Albert De Coninck
España - Belgen in de Internationale Brigaden
Hoofdstuk 6
Zoals reeds gezegd hadden de Franco-troepen op 6 november 1936 een lijn bereikt waarbij de afstand tussen de frontlinie en de stad niet meer in kilometers kon berekend worden.
Reeds op 3 november had radio-generaal Queipo de Llano de grote lijnen van de beslissende aanval op Madrid uiteengezet. Drie colonnes zouden vanuit het westen en noordwesten de stad afsluiten, een vierde colonne zou langs de zuiderkant de stad binnendringen. In de stad zelf zou een 5e colonne in opstand komen.
Daar Mola nog niet bekomen was van de vernedering die Franco hem te Salamanca had aangedaan, mocht hij de verovering van Madrid leiden. Klaarblijkelijk was hij zeer tevreden met die ‘eer’ en zeker van zijn stuk. Via de radio bestelde hij voor 7 november zijn vieruurtje op het terras van een koffiehuis op de Gran Via. Op 4 november riep generaal Varela de pers bijeen op zijn commandopost te Leganes en verzocht de correspondenten het nieuws van de val van Madrid door te seinen voor 7 november.
Zij ontvingen zes getypte bladzijden, waarop beschreven stond hoe Madrid viel. Een paar lege vellen papier ‘voor de details’. Een aantal perscorrespondenten kregen het blauwe kaartje met de fraaie handtekening van Mola. Met dit kaartje mochten ze in Madrid rondkuieren.
Op 5 november verklaarde Winston Churchill aan de Sovjetambassadeur te Londen: “Over een week zal de onaangename Spaanse kwestie van het toneel verdwenen zijn...” Op 6 november telegrafeerde de Amerikaanse Staatssecretaris Cordell Hull aan de Amerikaanse ambassadeur te Madrid, hem dadelijk te laten weten hoe de nieuwe regering er zal uitzien na de intocht der ‘nationalisten’ in de hoofdstad.
Op 6 november ‘s middags maakte Franco bekend dat hij ‘s anderdaags de Heilige Mis te Madrid zou bijwonen. Radio Burgos gaf melding van het feestprogramma en de orde van het defilee voor het oorlogsministerie te Madrid.
De Amerikaan Sosthenes Behn, directeur van de ‘International Telephone and Telegraph Co’ — ITT — bood in de feestzaal van de ‘Telefonica’ een groot banket aan ter ere van generalisimo Franco. De invitaties werden reeds gedrukt.
Op 7 november in de vroege morgenuren ontving de Spaanse zaakgelastigde te Berlijn, José Rovira Armeugel, van de Duitse minister van Buitenlandse zaken, von Neurath, een officiële nota waarin te lezen stond: “Nu generaal Franco de Spaanse hoofdstad heeft veroverd, beschouwt de Duitse regering uw activiteit alhier als beëindigd.”
Op 2 november vergaderde het Centraal Comité van de Communistische Partij van Spanje en besloot zijn bijeenkomst met een oproep tot het volk.
“Spanjaarden!
Madrid is in gevaar!
...
Madrid zal niet veroverd worden door de fascistische horden!
Communisten van Spanje!
In de voorhoede voor de verdediging van Madrid!
...
Vandaag meer dan ooit moeten alle krachten samenvloeien op één doel: Madrid redden!
...
Allen op! Voor de verdediging van Madrid!
Communisten, ten strijde!”
Op 6 november om zeven uur ‘s avonds, werden de generaals Miaja en Pozas op het oorlogsministerie ontboden bij generaal Asensio Torrado. Zij ontvingen een strikt vertrouwelijk order dat eerst de volgende dag mocht geopend worden. Daarop verliet de onderstaatssecretaris voor oorlog, Asensio, per voertuig Madrid, richting Valencia.
Miaja en Pozas openden echter dadelijk de verzegelde orders. Tot hun verbazing stelden ze vast dat aan Pozas het bevel gegeven werd zijn commandopost naar Tarancon over te brengen, 64 km ten oosten van Madrid!
Het bevel voor Miaja, ondertekend: Largo Caballero, 6 november 1936, was ten zeerste dubbelzinnig. Hem werd bevel gegeven Madrid te verdedigen, zonder de middelen daarvoor te bepalen. Tezelfdertijd werd hem toelating gegeven de stad op te geven en terug te trekken in de richting van Cuenca. Ook de troepen in de Sierra de Guadarama kregen bevel zich voor te bereiden op de terugtocht naar Tarancon![1]
Generaal Pozas bracht Lister, die met de 1e Brigade de sleutelpositie ten zuiden van Villaverde bezette, op de hoogte van de bevelen van Asensio Torrado. Lister weigerde die bevelen te erkennen. Ging men naar een fatale crisis?
De aanwezige leden van de militaire junta kwamen op het ministerie van oorlog in spoedvergadering bijeen: Miaja, Pozas, Antonio Mije en Santiago Carillo. Na de besprekingen werd een Verdedigingsstaf opgericht onder leiding van luitenant-kolonel Vicente Rojo. Vicente Rojo: luitenant-kolonel van het Spaanse leger. Gewezen professor aan de Militaire Academie. Officier met groot prestige in het leger wegens zijn uitgebreide militaire kennis. Man van religieuze overtuiging en overtuigd antifascist.
De nacht van 6 op 7 november was voor het republikeinse commando dramatisch. Artillerie-generaal Francisco Matz, voorzitter van de commissie voor de munities, meldde dat zijn officieren deserteerden. In de staf der operaties meldde men de desertie van zes officieren. Vicente Rojo vatte de toestand samen: “De colonnes die de vijand moeten ophouden op de baan naar Toledo en Estramadura zijn uiteengeslagen. Van de meer dan 3.500 man kunnen we er amper 300 lokaliseren... Wij weten niet waar morgen het front zal zijn...”
