planeconomie van boven tot onder in het belang van producenten en consumenten! De fabriekscomités zullen het recht van de controle over de productie moeten hernemen. Het democratisch georganiseerde verbruikscoöperatiewezen moet de kwaliteit van de producten en de prijzen controleren.
Reorganiseren van kolchozen[25] volgens de wil en in het belang van de kolchozeleden! De conservatieve internationale politiek van de bureaucratie moet plaats maken voor de politiek van het proletarische internationalisme. De hele diplomatieke correspondentie van het Kremlin moet gepubliceerd worden. Weg met de geheime diplomatie!
Alle schijnprocessen, die door de Thermidoriaanse bureaucratie in elkaar gezet zijn, moeten herzien worden, in volle openbaarheid en op grondslag van het recht van hoor en wederhoor. De organisatoren van de vervalsingen moeten hun verdiende straf ontvangen.
Dit programma kan zonder de val van de bureaucratie, die zich door geweld en bedrog in stand houdt, niet verwezenlijkt worden. Slechts een zegevierende revolutionaire opstand van de onderdrukte massa’s kan het Sovjet-regime herboren doen worden en zijn verdere ontwikkeling naar het socialisme waarborgen. Slechts de partij van de IVe Internationale is in staat om de Sovjet-massa’s naar de opstand te leiden.
Weg met de bureaucratische kliek van Kaïn-Stalin!
Leve de Sovjet-democratie!
Leve de Socialistische Wereldrevolutie!
De politiek van de partij van Léon Blum in Frankrijk toont opnieuw dat de reformisten niet in staat zijn uit de meest tragische lessen van de geschiedenis iets te leren. De Franse sociaaldemocratie aapt slaafs de politiek van de Duitse sociaaldemocratie na en gaat dezelfde catastrofe tegemoet als deze. In de loop van tientallen jaren is de Tweede Internationale met het regime van de burgerlijke democratie vergroeid, er een onafscheidelijk deel van geworden en door haar verrotting aangestoken.
De Derde Internationale trad in de voetstappen van het reformisme in een tijd, waarin de crisis van het kapitalisme de proletarische revolutie definitief op de dagorde stelde. De huidige Komintern-politiek in Spanje en China — een politiek van het kruipen voor de “democratische” en “nationale” bourgeoisie — bewijst, dat ook de Komintern niet in staat is te leren of te veranderen. De bureaucratie, die in de USSR tot een reactionaire kracht werd, kan in de wereld-arena geen revolutionaire rol spelen.
Het anarcho-syndicalisme, beleefde over het geheel genomen een gelijksoortige ontwikkeling. In Frankrijk is de syndicale bureaucratie van Léon Jouhaux[26] reeds sedert lang een burgerlijk agentschap in de arbeidersklasse geworden. In Spanje heeft het anarcho-syndicalisme zijn revolutionair masker afgelegd, zodra de revolutie uitbrak en is tot het vijfde wiel aan de wagen van de burgerlijke democratie geworden.
De centristische tussen-organisaties, die zich om het Londens bureau scharen, zijn slechts “linkse” aanhangsels bij de sociaaldemocratie of bij de Komintern. Zij legden een volkomen onvermogen aan de dag zich in een historische situatie te oriënteren en er revolutionaire conclusies uit te trekken. Het toppunt hiervan is de Spaanse POUM, die zich midden in een revolutie totaal ongeschikt toonde een revolutionaire politiek te ontwikkelen.
De tragische nederlagen van het wereldproletariaat in een lange reeks van jaren, veroordeelden de officiële organisaties tot nog groter conservatisme en dreven tegelijkertijd de teleurgestelde kleinburgerlijke “revolutionairen” op zoek naar “nieuwe wegen”. Zoals steeds in tijdperken van reactie en verval, schieten kwakzalvers en charlatans als paddestoelen uit de grond. Zij willen de hele manier van revolutionair denken herzien. In plaats van uit het verleden te leren, “verwerpen” ze het. Sommigen ontdekken dat het marxisme gefaald zou hebben, anderen verkondigen de ineenstorting van het bolsjewisme. Sommigen leggen de revolutionaire leer de verantwoording op voor de fouten en misdaden van diegenen, die haar verraden hebben, anderen wijzen de medicijn af, omdat ze geen bliksemsnelle en wonderbaarlijke genezing kan brengen.
