Georges Politzer
Beginselen van de filosofie
Deel 3 — De metafysische denkmethode
Wij weten nu dat de fouten van de 18e eeuwse materialisten voortkwamen uit hun wijze van denken, uit die speciale methode van onderzoek die wij de metafysische methode hebben genoemd. Het onderscheid dat wij maken tussen het vóór-marxistisch materialisme en het marxistisch materialisme kunnen wij dus eveneens aanduiden als de tegenstelling tussen het metafysische materialisme en het dialectisch materialisme.
Wij willen nu dan ook eerst nagaan wat de metafysische methode inhoudt om vervolgens de dialectiek te bestuderen.
Wat wij nu gaan bestuderen, is de “oude methode van onderzoek, die Hegel de metafysische noemt.”[33]
Laten wij beginnen met een eenvoudige opmerking. Wat komt de mensen als het meest natuurlijke voor: beweging of stilstand? Wat is in hun ogen de normale toestand van de dingen: rust of beweging?
Over het algemeen denkt men dat stilstand aan de beweging voorafging en dat een voorwerp, voordat het in beweging kon komen, eerst een rusttoestand heeft gekend.
Ook in de Bijbel wordt ons verteld dat er voor het bestaan van de wereld, door God geschapen, de bewegingloze eeuwigheid, d.w.z. de rust was.
Dit zijn woorden die wij nog vaak zullen gebruiken: rust, stilstand en beweging, verandering. De twee laatste begrippen dekken elkaar echter niet. Beweging betekent in de letterlijke zin van het woord: verplaatsing. Bijvoorbeeld, een steen die valt, een trein die rijdt, zijn in beweging. Verandering betekent letterlijk de overgang van de ene verschijningsvorm in een andere. Bijvoorbeeld, de boom die zijn bladeren verloren heeft, heeft een andere uiterlijke vorm gekregen. Maar verandering kan ook de overgang van de ene toestand in een andere betekenen. Bijvoorbeeld, het water is verdampt, dit is een verandering van toestand.
Beweging betekent dus verandering van plaats en verandering betekent verandering van vorm of toestand. Wij zullen trachten dit onderscheid te eerbiedigen om verwarring te voorkomen (wanneer wij de dialectiek bestuderen, zullen wij trouwens genoodzaakt zijn de betekenis van deze woorden nog te herzien).
Wij hebben zojuist besproken, dat de beweging en de verandering gewoonlijk als minder normaal worden opgevat dan de rust en wij er dus een zekere voorkeur aan geven de dingen als stilstaand en onveranderlijk te beschouwen.
Voorbeeld: wij hebben een paar bruine schoenen gekocht, die wij na verloop van tijd vele malen hebben laten verzolen en verstellen. Niettemin zeggen wij nog: “ik ga mijn bruine schoenen aantrekken”, zonder er ons rekenschap van te geven dat zij niet meer dezelfde zijn. In onze ogen zijn het nog steeds de schoenen die wij bij een bepaalde gelegenheid hebben gekocht en waarvoor wij een zekere prijs hebben betaald. Wij letten niet op de verandering die onze schoenen ondergaan hebben. Zij zijn nog steeds dezelfde, zij zijn identiek. Wij veronachtzamen de verandering en denken slechts aan de identiteit, alsof er niets belangrijks was voorgevallen. Dit is het:
Het bestaat hierin dat men in de verschijnselen liever de stilstand dan de beweging en liever de identiteit dan de verandering ziet. Uit deze voorkeur vloeit een gehele wereldbeschouwing voort. Men beschouwt de wereld als verstard, kon Engels zeggen. Hetzelfde geldt t.a.v. de natuur, de maatschappij en de mens. Zo hoort men vaak beweren: “Er is niets nieuws onder de zon.” Met andere woorden, er heeft nooit enige verandering plaats gevonden, de wereld is onbeweeglijk en identiek. Vaak verstaat men ook hieronder dat dezelfde gebeurtenissen zich met geregelde tussenpozen herhalen. God heeft de wereld geschapen en de vissen, de vogels en de zoogdieren in het leven geroepen en sindsdien is er niets meer veranderd, de wereld is stil blijven staan. Men zegt ook: “De mensen zijn steeds dezelfden”, alsof de mensen van oudsher niet veranderd waren.
Deze veel gebruikte uitspraken zijn een afspiegeling van die foutieve denkwijze, die in onze geest diep geworteld is. En de bourgeoisie weet daarvan grondig gebruik te maken.
Bij de kritiek op het socialisme wordt, als één van de meest geliefde argumenten, verkondigd dat de mens van natuur een egoïst is en dat er een macht nodig is om hem in bedwang te houden, daar er anders wanorde zou heersen. Deze opvatting komt voort uit de metafysische denkwijze die de mens een vaste, onveranderlijke natuur toeschrijft.