Het enige militair apparaat dat op het front van Madrid nog bestond was het ‘vijfde regiment’ en eenheden van de ‘Asalto’s’.
De energieke bevelen van Rojo luidden: “Weerstand bieden zonder een duimbreed grond prijs te geven. Alle milities te Madrid en omgeving, verzamelen in de kazernes! Lister moet de sector van Villaverde houden en tot aanvallen overgaan! Kolonel Escobar naar de steenweg van Estramadura! Kolonel Mena moet de Toledobrug houden! Commandant Rovira naar de sector van Carabanchel! Kolonel Galan in het Casa de Campo! Kolonel Barcelo in de sector van Boadilla del Monte!
Commandant Lamarro wordt chef van de artillerie! Kolonel Ardid, chef van de vestingswerken! Dr. Juan Planelles, chef van de gezondheidsdienst! Alle telefoonverbindingen moeten verbroken worden!” [2]
De Madrileense communistische afdelingen organiseerden de bevolking in de wijken en bereidden haar voor op eventuele straatgevechten. Nieuwe strijders werden naar de frontlinie gezonden. In de grote volkswijk van Lagazpi werd een jongerenbataljon’ gevormd dat zich ‘Frente de la Juventud’ noemde. De 1e Brigade voert de ganse nacht onafgebroken aanvallen uit in de sector van Villaverde.
In de vroege uren begint de grote aanval. Artillerievuur, vliegtuigbombardementen, de ‘stuka’s’ van het Condorlegioen komen in actie. Daar zijn de tanks! In de sector van Villaverde moeten enkele geïsoleerde huizen worden prijsgegeven. Zware dynamietpatronen worden onder de tanks geworpen. Door de linie van de Eerste Brigade komen ze niet! In de sector van Usera zijn de gevechten buitengewoon hevig. De fascistische troepen richten hun aanvallen in de richting van de ‘Puente de la Princesa’ (Brug van de Prinses). Daar willen ze de Manzanaresrivier over. De sector van Usera is verdedigd door het bataljon ‘Barzana’ dat omsingeld geraakt. Twee compagnies van de 1e Brigade komen ter hulp en breken de omsingeling. In de sector van het Casa de Campo zijn de Franco-troepen door het park de ‘Puente de los Franceses’ (Brug der Fransen) genaderd. Tegen de avond verzwakken de aanvallen. Nergens zijn de Franco-troepen over de Manzanares geraakt ...
Klaarblijkelijk wijzigde de staf van Varela het tijdschema voor de verovering van de hoofdstad. Wanneer de nacht gevallen was, bracht men op de staf van Rojo het op een gesneuvelde Franco-officier gevonden aanvalsplan. Het betrof het ‘Strikt geheime operatieorder nr. 15’.
Daaruit bleek dat de verovering van de stad in drie fasen zou gebeuren. De uitvoering van iedere fase zou één dag nemen. Aldus waren 7, 8 en 9 november uiterst beslissende dagen voor Madrid. Een colonne zou de stad binnendringen langs de volkswijken van Vallecas en Cuatro Caminos in het zuidelijk stadsdeel. Een tweede colonne, de colonne ‘Baron’ zou van Carabanchel Alto naar Carabanchel Bajo trekken en van daaruit de Segoviabrug veroveren.
De tactische missie bestond er in, door hogergenoemde doelen aan te vallen, een maximum aan republikeinse troepen naar deze sectoren te lokken zodat de noordwestelijke sector verzwakt zou worden. Op die plaats zou dan de voornaamste aanvalsgolf plaats hebben doorheen het Casa de Campo, de brug der Fransen, de Universiteitswijk, het Westpark en de woonwijk van Argrielles.
“Het gebouwencomplex van de Paseo de Rosales, de Markies de Urquijostraat en de Prinsesstraat aanvallen. In de eerste uren de ‘modelgevangenis’ en de kazerne van de Infante Don Juan bezetten en uw commandopost aldaar inrichten. Kolonel Serrano moet, eens de Manzanares overgestoken, de kazerne Montana bezetten evenals de omringende zone. Hij moet zich stevig nestelen in de kerk van de Karmelieten op de Plaza de Espada en het Koninklijk Paleis en de Gran Via onder schot houden...”
Uit Geheim Commando-order nr. 15.
Dit plan verstrekte aan het republikeins commando belangrijke gegevens. Koortsachtig werden de maatregelen genomen om vooral de noordelijke sector te versterken. Vanuit de Levante en Catalonië waren versterkingen onderweg. Op 8 november vervoegden de tweede Brigade onder bevel van Martïnez de Aragón, de vierde Brigade van Arallano, de vijfde Brigade onder Sabio en de zesde Brigade onder Gallo de verdedigers van Madrid.
Op 8 november in de voormiddag defileren twee brigaden ‘Internationalen’, de 11e en de 12e door de straten van Madrid. Ondanks de gevechten die even verder aan de gang zijn stromen de Madrilenen de straat op. Iedereen wil die mannen zien die van zo ver gekomen zijn, men weent, vrouwen werpen de Internationalen wimpels en zakdoeken toe, men roept “Gracias, Gracias — No Pasaran — Pasaremos — Venceremos — Viva Russia!” De Internationalen zingen het Italiaanse revolutionaire lied dat ze allen kennen “Avanti Populo, Bandiera Rossa...”