De meest vermetelen beloven een middel voor alle kwalen te ontdekken en geven de raad, in afwachting daarvan de klassenstrijd op te schorten. Talrijke profeten van een nieuwe moraal hebben de bedoeling de arbeidersbeweging met behulp van een ethische homeopathie te herstellen. De meeste van deze apostelen worden, zonder ooit het slagveld te betreden, zelf morele invaliden. Zo worden het proletariaat oude recepten, die reeds lang in de archieven van het socialisme van voor Marx begraven zijn, als allerlaatste nieuwigheid voorgezet.
De IVe Internationale verklaart aan de bureaucratieën van de Tweede, Derde, Amsterdamse en Anarcho-syndicalistische Internationale, evenals aan hun centristische satellieten de onverzoenlijke strijd: aan het reformisme zonder hervormingen, aan de “democratie” in bondgenootschap met de GPOe[27], aan het pacifisme zonder vrede, aan het anarchisme in dienst van de bourgeoisie, aan de “revolutionairen” die de revolutie als de dood vrezen. Al deze organisaties zijn geen waarborg voor de toekomst, maar rottende overblijfselen van het verleden. Het tijdperk van oorlogen en revoluties zal van hen geen steen op de andere laten.
De IVe Internationale zoekt geen middelen voor alle kwalen en vindt ze niet uit ook. Ze staat geheel op de bodem van het marxisme als enige revolutionaire leer, die haar in staat stelt te begrijpen wat is, de oorzaken van de nederlagen bloot te leggen en de overwinning nauwgezet voor te bereiden. De IVe Internationale zet de traditie van het bolsjewisme voort, dat als eerste het proletariaat toonde, hoe men de macht verovert. De IVe Internationale schuift de kwakzalvers, charlatans en leermeesters van de moraal waar niemand om gevraagd heeft terzijde. In een op uitbuiting gebaseerde maatschappij is de moraal van de socialistische revolutie de hoogste moraal. Goed zijn alle methoden en middelen die het klassebewustzijn van de arbeiders, hun vertrouwen in eigen kracht, hun bereidheid tot zelf-opofferende strijd verhogen. Ontoelaatbaar zijn alle methoden, die de onderdrukten vrees en deemoed voor de onderdrukkers ingeven, de geest van protest en verzet verstikken of de wil van de massa’s door de wil van de leiders, de overtuiging door de dwang, de analyse van de werkelijkheid door de demagogie en zwendel vervangen. Daarom zijn de sociaaldemocratie, die het marxisme prostitueerde, evenals het stalinisme, de antithese van het bolsjewisme, doodsvijanden van de proletarische revolutie en haar moraal.
De werkelijkheid open onder ogen zien, niet de weg van de minste weerstand zoeken, de dingen bij hun naam noemen, de massa’s de waarheid zeggen, hoe bitter zij ook zijn mag, niet voor hindernissen terugschrikken, trouw en toegewijd zijn, zowel in het kleine als in het grote, het programma op de logica van de klassenstrijd grondvesten, moed tot handelen tonen, als het uur van de daad geslagen heeft, dat zijn de stelregels van de IVe Internationale. Zij heeft getoond, dat ze tegen de stroom op kan zwemmen. De eerstvolgende golf van de geschiedenis zal haar op haar top meevoeren.
Onder invloed van het verraad van historische organisaties van het proletariaat zijn aan de rand van de IVe Internationale verschillende soorten sektarische groeperingen ontstaan of weer opgeleefd. Ze hebben de verwerping van de strijd voor deel- en overgangseisen ten grondslag, d.w.z. de strijd voor de meest elementaire belangen en behoeften van de arbeidersmassa’s zoals ze zijn. De voorbereiding va de revolutie betekent voor de sektariërs zichzelf van de superioriteit van het socialisme overtuigen.
