Max Beer
Algemene geschiedenis van het socialisme
Hoofdstuk 39


Het tijdperk van het imperialisme (1880-1914)

De economische wortels van het imperialisme

Op de oorlogsperiode van 1854 tot 1879, waarin het Duitse en het Italiaanse volk — ook de Verenigde Staten van Amerika — hun nationale eenheid veroverd hadden en de Zuid- en West-Slavische volken de strijd begonnen voor hun bevrijding — was een industrieel-imperialistische tijd gevolgd die gaandeweg zijn invloed over alle volken der aarde uitbreidde.

Afrika werd doorzocht en verdeeld en met spoorwegrails en telegraafdraden omgord Geheel Azië werd uit zijn middeleeuwse dromen en stuiptrekkingen door het schel gefluit van locomotief en stoommachine gewekt. De spoorwegen doorsneden de prairiën van Noord-Amerika, leidden de volksverhuizing naar zijn maagdelijk westen, vergemakkelijkten de openstelling van zijn vruchtbare grond, van zijn steenkool- en metaalmijnen en van zijn petroleumbronnen. De mensheid scheen geen andere taak te hebben dan rijkdommen voort te brengen en stoffelijke goederen op te stapelen.

Een enkele blik op onderstaande cijfers die de ontwikkeling aanduiden van de productie van steenkolen en ijzer, dus van de belangrijkste grondstoffen van de moderne industrie, kan ons hiervan overtuigen.

Steenkolenproductie (in tonnen)
18801913
Engeland147.000.000292.000.000
Frankrijk19.400.00041.000.000
Duitsland59.000.000277.000.000
Verenigde Staten70.500.000517.000.000
Ruw ijzer (in tonnen)
18801913
Engeland7.780.00010.400.000
Frankrijk3.070.0005.300.000
Duitsland5.120.00019.400.000
Verenigde Staten3.840.00031.500.000
Bevolking
18801913
Europa315.000.000419.000.000
Verenigde Staten51.000.000105.700.000

De revolutionaire rol van de stoom en de werktuigen werd welhaast door de elektriciteit en de chemie overgenomen. De in economisch opzicht alles en allen overheersende betekenis van Engeland die het tot ongeveer 1880 nagenoeg onbetwist wist te behouden, ging allengs op Duitsland en Noord-Amerika over.

Intussen bespeurden de industriële landen aan de lijve de uitwerking van de wetten die aan het kapitalistisch economisch leven onafscheidelijk verbonden zijn. Wij kunnen deze invloeden als volgt omschrijven.
1. De snel aangroeiende productiviteit van de arbeid veroorzaakt in verband met de aan geen regels gebonden en onberekenbare goederenfabricatie en de afzakking van de massa naar het proletariaat, een sterke wanverhouding tussen vraag en aanbod die nu en dan een afzetcrisis te voorschijn roept. Gedwongen stilstand van de handel, werkloosheid, waardevermindering van de goederen maken het voor eenieder duidelijk dat de schitterende overwinningen van het kapitalisme ontegenzeggelijk hun schaduwzijde hebben. Uit deze loop van zaken ontstaat de drang naar een uitbreiding van het afzetgebied.
2. De hand over hand toenemende mechanische kracht en de steeds hoger opgevoerde techniek van de machine verminderden de hoeveelheid van levende arbeid en derhalve de waardehoeveelheid die in elk artikel besloten ligt. Dit feit vond zijn uitdrukking in een daling van de prijzen van de onderscheiden industrieartikelen. Hoe minder waarde een artikel bevat, zoveel geringer is ook de meerwaarde of de winst die het artikel de ondernemer oplevert. Hieruit ontstaat de neiging tot een daling van het winstpercentage, — een daling die zich in normale tijden in alle industrielanden geopenbaard heeft en voor de ondernemers een moeilijk oplosbaar raadsel geweest is. Men heeft gemeend die oplossing te vinden in een vermeerdering van de omzet, in de overgang tot de grootproductie op steeds uitgebreider schaal, ten einde door een massaproductie en een massa afzet het totaal van de winst te verhogen. Deze overgang was slechts voor kapitaalkrachtige ondernemers uitvoerbaar. De ondernemers wie hiertoe de weg was afgesneden, gingen te gronde, of wel zij verenigden zich tot maatschappijen op aandelen. De massaproductie eiste aanzienlijke voorraden van grondstoffen die — wat Europa en Japan betreft — uitsluitend in overzeese landen, tropische en halftropische, verkrijgbaar zijn. Deze omstandigheid veroorzaakte een drang naar overzeese bezittingen, — van daar de koloniale politiek, aanbouw van oorlogsschepen, bewapening, uitbreiding van de nationale macht in vreemde landen, diplomatieke verwikkelingen en oorlogen.

De vermeerdering van de geproduceerde hoeveelheid die een onmiddellijk gevolg is van de daling van het winstpercentage leidt tot de overwinning van het grootbedrijf en tot de opeenhoping in slechts weinige handen van enorme winsten. De kapitalen die in de landen van hun domicilie niet of althans niet winstgevend gebruikt kunnen worden, worden in niet of minder kapitalistische landen belegd waar het winstpercentage nog hoog en de arbeidersbeweging nog zwak is. Ter bescherming van de aldus belegde kapitalen breiden de kapitalistische staten hun heerschappij over de niet of minder kapitalistische staten uit, hetzij door onmiddellijke verovering hetzij door die streken tot invloedsferen te verklaren, hetzij onder de leus van de zogenaamde “vreedzame doordringing”. Ook deze uitbreiding eist aanbouw van een vloot en militaire uitrusting ten einde de belegde kapitalen en de kortelings verworven economische belangen te beschermen en mogelijke mededingers op een afstand te houden. Deze omstandigheden waren de voornaamste oorzaak van de moderne imperialistische staatkunde en van de wereldoorlogen.