Pas zijn de Internationalen voorbijgetrokken of een vliegtuigaanval heeft plaats op de stad. De muren van Madrid geleken op een expositie van revolutionaire affiches. Uit de huizen wapperen rode doeken en de Spaanse driekleur.
De 11e Brigade zou nog dezelfde dag in stelling gaan in de noordelijke sector, de 12e Brigade zuidelijk van Madrid, rond de hoogte van de Cerro de los Angeles.
De 11e Brigade staat onder bevel van Lazar Stem, afkomstig uit de Bukowina — Sovjet-Unie —, genaamd generaal Kleber; politiek commissaris: Di Vittorio (Nicoletti) de latere algemene secretaris van het Italiaanse Vakverbond CGIL De 11e bestaat uit de bataljons ‘Edgar André’ onder bevel van de Duitse officier Hans Kahle bijgestaan door politiek commissaris Arthur Dorf; het bataljon ‘Commune de Paris’ onder bevel van de Franse officier Dumont, politiek commissaris Rebière het bataljon ‘Dombrovski’ onder bevel van de Pool Bolek Ulanovski, politiek commissaris Matuszczak.
De 12e Brigade onder bevel van de Hongaar Maté Zalka (generaal Lukacs), politiek commissaris Luigi Longo (genaamd Gallo), gewezen algemene secretaris van de KP Italië; bataljon Garibaldi; Frans-Belgisch bataljon; bataljon Thälmann.
Elke brigade telde ongeveer 2.000 man.
De aanvallen van het Franco-leger gedurende de dag van 8 november hadden geen wijzigingen in de frontlinie gebracht. De hevigste aanvallen hadden nog plaats in de zuidelijke sector van Villaverde. Het republikeins commando liet zich daardoor niet afleiden. Het bleef ervan overtuigd dat de grote aanvallen nog moesten komen in de noordelijke sector. Deze redenering steunde niet alleen op de gevonden operatieplannen van Varela, maar ook op de overweging dat zich aldaar de aristocratische wijk bevond waar Varela waarschijnlijk op hulp van elementen van de vijfde colonne rekende.
Varela ontketent in het Casa de Campo een buitengewoon heftige aanval. Na een zwaar artillerievuur vallen de Marokkaanse Tabores aan. Zij hebben bevel het koste wat het wil de Manzanares over te steken langs de Brug der Fransen. Het bataljon ‘Edgar André’ verdedigt de brug. ‘Dombrovski’ en ‘Commune de Paris’ liggen voor de universiteit. In de namiddag geraken Marokkaanse troepen tot bij de brug. Bij valavond worden zij door een bajonetaanval van ‘Edgar André’ teruggedreven. De aanhoudende aanvallen en tegenaanvallen zijn moordend en uitputtend. Het Casa de Campo blijft door de Tabores bezet. De zesde Brigade komt de 11e internationale aflossen. Maar dat betekende voor deze laatste nog geen rust!
De 11e Brigade moet een verrassingsaanval in het Casa de Campo uitvoeren. Het Casa de Campo is oostelijk begrensd door de rio Manzanares. Oostelijk vloeit de Manzanares vlak voor de ingangswegen van Madrid zuidwaarts af. Verder noordwaarts maakt de rivier een bocht naar het noordwesten, waar haar bronnen in het Guadarama-gebergte liggen. Eenheden van de 11de trekken sluipend langs de oever noordwestelijk op. Zo komen zij in de flank van de Marokkaanse troepen. Van daaruit bestormen zij het Casa de Campo, veroveren het hippodroom en een deel van het park. Zoals verwacht, verzwakken hierop de aanvallen in de richting van de Universiteit en de Brug der Fransen.
Velen zijn reeds gevallen. Aan de brug der Fransen en in het Casa de Campo liggen ganse eenheden gesneuvelde Marokkaanse soldaten. Ook de Republikeinen hebben zware verliezen. De 11e Brigade heeft een derde van haar manschappen verloren. Onder de vele doden was daar de Brusselaar Pierre Brachet, zoon van de bekende geleerde en Professor aan de ULB, Albert Brachet. Hij was naar Spanje gekomen als correspondent van ‘Le Peuple’. Als correspondent kon hij het niet lang volhouden. Te Albacete sloot hij zich aan bij de eenheden voor het front. Als mitrailleur vond hij de dood op de oever van de rio Manzanares.
Onder de eerste gekwetsten van het bataljon ‘Edgar André’ was onze Wilrijkse kameraad Wilfried Wouters. Brancadier en hoofdverpleger van het Bataljon Etienne Walravens schreef hierover: “We moesten een brede geasfalteerde baan oversteken die onder bestendig vuur van vijandelijke mitrailleurs lag. In het midden van de weg lagen zandzakjes die gediend hadden als borstwering van een vijandelijk mitrailleursnest. We gebruikten die als schutting om in twee grote sprongen over de baan te geraken. De meesten lukten erin. Niettemin riep men van de overzijde ‘een gekwetste!’. Ik liep met Duitse kameraden in de richting van het geroep. Aan de overzijde lag een zwaar gewonde. Toen we op onze beurt de baan over waren herkende ik Wilfried Wouters. Hij was geraakt aan het hoofd en in de zijde. We legden hem voorzichtig op de draagberrie. Nu moesten we de weg terug! We deden de eerste sprong achter de zandzakjes. Mitrailleurs ratelden. We bleven een ogenblik liggen voor we de tweede sprong deden. Opnieuw ratelden de mitrailleurs. Tot overmaat van ramp werd Wilfried opnieuw getroffen in de linkervoet. We begonnen snel de noodverbanden aan te leggen, waarna hij naar het hospitaal van Madrid werd getransporteerd.”
