Roestam Effendi
Van Moskou naar Tiflis
Hoofdstuk 8


Tot besluit

Na mijn bezoek aan Tiflis en omgeving heb ik nog vele autonome gebieden bezocht. Ze leveren allen hetzelfde beeld. Aan de Zwarte Zee verrijzen nieuwe herstel- en vakantieoorden. In Gagri, Soechoem, Batoem, Likani en Manchesta staan arbeiderssanatoria, die op vorstelijke paleizen lijken. Tienduizenden en tienduizenden arbeiders, kolchozniki en Sovjetintellectuelen uit alle republieken van de Unie, brengen hier hun vakantie door. Soechoem en Gagri doen, wat pracht en schoonheid betreft, zeker niet onder voor de luxueuze badplaatsen van de miljonairs aan de Middellandse Zee. Maar mijn boek is niet voor toeristische doeleinden geschreven. Het was mij te doen om de mensen, om de verschillende nationaliteiten in Kaukasië. Met het volste recht kan de grote leider van het land van het socialisme, de leider van het revolutionaire wereldproletariaat, zeggen:

“De burgerlijke samenleving lijdt bij de oplossing van het nationaliteitenprobleem een volledig bankroet, want het bestaan van het kapitalisme zonder nationale onderdrukking is even ondenkbaar als het bestaan van het socialisme zonder de bevrijding van de onderdrukte naties en zonder de nationale vrijheid.”

De nieuwe Sovjetgrondwet is in feite niets anders dan het vastleggen van een reeds lang in de praktijk bestaande toestand. Het is in wezen de bekrachtiging en de volledige erkenning van de levende en tastbare triomfen van de nationaliteitenpolitiek van de bolsjewieken in de Sovjet-Unie, van de totale liquidatie van de oude nationale haat en nationale waan onder de volkeren. De nieuwe grondwet immers betoont uitdrukkelijk — wat reeds lang in het praktische leven is verwezenlijkt — dat alle staatsburgers van de USSR onafhankelijk van nationaliteit en ras, op alle gebieden van het economische, staatsrechterlijke, culturele, sociale en politieke leven, gelijk berechtigd zijn (art. 123) en dat ze hun eigen moedertaal gebruiken kunnen (art. 110 en 121). Stalin heeft het gezegd: “de cultuur kan alleen in de eigen nationale taal op een hoger peil gebracht worden”.

Is het een wonder dat dit volk, dat deze vroeger onderdrukte naties, thans zoveel liefde voor hun leiders koesteren? Zou het waar zijn dat de verering van Stalin door de arbeiders, boeren, en andere werkers in het land van de Sovjets een ‘opgelegde’ verering zou zijn? Slechts een dwaas kan dit geloven.

Ik kan deze reisbeschrijving niet beëindigen zonder enkele karakteristieke antwoorden te vermelden van heel eenvoudige boeren en arbeiders, die ik op de kolchozen en in arbeiderskwartieren heb gesproken. Want uit deze antwoorden proeft men de verbondenheid van de Sovjetleiders met het volk, de oprechte liefde die het volk voor zijn leiders koestert.

“Waarom wij van onze leiders houden?”, zei een oude boerin. “Kijk naar onze huizen, naar ons elektrisch licht dat wij vroeger niet hadden. Thans hebben wij allen minstens een koe. Kameraad Stalin zegt met recht dat wij vrouwen vroeger onderdrukt werden. Wij waren allen slavinnen. En nu zijn wij vrij, en vaak verdienen wij meer dan de mannen. Als een vrouw meer verdient dan een man, kan men dan zeggen dat zij niet onafhankelijk is? Wel kameraad, vraagt u nog waarom wij van onze leiders en kameraad Stalin houden?”

“Vroeger als wij een huwelijksfeest vierden, dan moesten wij de ‘Soerna’ zingen en nu hebben wij een blaaskapel van dertig man”, zei een oude man vol trots en wees op de trompet van zijn oudste zoon op het buffet, waar ik een foto van Stalin zie staan.

“Ik ben boerenzoon en in 1927 was ik nog analfabeet. Ik trad in het collectief bedrijf. Ik leerde lezen en schrijven, ik volgde een cursus. Nu ben ik combineopzichter. Vroeger had ik niets aan mijn lijf en nu verdien ik zoveel dat ik een bed, een veren matras, een fiets en een radio kan aanschaffen. Ik bezit nu een koe die mij elke dag heerlijke melk geeft en vier schapen die mij het vlees verschaffen. Heb ik dat niet alles aan de Sovjetmacht te danken, aan onze geliefde kameraad Stalin?” was het verhaal van een Tjoerksen arbeider.

“Begrijpt u onze liefde en eerbied voor kameraad Stalin niet?” lichtte een Daghestaner zijn hart. “Dat komt omdat u niet weet dat tijdens het tsaristische regime slechts 1 % van de bevolking kon lezen en schrijven. Het waren de Arabisten, aanhangers van de Arabische cultuur. Thans is 95 % van de Daghestanse bevolking alfabeet. Vroeger had men in ons Daghestan zestien gevangenissen waarin het Daghestanse volk zuchtte. Thans zijn ze opgeheven en in cultuurhuizen omgebouwd. Dit alles is de vrucht van de nationaliteitspolitiek van kameraad Stalin.”

“Wij noemen onze kolchoz ‘Kaganovitsj’, om hem te eren die ons geleerd heeft hoe men tegen de moeilijkheden moet vechten! Ons leven is met het leven van onze partij, met het leven van kameraad Stalin vervlochten. Dat hij, de leider van het Sovjetvolk, lang leve!”

“Ons leven, dat is Stalin”, roept een jonge technicus. “En omdat wij ons leven liefhebben, hebben wij ook Stalin lief.”

“Kameraad Stalin is niet alleen een vader of een kameraad voor ons, niet alleen onze leider. Kameraad Stalin is het symbool geworden van ons nationaal geluk, onze nationale blijdschap en onze nationale kracht. Hij is het symbool van een onoverwinnelijke eenheid van de verschillende nationaliteiten van het Sovjetvolk. En daarom vereren wij kameraad Stalin ook als een symbool”, verklaarde een heel eenvoudige Armeens mijnwerker me.

En laat ik dit boek eindigen met het slot van een brief van de arbeiders van de Kaukasus aan Stalin, die de gevoelens van alle nationaliteiten in de Sovjet-Unie weergeeft.

“(...) en voor alles, kameraad Stalin, dit: de harten van honderdduizenden werkers in ons land zijn vervuld van een grenzenloze liefde voor ons grote socialistische vaderland, voor de Sovjet-Unie, voor onze partij en voor onze grote leider.

De harten van honderdduizenden werkers van ons land zijn vervuld van liefde voor u, onze leider, die in die vijftien jaar de roemrijke strijdtroepen van de Transkaukasische bolsjewieken heeft geschapen en samengesmeed, welke de bevrijdingsstrijd van alle Transkaukasische volkeren van het juk van het imperialisme georganiseerd en geleid heeft.

De harten van honderdduizenden werkers van ons land zijn vervuld van grenzenloze dankbaarheid voor u, grote voortzetter van de zaak van Lenin, voor u die de bolsjewieken van Transkaukasië met zorg heeft opgevoed en gestaald, waarmee u ons volk hebt opgeheven en het vrije, socialistische leven hebt kunnen bieden.”