Het imperialisme is een poging van de kapitalistische klasse en van de met door standpunt en denkbeelden verbonden nationalistische en militaristische lagen van de samenleving tot behoud van de huidige orde van zaken.

Uitbreiding van het socialisme. Karl Kautsky

De hierboven aangegeven revolutionering van samenleving en politiek is tegelijkertijd de voornaamste oorzaak van de vorderingen van de socialistische beweging geweest. In de jaren 1880 tot 1914 heeft zij een uitbreiding ondergaan, als door geen sterveling vermoed is. Bijna geen enigermate beschaafd land waarin haar vertegenwoordigers of haar organisaties niet worden aangetroffen. Haar aanhangers werden bij miljoenen geteld en overal waren het de beginselen van het marxisme die de kern vormden van haar theorieën.

Zoals Duitsland in de techniek en de industrie, in de toepassing van wetenschappelijke beginselen en werkwijzen de leiding in de oude wereld in handen heeft gehad, zo heeft ook het Duitse proletariaat in de theorie en de praktijk van het socialisme de eerste viool gespeeld. De Franse arbeidersbeweging heeft uit Duitsland haar bezieling ontvangen. Het welslagen van het Duitse socialisme heeft het toenmaals nog geringe aantal Engelse socialisten bewogen in Londen een sociaaldemocratische organisatie te stichten. De Slavische landen zijn begonnen de Duitse sociaaldemocratie tot voorbeeld te nemen. Op de internationale socialistische en arbeiderscongressen genoot de Duitse afvaardiging bijzonder aanzien. Kort gezegd, in de veertig jaar van 1875 tot 1914 heeft de Duitse sociaaldemocratie aan het hoofd van de wereldbeweging der arbeiders gestaan. Haar leiders August Bebel en Wilhelm Liebknecht waren ver over de grenzen van hun land beroemd.

Gedurende het grootste gedeelte van dit tijdperk is Karl Kautsky de theoreticus van de Duitse sociaaldemocratie geweest. Tot zijn optreden als marxist, dat wil zeggen tot 1882 en nog enige jaren daarna is in Duitsland van marxisme weinig te bespeuren. Een opmerkelijke uitzondering hierop vormt Josef Dietzgen die zich door zelfontwikkeling een belangrijke economische en wijsgerige kennis verworven en de leer van Marx verbreid heeft, maar wie de gave ontbrak in de toon van het volk te schrijven. In het algemeen putte de beweging haar wetenschap, haar denkbeelden en gewaarwordingen uit de geschriften van Lassalle, uit de herinneringen aan 1848, en uit de Franse literatuur. Vele socialisten gingen bij Rodbertus of bij Eugen Dühring ter schole, bij anderen reikte de kennis niet verder dan tot de publicaties van de IAA. Ook waren er die zich op zedenleer en mensenliefde beriepen.

Slechts schrede voor schrede is Kautsky met zijn verbreiding van de denkbeelden van het marxisme doorgedrongen. Hij was een leerling van Friedrich Engels, — daarbij een denker die over een grote voorraad natuurwetenschappelijke, historische en economische wetenschap beschikt. Tenslotte bezit hij een kristal heldere stijl en een onvermoeibare werkkracht. Hij werd in 1854 in Praag geboren. Zijn vader stamde uit een Tsjechisch-Pools geslacht en beoefende de schilderkunst. Zijn moeder was van Duits-Italiaanse afkomst en behoorde tot het gilde der romanschrijfsters. Toen hij nog zeer jong was, vestigden zijn ouders zich metterwoon in Wenen waar hij het gymnasium bezocht heeft. Zijn eerste diepere indrukken stonden in verband met zijn nationaliteit: zijn Tsjechische afkomst bracht hem in botsing met zijn medescholieren. De Commune van Parijs vestigde zijn aandacht op maatschappelijke vraagstukken. Hij begon de Engelse economisten en sociologen te bestuderen: Mill, Malthus en Spencer. Ook met de Franse socialisten maakte hij weldra kennis. In 1875 sloot hij zich aan bij de socialistische arbeidersbeweging, hij schaarde zich bij de linkervleugel. Nu zette hij zich aan de lezing van Marx en gaf in 1880 zijn eerste boek uit: “Einflusz der Volksvermehrung” dat van een voor die tijd ongewone kennis van de economische leer van Marx getuigenis aflegt. Intussen verhinderde dit hem niet een bijzondere betekenis te hechten aan de kwesties van de bevolking en van de landbouw.

Enige tijd daarna — nadat hij aan de “Sozialdemocrat” van Zürich had meegewerkt — werd hij marxist en richtte de “Neue Zeit” op, het eerste orgaan dat zich de verbreiding van het marxisme tot doel stelde.

Van 1884 tot 1887 woonde hij in Londen als medewerker van Friedrich Engels. In het tijdperk van 1887 tot 1907 vallen zijn beste en vruchtbaarste jaren waarin van zijn hand verschenen zijn: “Thomas Morus”, “Marx”, Oekonomische Lehren”, “das Erfurter Programm” en vele nadere geschriften en artikelen die een duidelijk merkbare invloed op de Duitse en de internationale socialistische beweging hebben gehad. Er is heden ten dage geen enkele schrijver in de internationale socialistische beweging die niet van Kautsky geleerd heeft.