De 11e en 12e november trad er op het front van Madrid een betrekkelijke kalmte in. Zulks deed vermoeden dat Varela zijn troepen aan het aanvullen was voor nieuwe aanvallen. Inderdaad, verse troepen werden van de Sierra de Guadarama aangevoerd.
Om de druk op Madrid te verlichten werd zuidelijk van de stad een aanval ingezet door Spaanse Brigaden, bijgestaan door de 12e Internationale, op de Cerro de los Angeles, een hoogte van circa 600 meter. Het is het geografisch centrum van Spanje en meteen een strategisch punt bij Madrid. De Cerro de los Angeles is bezet door fascistische troepen.
Het is nog nacht als de mannen van de 12e gewekt worden. Hun kantonnementen liggen bij de Jaramarivier, meer westelijk ligt de Cerro. De Jaramavallei is nog in nachtelijke mist gehuld wanneer zij bij San Martin de la Vega de rivier bereiken. Zij weten dat de hoofdstad daar achter de Cerro moet zichtbaar zijn bij dag.
Met het opkomen van de zon verdwijnt nu ook de mist en langzaam aan ontwaart men het heuvelland met op zijn flanken de kleine maar op mooie rijen staande olijfbomen. De Cerro ligt nu rechts. Madrid komt nu in zicht als een zee van witte steen waarboven de ‘Telefónica’ statig uit de hoogte kijkt.
Plots begint kanongeschut. Vanwaar ze nu zijn, zien ze de obussen op de Cerro inslaan of beter zien zij de gele en witte wolkjes die omhoog gaan. De Brigade zwermt uit. Men zal de Cerro vanuit het zuidwesten aanvallen. Men moet het middeleeuwse klooster hebben dat daar als een kroon boven op de berg staat. Maar daar zit de vijand verschanst. Met lichte kanonnen en mitrailleurvuur bestrijkt hij de flanken langs waar de 12e omhoog moet. Ge smijt u dan maar achter een rotsblok. Maar ge kunt daar niet blijven liggen, ge moet vooruit. Achter een grijze rotssteen denkt ge u veilig. Wanneer boven de hoofden, met een scherpe ‘krats’ kleine giftige wolkjes komen dan weet ge dat men met schrapnells schiet en dat uw veiligheid zeer bedenkelijk is. Dan wenst ge zo klein mogelijk te zijn.
Kogels vliegen als nijdige wespen over de hoofden of komen met een droge smak tegen de rotsen terecht waarvan de splinters je verschrikkelijk kwetsen kunnen, en dat nog in het beste geval. De meesten van de 12e staan voor de allereerste maal in een vuurlinie. Het is trouwens de vuurdoop van de Brigade. Met hun lichte bewapening kunnen ze niet op tegen de achter de dikke muren van het klooster verschanste troepen. Wanneer de avond valt kent de 12e de bittere smaak van de terugtocht. De 12e wordt overgebracht naar de universiteitswijk van Madrid waar opnieuw hevige aanvallen verwacht werden.
De betrekkelijke kalmte op het front voor Madrid is voorbij. Na een intens bombardement wordt er opnieuw hevig aangevallen langs het Casa de Campo.
De aanvallen gaan in de richting van de universiteit. De republikeinse eenheden ondernemen die dag tegen de oprukkende Franco-troepen drie frontale tegenaanvallen met de bajonet. Zij vallen ook nog aan in het westelijk deel van de Casa de Campo. Onder dekking van tanks en mitraillerende vliegtuigen komen de fascistische eenheden echter dichter en dichter bij de Segoviabrug, die door het anarchistisch bataljon van Durruti verdedigd wordt. Het bataljon houdt nog de ganse nacht stand, maar in de vroege morgenuren, wanneer de aanvallen weer in hevigheid toenemen, ontstaat er in hun rangen paniek en vluchten zij weg. Van deze opening profiteren dadelijk Marokkaanse troepen en tanks en dringen het faculteitsgebouw voor Architectuur binnen. Vandaar dringen zij door naar de Velasquezstraat, de Universiteitskliniek en het weeshuis Santa Christina. In de gebouwen wordt er nu man tegen man gevochten. In de kelders, gelijkvloers, op de trappen en op de verdiepingen. In de liftgaten gooit men dynamietladingen. Men laat muren springen om van de ene plaats in de andere te kunnen komen en om ingeslotenen te bevrijden. De onderaardse gangen langs waar de buizen der centrale verwarming van het ene gebouw naar het andere gaan, doen nu dienst als verbindingsloopgangen langs waar men munitie aanbrengt en gekwetsten weghaalt. Twee dagen en nachten, 16 en 17 november, wordt er in de gebouwen gevochten tot de bres gestopt is. Zwaar zijn de verliezen. Hans Beimler, commissaris van de 11e Brigade, is gesneuveld. Commandant Brinas van het bataljon ‘Lopez-Tienda’ is gevallen. Tientallen en tientallen ‘Internationalen’ zijn gevallen. In deze gevechten viel de Antwerpse kameraad Piet Ackerman aan de zijde van vele van zijn kameraden der 12e brigade die ter hulp gekomen was. Gustav Regler, Duits schrijver en commissaris van de 12e, sprak enkele dagen later de rouwhulde voor Piet uit: “Piet Ackerman leeft in de gedachten van allen welke hem kenden, hij is het symbool geworden, naast Hans Beimler en Giuseppi Picelli, van de proletarische plichtsvervulling tot het laatste offer. Hij is nu — daar we weder op de plaats kampen waar hij viel — een drijfkracht en hij zal onder ons zijn wanneer de beslissing valt die het begin van de grote vrijheid zijn zal.”