Ze stellen voor de “oude” vakbonden, d.w.z. tientallen miljoenen georganiseerde arbeiders, de rug toe te keren, alsof de massa’s buiten de realiteit van de klassenstrijd om zouden leven! Ze blijven passief t.o.v. de strijd in de reformistische organisaties, alsof men de massa’s zou kunnen veroveren, zonder zich in deze strijd te mengen! Ze zien ervan af, in de praktijk een onderscheid te maken tussen de burgerlijke democratie en het fascisme, alsof de massa’s dit onderscheid niet voortdurend zouden kunnen voelen!
De sektariërs kunnen slechts twee kleuren onderscheiden: wit en zwart. Om niet in verzoeking te komen, vereenvoudigen ze de werkelijkheid. Ze zien ervan af, een onderscheid tussen de strijdende kampen in Spanje te maken, met de motivering, dat beide burgerlijk zijn. Ze houden het om dezelfde reden voor noodzakelijk, in de oorlog tussen Japan en China neutraal te blijven. Ze loochenen het fundamentele verschil tussen de USSR en de burgerlijke landen en weigeren, wegens de reactionaire politiek van de Sovjet-bureaucratie, de door de Oktoberrevolutie geschapen eigendomsvormen tegen het imperialisme te verdedigen. Ze zijn niet in staat toegang tot de massa’s te vinden en beschuldigen daarom de massa’s er graag van niet in staat te zijn zich tot de revolutionaire ideeën te verheffen.
Een brug in de vorm van overgangseisen hebben deze steriele profeten uiteraard niet nodig, want ze zijn in het geheel niet van plan op de andere oever te komen. Ze trappelen ter plaatse rond en vergenoegen zich met het herkauwen van steeds dezelfde lege abstracties. De politieke gebeurtenissen zijn voor hen aanleiding tot commentaren, niet tot acties.
Omdat de sektariërs, precies als allerlei soorten warhoofden en wonderdoeners, voortdurend over de werkelijkheid struikelen, leven ze in een toestand van eeuwige geprikkeldheid, klagen ze ononderbroken over het “regime” en de “methoden” en geven zich onophoudelijk over aan kleine intriges. In hun eigen kringetje heerst gewoonlijk een despotisch regime. De politieke krachteloosheid van het sektarisme vult slechts de krachteloosheid van het opportunisme aan als een schaduw, zonder enige revolutionair perspectief te openen. In de praktische politiek verenigen de sektariërs zich elk ogenblik met de opportunisten, in het bijzonder met de centristen, met als doel de strijd tegen het marxisme.
De meeste van deze sektarische groepen en klieken, die zich met de kruimels voeden, die van de tafel van de IVe Internationale vallen, voeren een organisatorisch “zelfstandig” bestaan, met grote pretenties, maar zonder het geringste uitzicht op succes. De bolsjewieken-leninisten kunnen, als ze hun tijd niet verspillen willen, deze groepen rustig aan hun lot overlaten. Er bestaan echter ook sektarische tendensen in onze rijen, waar ze een verderfelijke invloed op het werk van zekere secties uitoefenen. Een juiste politiek met betrekking tot de vakbeweging is een fundamentele voorwaarde voor het aangesloten zijn bij de IVe Internationale. Wie de weg naar de massabeweging niet zoekt en niet vindt, is voor de partij geen strijder, maar dode ballast. Het programma wordt niet gemaakt voor redacties, lees- en discussieclubs, maar voor revolutionaire actie van miljoenen. De zuivering van de rijen van de IVe Internationale van het sektarisme en van de onverbeterlijke sektariërs is een eerste voorwaarde voor revolutionaire successen.