Zijn broer Miel kerfde in de kolf van zijn geweer ‘Om Piet te wreken’.
Durruti was een legendarische figuur van het Spaanse anarchisme. Onder de monarchie behoorde hij tot een groep die zich de ‘Mosqueteros’ (Musketiers) noemde. Voor de Mosqueteros was het ‘pistolerismo’ (pistoolschieten) de hoogste uitdrukking van de revolutionaire actie. Durruti was een grote specialist in pistoolschieten. Hij was Catalaan en zwierf geheel zijn jeugd rond in de dorpen van Catalonië en Aragón en af en toe kwam hij in Barcelona om er ‘rechtspraak’ te doen. Wanneer een ‘Grande’ of een andere nobiljon zijn boeren of arbeiders te erg treiterde kwam Durruti en wachtte met het nodige geduld de ‘Grande’ af en schoot hem dan een paar kogels vlak tussen de voeten. Af en toe wierp hij ook een bom naar een of andere aristocraat. Tenslotte was hem de Spaanse bodem toch wat te warm onder de voeten geworden vooral nadat hij te Zaragoza kardinaal Soldevila had neergeschoten, en verbleef hij een tijd in het buitenland. Bij de proclamatie van de republiek was hij teruggekeerd.
Toen de opstand van de fascistische generaals uitbrak, vormde Durruti een colonne en trok naar het front van Aragón, de streek waarvan hij zielsveel hield.
De strijd van de communisten, hun politiek en hun militaire doelmatigheid, beïndrukte Durruti ten zeerste. De zware gevechten rond Madrid veroorzaakten bij hem een schok. Hij snelde in Catalonië van dorp tot dorp en hield er toespraken. Een daarvan werd weergegeven in ‘Solidaridad Obrero’ van 6 november 1936: “Wij vragen aan het volk van Catalonië een einde te maken aan de intriges en aan de innerlijke twisten ... Wij moeten handelen als verantwoordelijken en ons disciplineren. Provoceren wij in deze oorlog geen anderen onder ons. Indien gelijk wie denkt dat zijn partij haar zienswijze moet opleggen dan heeft hij het mis voor. Tegen het front van de fascistische tirannie mag slechts één kracht bestaan, mag slechts één organisatie bestaan, mag er slechts één discipline bestaan...”
Durruti wendde zich tot het oppercommando te Madrid en vroeg om met zijn mannen op het front te worden ingezet.
Op 13 november defileerde hij aan het hoofd van zijn colonne door de straten van Madrid. Bij het ministerie van oorlog vroeg hij, hem een Sovjet-Russische raadgever toe te wijzen. Hij bekomt deze in de persoon van de Kaukasiër Jadji-Umar Mantsurov.
Zijn eenheid kreeg de stelling in de universiteitswijk, niet ver van de Segoviabrug, toegewezen. Daar is het, dat zij op 16 november in paniek haar posten in de steek laat. Durruti verneemt dit, grijpt de telefoon die hem met de staf verbindt: “Generaal, mijn mannen verlaten hun posten!”, gooit de hoorn neer en met in iedere hand een pistool, snelt hij naar de linie. “A vuestros puestos, cobardes! A vuestros puestos!” (op uw posten, lafaards, op uw posten!). Dan, kalmer, zegt hij: “Kom mannen, volg mij!” Hij doet enkele passen, een vijandelijke kogel treft hem vlak in het hart.[3] Commandant Buenaventura Durruti was op slag dood. Zo stierf hij die eens de Pancho Villa van Aragón was.
De eenheid van Durruti werd ontwapend en voor werken achter het front ingezet.
In die dagen werd ook met de terreurbombardementen op de burgerbevolking een intense aanvang genomen.
De Franco-generaal Kindelan schreef in zijn ‘Cuadernos’ dat de totale oorlog werd ingezet en dat men zich hierbij inspireerde aan het werk: ‘Der totale Krieg’, van de Pruisische generaal von Lüdendorf.
Op 4 november hadden de Duitse legionairs boven Madrid reeds pamfletten afgeworpen met als tekst: “Spanjaarden, de dag van de verovering van Madrid door de Spaanse troepen is nakend. Vergeet niet dat tienduizend roden in onze handen zijn. Het lot van de 25.000 gekwetsten in de hospitalen van Madrid hangt van u af.”
Op 15 november wierp een Franco-vliegtuig een kist met parachute af boven de republikeinse linies. Bij het openen van de kist vond men het verminkte lijk van de gevangen genomen republikeinse soldaat José Antonio Calarza (bericht van het Agentschap Havas, 16 november 1936).
Maar ook de terreuracties hielpen Franco niet om Madrid te veroveren.
Op 29 november schreef het Franse blad ‘Le Temps’ in een commentaar op de militaire situatie in Spanje: “Geplaatst voor de moeilijkheden die generaal Franco ontmoet en om reden van de situatie waarin zijn troepen zich onder de muren van Madrid bevinden, versterkt Duitsland zijn hulp aan de rebellen...” In dezelfde geest schreef ook de ‘Washington Post’.
Ook op het politieke vlak werd Franco bijgesprongen. Hitler en Mussolini erkenden de regering van Salamanca. De Duitse generaal Faupel werd als zaakgelastigde bij Franco benoemd. Voor Italië werd Filippe Anfuso diplomatiek vertegenwoordiger.
Op 25 november telegrafeerde de Duitse ambassadeur te Rome aan Hitler: “In een onderhoud dat ik met Mussolini had heeft deze zich geërgerd over de bekomen resultaten van de Spaanse nationalisten.” [4]
Aan het front van Madrid verbeterde de situatie voor Franco niet.