De nederlaag van de Spaanse revolutie, die het werk was van haar “leiders”, het schandelijke bankroet van het Volksfront in Frankrijk en het ruchtbaar worden van het gerechtelijk banditisme van de Moskouse processen, deze drie feiten bij elkaar brengen de Komintern een onherstelbare slag toe en terloops zware verwondingen aan haar bondgenoten, de sociaaldemocraten en anarcho-syndicalisten. Dat betekent natuurlijk niet, dat de leden van deze organisaties zich opeens tot de IVe Internationale wenden. De oude generatie, die een vreselijke ineenstorting meemaakte, houdt er voor het grootste deel helemaal mee op. De IVe Internationale streeft er bovendien in het geheel niet naar een toevluchtsoord voor revolutionaire invaliden en ontgoochelde bureaucraten en carrièristen te worden. Integendeel, tegen een mogelijk toestromen van kleinburgerlijke elementen, die thans in de apparaten van de oude generaties overheersen, moeten strenge preventieve maatregelen getroffen worden: een lange proeftijd voor niet proletarische kandidaten, vooral als het om voormalige bureaucraten gaat; verbod voor hen in de eerste drie jaar in de partij welke verantwoordelijke post dan ook te bekleden, enz. In de IVe Internationale zal ook geen baantjesjagerij, deze pest van de oude Internationales, geen plaats zijn. Bij ons vinden slechts diegenen toegang, die voor de beweging en niet op kosten van de beweging willen leven. De revolutionaire arbeiders zullen zich de meesters voelen. Voor hen staan de poorten van de organisatie wijd open.
Natuurlijk zijn er nu ook veel arbeiders, zelfs onder hen die vroeger in de voorste gelederen stonden, die vermoeid en teleurgesteld zijn. Zij zullen, althans in de eerstkomende tijd, aan de kant blijven staan. Als een programma of een organisatie verslijt, verslijt daarmee ook de generatie die hen op de schouders droeg. De vernieuwing van de beweging geschiedt door de jeugd, die vrij is van verantwoordelijkheid voor het verleden.
De IVe Internationale schenkt aan de jonge generatie van het proletariaat buitengewone aandacht. Door haar hele politiek streeft ze ernaar de jeugd te vertrouwen in haar eigen kracht en in de toekomst te geven. Alleen nieuw enthousiasme en een offensieve houding van de jeugd kunnen in de strijd de eerste successen verzekeren; slechts deze successen kunnen de beste elementen van de oude generatie op de weg van de revolutie terugbrengen. Zo was het en zo zal het zijn. Alle opportunistische organisaties concentreren overeenkomstig hun eigen karakter hun voornaamste opmerkzaamheid op de bovenste lagen van de arbeidersklasse en negeren daarom zowel de jeugd als de werkende vrouwen. Intussen deelt de neergangsperiode van het kapitalisme zijn zwaarste slagen uit aan de vrouw, zowel als arbeidster als huisvrouw. De secties van de IVe Internationale moeten bij de meest onderdrukte lagen van de arbeidersklasse en derhalve bij de vrouwelijke arbeiders steun zoeken. Daar zullen ze onuitputtelijke bronnen van toewijding, zelfverloochening en offerbereidheid vinden.
Weg met het bureaucratendom en de baantjesjagerij! Vrij baan door de jeugd! Vrij baan voor de werkende vrouw! Deze leuzen staan op het vaandel van de IVe Internationale geschreven.
De sceptici vragen: is dan de tijd tot stichting van een nieuwe Internationale reeds gekomen? Men kan toch niet — zo zeggen zij — de Internationale “kunstmatig” scheppen; ze kan slechts uit grote gebeurtenissen ontstaan, enz. Al deze tegenwerpingen tonen slechts, dat sceptici voor de vorming van een nieuwe internationale niet deugen. Ze deugen nauwelijks ergens voor.
De IVe Internationale is reeds uit grote gebeurtenissen ontstaan: uit de grootste nederlagen van het proletariaat. De oorsprong van deze nederlagen ligt in de ontaarding en in het verraad van de oude leiding. De klassenstrijd duldt geen onderbreking. De Derde Internationale, is, na de Tweede, voor de revolutie dood. Leve de IVe Internationale!
Maar de sceptici zwijgen niet: “Is het nu al het moment om haar te proclameren?” “De Vierde Internationale”, antwoorden wij, hoeft niet geproclameerd te worden. Ze bestaat en zij strijdt. Is ze zwak? Ja, haar rijen zijn nog weinig talrijk, want ze is nog jong. Het zijn tot nu toe hoofdzakelijk kaders. Maar deze kaders zijn de enige garantie voor een revolutionaire toekomst. Hoewel onze internationale nog zwak is in aantal, is ze sterk door haar leer, haar programma, haar traditie, door de onvergelijkbare kracht van haar kaders. Wie dat nu nog niet ziet, moge nog wat terzijde blijven, morgen zal het duidelijker zijn.
De IVe Internationale geniet reeds nu de verdiende haat van de stalinisten, sociaaldemocraten, burgerlijke liberalen en fascisten. Voor haar is er in geen volksfront plaats en dat kan er ook niet zijn. Ze staat onverzoenlijk tegenover alle politieke groeperingen die fungeren als slippendragers van de bourgeoisie. Haar taak is het socialisme. Haar methode is de proletarische revolutie.
Zonder interne democratie is er geen revolutionaire opvoeding. Zonder discipline geen revolutionaire actie. Het interne regime van de IVe Internationale is gegrond op de principes van het democratisch centralisme: volledige vrijheid van discussie, absolute eenheid in de actie.
De huidige crisis van de menselijke cultuur is een crisis van de proletarische leiding. De voortgeschreden arbeiders, verenigd in de IVe Internationale, wijzen hun klasse de weg uit de crisis. Ze stellen haar een programma voor dat gebaseerd is op de internationale bevrijdingsstrijd van het proletariaat en in het algemeen van alle onderdrukten. Zij reiken haar een banier, waarop geen smet rust.
Arbeiders en arbeidersvrouwen van alle landen, treedt achter het vaandel van de IVe Internationale.
Het is het vaandel van uw toekomstige overwinning!
Inhoudstafel
_______________
[1] De “New Deal” politiek van Roosevelt bestond erin dat er massaal geïnvesteerd werd in het uitvoeren van publieke werken.
[2] Het “Volksfront” was een samenwerking tussen arbeidersorganisaties en delen van de burgerij.
[3] Thans Ethiopië.
[4] Voor een uitgebreidere analyse van de Spaanse revolutie, zie: Leon
Trotsky’s Collected Writings on The Spanish Revolution
[5] Meer over de situatie in Frankrijk vind je in Trotski’s werk “Wither
France”
[6] Komintern: de Communistische Internationale werd opgericht na de Russische Revolutie van 1917. In 1943 maakte Stalin formeel een einde aan het bestaan van de Komintern.
[7] Frans nationaal symbool omwille van de afbeelding van Marianne met Phrygische muts
[8] Léon Blum (1872-1950) werd in 1899 lid van de socialistische partij in Frankrijk. Vanaf 1919 was hij parlementslid. Het in 1934 gevormde Volksfront won de verkiezingen van 1936 en vormde een regering die een jaar stand hield.
[9] Bedoeld wordt de Moskouse processen. Deze processen waren een gevolg van de interne spanningen in de Communistische Partij omwille van de beperkingen van het stalinisme. Na de moord op de stalinist Kirov in 1934, werd een zuivering georganiseerd: in 1935 werden 40 leden van de lijfwacht van Stalin vervolgd, in 1936-38 waren er processen tegen o.a. Zinovjev, Kamenev, Smirnov, Radek, Sokolnikov, Rykov, Boecharin, Yagoda,... Zowat alle nog levende leden van het Politbureau van onder Lenin werden beschuldigd, met uitzondering van Stalin. Met deze processen probeerde
Stalin zijn positie te versterken.
[10] Trotski verwijst hier naar diegenen die hun strijd beperken tot het louter syndicale en dit niet koppelen aan andere bewegingen, of aan een politiek programma.
[11] Dit is een verwijzing naar de poging van de stalinisten om eigen “rode” vakbonden op te zetten, een initiatief dat in vele landen erg beperkt bleef en verdeling binnen de vakbeweging in de hand werkte.
[12] Bedoeld wordt de grootste industriële families die de economie domineren.
[13] Trust: groep bedrijven, vergelijkbaar met wat vandaag begrepen wordt onder de term “multinational”.