Rond midden november waren de Sovjet-Russische jachtvliegtuigen, de ‘Ratas’, zoals de Spanjaarden die noemden, in de lucht boven Madrid verschenen.
Zij zaaiden paniek onder de logge Duitse bombardementsvliegtuigen. De ‘ratas’ werden deels door Spaanse, deels door Russische piloten bestuurd. Onder hen: Anatoli Serov, Nikita Balanov, Alexander Minaev (gesneuveld), Fedor Oproschenko, Michael Polivalov, Pavel Richagov, Piotr Urgrovatov e.a.
Het verschijnen van de ‘ratas’ in de Madrileense lucht was een belangrijke factor voor het moreel der republikeinse troepen. Zo was het ook met de Sovjettankisten op het Madrileense front. Zij waren de ‘mobiele vuurkracht’. Tijdens de nachtoperaties deden zij dienst als artillerie. Onder de tankisten waren Victor Novikov, Pavel Tsaplin, Michael Yudin, Semion Krivosheim e.a.
Rond eind november had Franco klaarblijkelijk de hoop opgegeven Madrid door een frontale aanval te kunnen veroveren. Voortaan werden alle operaties tangbewegingen.
Op 29 november ging Franco tot een nieuw offensief over in de sector Pozuelo de Alarcon, iets noordwestelijk van Madrid in de richting van Aravaca. Deze laatste plaats ligt op de verbindingsweg Madrid-Valladolid die door het Guadarama gebergte loopt. Het objectief van Franco was duidelijk. Hij wou de verbinding met de troepen in het Guadaramagebergte afsnijden.
Pozuelo werd verdedigd door de 3e Brigade onder bevel van Galan. Onder de druk van het zware vijandelijke vuur moest Galan Pozuelo opgeven.
Op 4 december gaan de Republikeinen in tegenoffensief, drijven de Franco-troepen naar hun uitgangsstellingen terug en vernietigen bijna de totaliteit van de Duitse tanks.
Op 17 december, nieuw Franco-offensief tegen Boadilla del Monte. De 11e en 12e Internationale Brigaden vangen de schok op. In volle gevecht komen de Engels-Amerikaanse vrijwilligers toe. Hun doop is een zwaar artilleriebombardement. Zware tanks rollen aan. De republikeinse linie wordt doorbroken. Een wanordelijke terugtocht begint en dreigt om te slaan in vlucht. Een beslissing moet onmiddellijk getroffen worden om het ergste te voorkomen: “Ze wordt genomen door een Belgisch vrijwilliger die de terugtrekkende troepen tegenhoudt, hen posities aanwijst, hergroepeert en in verdediging brengt. Een nieuwe linie ontstaat, hetgeen zal toelaten de bossen van Boadilla en Majadahonda te behouden.” [5]
Het behoud van het woud van Boadilla tot Majadahonda was van kapitaal belang. Inderdaad, dit woud strekte zich uit tot bij de grote baan Madrid-Valladolid. Was het bos niet behouden gebleven dan waren ook meteen de troepen in de Guadarama afgesneden van bevoorrading uit Madrid. De militairhistoricus Aznar schreef hierover dat “Gezien de roden de lijn Boadilla-Majadahonda konden behouden, de isolatie en de vernietiging van de republikeinen op het Guadaramafront een hersenschim bleek te zijn.”
We naderen Kerstmis 1936. De eerste kerstmis in Spanje en dan nog wel in volle strijd voor Madrid. De 11e Brigade wordt ‘op rust’ gezonden in de mooie wijken van El Pardo en in het kasteel van Moralejo, niet ver van Madrid. In afwachting dat deze rust zal onderbroken worden, laten we Aznar aan het woord, door wie we meteen een kijk op de toestand krijgen vanuit het Franco-hoofdkwartier.
Uittreksel uit: ‘Historia militar de la Guerra de España’, door Franco-generaal Aznar:
“Met meer illusies dan werkelijke kennis van zaken, bereidden de begeleiders van de colonnes die Madrid moesten aanvallen, op 5 november, hun uitrusting voor om zich in de huizen te installeren die de roden sedert 18 juli bezet hadden.
De afstand die de nationalen van Madrid scheidde, bedroeg ongeveer 5 kilometer. Bijgevolg zou een natuurlijke optimist gedacht hebben dat de laatste sprong slechts een kwestie van enkele uren was en dat de oorlog een einde zou nemen door een bliksemoverwinning ...
Generaal Mola, die van het noorden kwam, dacht dat de onmiddellijke overwinning nabij was, en liet verstaan dat de weerstand van de roden in de huizen van Madrid niet heftiger zou zijn dan te Maqueda, Toledo en Illescas.
Doch de strijdvaardigheid van de vijand was in een onverwachte mate gestegen.
Waarom?
Asensio begon in tot nog toe ongekende mate verliezen te lijden. Op 6 en 7 november was het onmogelijk het gehele Casa de Campo te bezetten. Het bevel de Manzanares over te steken kon niet uitgevoerd worden. Er ontstond een zekere ontgoocheling in de rangen der nationalen, want de opperofficieren konden niet uitleggen welke daarvan de redenen waren. De verandering was zo snel gebeurd dat niemand het geheim daarvan kon verklaren. De eerste aanval was mislukt. De idee van in enkele uren door de Casa de Campo te trekken en de Manzanares over te gaan bleek een waanidee te zijn.
Maar Mola bleef aandringen.