[14] Geconfronteerd met een sociale catastrofe als gevolg van een oorlog, waarin gevochten werd om de belangen van een kleine nationale elite te verdedigen, was er een grote beweging met fabrieksbezettingen en betogingen. Tegen 1920 was de beweging op een hoogtepunt, maar bleef steken op het niveau van fabrieksbezettingen die niet onderling verbonden werden in een landelijke strijd met de eerste stappen om nationaal de macht in handen te nemen en het Sovjetvoorbeeld in Rusland te volgen. Het belangrijkste probleem was het gebrek aan een politiek verlengstuk: een arbeiderspartij nodig om op basis van de beweging een programma en activiteit te ontwikkelen die in staat was om een impact te hebben en met correcte eisen de beweging vooruit te stuwen. De sociaaldemocraten waren te bang om conclusies te trekken uit de beweging en trokken zich terug. In de zomer van 1920 riepen ze op om de bedrijfsbezettingen te stoppen. De communisten stonden nog erg zwak en waren nog steeds verbonden aan de sociaaldemocratische PSI. Ze waren niet in staat om een grote impact te hebben bij gebrek aan een duidelijk programma.
De gevolgen waren rampzalig. Tegen eind 1920 waren de meeste bedrijfsbezettingen gestopt en was er een enorme desillusie. Vooral die lagen die niet op een directe manier betrokken waren bij de acties maar er wel naartoe uitkeken als hoop op verandering, werden het sterkst getroffen door ontgoocheling. Aangezien de arbeidersbeweging er niet in geslaagd was een uitweg uit de impasse te bieden, zochten vooral de middenstanders, de uitoefeners van vrije beroepen en de boeren naar een ander middel om de orde te herstellen.
[15] Lord Mosley was de leider van de Britse fascisten.
[16] Meer over China, zie: Leon Trotsky’s Collected Writings On China
[17] De Amsterdamse Internationale, of de 2 1/2e Internationale, probeerde een koers te varen tussen de 2e en 3e Internationale in.
[18] “Sovjet” is Russisch voor “raad”.
[19] Meer hierover vind je in Trotski’s
On the Canton Insurrection. Three Letters To Preobrazhensky
[20] Thälmann was leider van de stalinisten in Duitsland. Hij staat symbool voor de theorie van de stalinisten dat een ‘openlijk’ fascistisch regime een stap dichter bij de revolutie zou zijn dan het ‘sociaal-fascistisch’ regime dat heerste
vóór de machtsovername van Hitler. Op basis van het reactionaire bewind van de fascisten zouden de arbeiders sneller in actie komen aldus de stalinisten begin jaren ’30. De realiteit was anders.
[21] Dit is een verwijzing naar de coup die een einde maakte aan het bewind van Robespierre in Frankijk op 9 Thermidor (27 juli 1794). Hiermee kwamen de oude bourgeois terug aan de macht.
[22] Ignace Reiss (1900-1937): een Poolse communist die in 1937 brak met Stalin nadat hij een aantal jaren actief was in de Russische KP. Zijn brief van 17 juli aan het Centraal Comité betekende het einde van Reiss. Op 4 september 1937 werd hij door agenten van Stalin vermoord nabij Lausanne.
[23] Butenko: rechtse stalinist, bekend van een aantal anti-Joodse uitspraken. Hij vluchtte in 1938 naar Roemenië.
[24] Het dient opgemerkt dat deze tekst werd geschreven vóór het Stalin-Hitler pact.
[25] Kolchoze: collectieve coöperatieve boerderijen, gebaseerd op staatseigendom: jaarlijks moet een bepaald percentage van de productie van de productie aan overheid worden verkocht; de rest wordt onder de kolchozleden verdeeld en voor gemeenschappelijke doeleinden worden gebruikt.
[26] Léon Jouhaux (1879-1954): was jarenlang (van 1909 tot 1947) algemeen secretaris van de vakbond CGT, die hij probeerde uit de communistische invloed te houden. Hij lag mee aan de basis van de International Labour Organisation (ILO). In 1951 kreeg Jouhaux de nobelprijs voor de vrede.
[27] GPOe: Russische geheime politie, voorloper van de KGB.