De 9e deden we een nieuwe aanval met grote middelen. We moesten halt houden. Deze halte betekende een hoog aantal verliezen die altijd maar opliepen. De eenheden kwamen zonder officieren te staan. De ramp werd van uur tot uur erger. In het hoofdkwartier van generaal Varela waren de berichten steeds maar alarmerender en dat stemde tot nadenken.
Zij die aan de dagen van het Casa de Campo hebben deelgenomen herinneren zich deze als een opeenvolging van nachtmerries. Het was een strijd van de moed tegen het schroot, tegen een razende beslissing te willen overwinnen al stervend; het was een strijd in een labyrint van kleine vooruitgang en dan weer terugtocht, altijd onder een kruisvuur dat niemand vermocht te lokaliseren en bijgevolg ook niet kon uitdoven.
De Moren, de Legionairs konden enkele gebouwen veroveren — het kleine paleis van Moncloa, de residentie der Franse artiesten, de kliniek en het weeshuis Maria-Christina — waar ze zicht verschansten. Hun vermoeidheid was op de uiterste grens gekomen. Als de dag opkwam, telde de aanvallende colonne 1.500 man minder!
De roden verdedigden zich met een buitengewone hardnekkigheid. Hen uit hun posities verjagen kostte heel veel. Zij boden voet bij voet weerstand. Velen vielen, het was een enorme slachting.
Sommigen beweren — altijd in cafés en bars — dat de aanvallen hadden moeten verder gezet worden, omdat de militianen gedemoraliseerd geraakten, hun wapens wegwierpen, en naar huis terugkeerden in afwachting dat de nationalen hun intocht zouden houden. Dit waanbeeld dat heel wat verstandige mensen heeft aangegrepen, weerstaat niet aan de meest eenvoudige redenering. De militianen zouden hun wapens hebben weggeworpen! Indien dat zo was, wie vocht dan verder te Villaverde, te Carabanchel, en bij de bruggen van Toledo en Segovia? Wie vocht dan tegen de aanvallen van Tella, van Baron, en Delgado Serrano? Vanwaar kwam dat vuur dat iedere dag sterker werd? Meer nog, wie vond Asensio[6] voor zich, die de kaders en officieren van de beste eenheden van Franco uitroeide? Die vloed van kogels kwam zeker uit de grond?
Sedert de aanval op de universiteitswijk, na de overtocht van de Manzanares, is er geen dag voorbijgegaan of wij waren blootgesteld aan zware aanvallen. De cijfers der verliezen aan beide zijden heeft een ongekende hoogte bereikt. Iedere stap die men zette kostte bloed.
Alles wijst er op dat men voor het ogenblik de aanval, althans de frontale aanval tegen Madrid heeft opgegeven. Men geeft zich nu ook rekenschap dat de oorlog van karakter is veranderd. Een grote etappe is afgesloten en een nieuwe, veel langere, begint pas...”
De berichten over de heldenstrijd van Madrid, de nederlagen die de fascistische troepen er lijden, de sabotage die de westelijke regeringen tegenover de Spaanse wettelijke regering plegen, drijft duizenden jonge antifascisten van de gehele wereld ten strijde.
In het stadje Figueras, vlak voor de Frans-Spaanse grens verzamelen zij zich. Enkele dagen verblijft men er in de vesting en dan gaat het verder over Barcelona, Valencia naar Albacete. Daar worden zij in eenheden ingedeeld en na een korte oefentijd naar de frontzone gezonden.
Tegen het einde van december is er een nieuwe Internationale Brigade, de 13e op weg naar het front. Onder hen vindt men Fransen, Belgen, Duitsers, Oostenrijkers, Italianen, Joegoslaven, Nederlanders, Denen, Polen, Tsjecho-Slowaken, Palestijnse Joden, enz.
Voor een jong revolutionair leger hebben de symbolen een diepe betekenis. De 13e geeft aan haar bataljons de namen ‘Tchapaiëv’, legendarische figuur uit de Russische revolutie, ‘Mickiewicz’, Poolse revolutionaire figuur uit de vorige eeuw. De Brigade wordt in de eerste tijd gecommandeerd door de Duitser Zeisser, een man die nog een actieve rol gespeeld had in de Duitse revolutie van 1918-19.
De 13e vertrekt naar Alfambra twintig kilometer ten noorden van Teruel. Een aanval op Teruel zal in de nacht van 26 op 27 december worden ingezet, maar deze wordt afgeslagen met ernstige verliezen voor de Brigade. Deze nog meestal ongeoefende soldaten waren tegen zulk een zwaar gevecht niet opgewassen. Daarenboven heeft de zeer heterogene samenstelling van de Brigade het begrijpen en doorgeven van de bevelen ten sterkste gehinderd. In de Brigade werd men weliswaar aangespoord Spaans of ‘Soldaten-Spaans’ te leren, maar ook dat ging niet in enkele dagen. De 13e werd teruggetrokken naar Valencia, waar zij na een opleiding voor berggevechten naar het zuiderfront werd overgebracht.
Op oudejaarsavond signaleert men grote troepenbewegingen in het fascistische kamp in een sector gaande van Boadilla del Monte tot Valdemorillo. Hieruit kan het republikeins commando opmaken dat een nieuwe aanval wordt voorbereid op de verbindingsweg Madrid-Guadarama en tevens een poging zal worden gedaan om de hoofdstad van het noordwesten uit te omsingelen.
De 11e Brigade moet haar verlofperiode onderbreken om op 1 januari, in reservestelling aan het front, verdere bevelen af te wachten. De 12e Brigade die op het front van Guadalajara staat wordt eveneens opgeroepen snel Madrid te komen versterken. De 11e Brigade ligt bij Villanueva der Pardillo, de 12e zal zich tussen Pozuelo en Aravaca ingraven. In de eerste linie ligt de Spaanse 35e Brigade.
Op 3 januari wordt het nieuw fascistisch offensief ingezet. De beste eenheden van Franco worden ingezet, samen met een Italiaanse tankdivisie en het Condorlegioen.
Na een intens artilleriebombardement zetten de tanks gevolgd door de infanterie zich in beweging. De Spaanse Brigade weet de eerste aanvalsgolf af te slaan, maar bij de tweede aanval worden de linies doorbroken en rukken de Franco-troepen op in de richting van Las Rosas waarvan zij de eerste huizen bereiken. De Spaanse Brigade trekt zich al vechtend terug op Majadahonda. Het Thälmannbataljon is te Boadilla blijven liggen en wordt, nu de fascisten voor Majadahonda zijn aangekomen, met omsingeling bedreigd.
‘s Anderendaags 4 januari speelt zich een gebeurtenis af, de film ‘Tchapaiëv’ waardig.
Twee reservebataljons van het Franco-leger, die de eenheden bij Las Rozas moeten vervoegen, vertrokken uit Valdemorillo, marcheren in gesloten formatie op naar Boadilla, in de overtuiging dat deze plaats reeds door hun leger ingenomen is. De observatiepost van het Thälmannbataljon signaleert de oprukkende bataljons. De nog overblijvende zeven zware mitrailleurs worden snel in stelling gebracht en dan volgt een doodse stilte. De commandant van het bataljon laat de vijandelijke eenheden naderbij komen. Wanneer ze tot op een honderdtal meter gekomen zijn, treden de zeven mitrailleurs in actie. Wie niet gedood wordt, slaat op de vlucht.
De Franco-eenheden die voor Las Rosas staan en daar het lawaai van het gevecht kunnen horen, begrijpen niet wat er gebeurt, of beter, zij denken dat republikeinse eenheden door hun front zijn gebroken en hen nu in de rug bedreigen. Zij stoppen hun opmars om zich eerst van de juiste situatie op de hoogte te stellen.
Het Thälmann-bataljon maakt van de ontstane verwarring bij de vijand gebruik om uit Boadilla te ontkomen naar Galapagar aan de voet van het Escoriaal, om zo terug het republikeinse leger te vervoegen. Op 7 januari is het Thälmannbataljon terug in stelling bij Las Rosas dat ondertussen in handen van de vijand gevallen was. Die dag wordt voor het bataljon een tragedie. Het overgrote deel van het bataljon had stelling genomen langs de zuidelijke kant van de spoorweg Madrid-Avila. Enkele manschappen lagen aan de noorderkant. De meeste mannen lagen aan de zuiderkant omdat van daar uit een republikeinse tankaanval in de richting van Las Rosas zou plaats hebben.
Wanneer rond het middaguur verschillende tanks — maar vijandige — aangerold komen, denken de mannen van ‘Thälmann’ dat het republikeinse eenheden zijn en laten ze dichterbij komen. Wanneer zij beseffen dat zij zich vreselijk hebben vergist, is het te laat. De tanks zitten nu in de linies en vuren, vuren. Alleen zij die noordelijk van de spoorweg liggen kunnen ontkomen onder dekking van de muur van de boerderij ‘La Remisa’.
Het ‘Thälmannbataljon’ telde 401 man, waarvan 183 Duitsers en Oostenrijkers, 102 Fransen, 108 Spanjaarden, enkele Tsjechen, Slowaken, Engelsen en Belgen. Onder de vele gesneuvelden was Miel, de broer van Piet Ackerman.
Op 12 januari kwamen de 32 overlevenden van het ‘Thälmannbataljon’ te Madrid aan.
Diezelfde 7e januari is de 12e Internationale iets oostelijker in gevecht bij Aravaca, plaats die onder de grote overmacht moet opgegeven worden.
In deze slag valt op jeugdige leeftijd de Antwerpse militant van de Syndicale Jeugd, Lode Verbraeken: het is 7 januari 1936 bij Aravaca, bij een aanval van Duitse tanks.
Op 8 januari valt de 1e Brigade van Lister ten zuiden van Madrid de fascistische troepen aan en verovert de Cerro de los Angeles, neemt het garnizoen in en de bevelvoerende kolonel Benda gevangen.
Het Franco-offensief ten westen van Madrid verzwakt zienderogen. De doorbraak langs het noorden van de hoofdstad is mislukt.
Op 11 januari gaat het republikeinse leger in tegenoffensief.
Een nieuwe ‘Internationale’, de 14e is gevormd en op het front toegekomen. Deze Brigade zal een grote bocht maken om vanuit het Escoriaal de fascistische eenheden in de rug aan te vallen te Las Rosas, terwijl de 35e Spaanse Brigade en de 12e Internationale Aravaca en Majadahonda heroveren. De offensieve acties komen nu tot stilstand. Het front wordt gestabiliseerd.
De gevechten zullen op andere fronten hernomen worden, want Franco moet, om politieke redenen, een overwinning zien te behalen.
_______________
[1] Uit Guerra y revolucion en España
[2] Tot dan toe konden de fascistische generaals naar Madrid telefoneren en onderhielden op die wijze contact met de leden van de 5e colonne.
[3] Verteld door Zugazagoita: Historia de la guerra de España. Buenos Aires, 1940. [Een andere versie — MIA]
[4] Uit Geheime archieven der Wilhelmstrasse.
[5] Uit: London: Espagne. Les éditeurs français réunis, Paris, 1966.
[6] Niet te verwarren met de republikeinse officier Asensio Torrado. Het betreft een Franco-officier die dezelfde naam draagt.