Indien wij plotseling de gelegenheid kregen om in een communistische maatschappij te leven, waarin de producten dus onmiddellijk naar de behoeften in plaats van naar de prestatie verdeeld zouden worden, dan zou er ongetwijfeld een stormloop ontstaan ter bevrediging van alle bevliegingen en zo’n maatschappij zou niet kunnen standhouden. En toch is dit de grondslag van de communistische maatschappij en juist dit is redelijk. Het komt alleen door onze ingekankerde metafysische denkwijze dat wij veronderstellen dat de toekomstige mens dezelfde eigenschappen zou vertonen als die van onze dagen.
Wie beweert dat een communistische of socialistische maatschappij niet levensvatbaar zou zijn omdat de mens een egoïst is, ziet dus over het hoofd dat de mens in een veranderde maatschappij ook zelf veranderen zal.
Dagelijks kunnen wij ons overtuigen van het onbegrip van de mensen die kritiek uiten op de Sovjet-Unie. En wel omdat zij de wereld metafysisch beschouwen.
Onder de vele voorbeelden die wij hiervan zouden kunnen aanhalen, willen wij het volgende noemen. Men zegt ons: “Een arbeider in de Sovjet-Unie ontvangt een loon dat niet overeenkomt met de totale waarde van wat hij produceert, er is dus een meerwaarde, d.w.z. er wordt hem een deel van zijn verdienste onthouden. Hij wordt dus bestolen. Bij ons gebeurt hetzelfde, de arbeiders worden uitgebuit; er is dus geen verschil tussen een Sovjetarbeider en een Nederlandse arbeider.”
Waarin bestaat hier de metafysische denkwijze? Daarin dat men buiten beschouwing laat dat het hier om twee fundamenteel verschillende maatschappelijke stelsels gaat, dat men de meerwaarde hier en ginds gelijk stelt, zonder de veranderingen in aanmerking te nemen die in de Sovjet-Unie hebben plaats gevonden, waar mens en machine niet meer dezelfde rol vervullen als in ons land. Bij ons is de machine er immers om te produceren in dienst van de baas en de mens om uitgebuit te worden. In de Sovjet-Unie is de machine er om te produceren in dienst van de mens en de mens om de vruchten van zijn arbeid te plukken. In ons land gaat de meerwaarde naar de baas. In de socialistische maatschappij echter heeft de indeling: noodzakelijke arbeid (loon) en meerarbeid (meerwaarde) haar betekenis verloren, omdat er geen uitbuiting meer plaatsvindt. In de socialistische staat geldt de indeling: arbeid voor zichzelf (het loon) en arbeid voor de maatschappij, d.w.z. het klassenloze collectief. De dingen zijn dus wel degelijk veranderd!
Bij dit voorbeeld zien wij dus dat de fouten in de beoordeling bij de oprechte mensen voortkomen uit hun metafysische wijze van denken. Om nauwkeurig te zijn, door het eerste fundamentele kenmerk van deze denkwijze: de onderschatting van de verandering en de voorkeur voor het bestendige of met andere woorden: de neiging om ondanks de verandering aan de identiteit vast te houden.
Wat zijn nu de praktische gevolgen van dit eerste kenmerk van het metafysisch denken?
Daar wij liever de identiteit in de dingen, d.w.z. de dingen als zichzelf gelijkblijvend willen zien, zeggen wij bijvoorbeeld: “Leven is leven en dood is dood.” Wij verklaren dat het leven het leven blijft, dat de dood de dood blijft, en verder niets.
Door onze gewoonte om de dingen in hun identiteit te beschouwen, maken wij ze los van elkaar. Zeggen: “een stoel is een stoel” is een vanzelfsprekende vaststelling, maar men legt hierbij de nadruk op de identiteit en zegt daarmee dus tegelijkertijd “wat geen stoel is, is iets anders.”
Het is zo gewoon om dit te zeggen, dat het kinderachtig lijkt hieraan aandacht te besteden. Op dezelfde wijze zeggen wij “Een paard is een paard en wat geen paard is, is iets anders.” Wij maken dus een duidelijk onderscheid tussen een stoel enerzijds en een paard anderzijds, en zo met alle dingen. Wij maken dus onderscheidingen door de dingen volkomen van elkaar los te maken en zo worden wij ertoe gebracht om de wereld te veranderen in een verzameling losstaande dingen. Dit vormt dan het:
Wat wij zojuist besproken hebben, lijkt zo vanzelfsprekend dat men zich zou kunnen afvragen: wat voor nut heeft dit? Wij zullen zien dat het toch noodzakelijk was, omdat deze wijze van redeneren ons ertoe brengt de dingen vanuit een bepaalde gezichtshoek te beschouwen.
Wij willen het tweede kenmerk van de metafysische methode weer aan de hand van zijn praktische gevolgen beoordelen.
Wanneer wij ons in het dagelijkse leven met de dieren bezighouden en hen in onze redenering als van elkaar losstaande wezens beschouwen, dan verliezen wij de gemeenschappelijke kenmerken van deze verschillende diersoorten en geslachten uit het oog. Een paard is een paard, een koe is een koe. Er is geen enkel verband tussen.
Dit was het gezichtspunt van de vroegere dierkunde die de dieren indeelde door strenge scheidingen tussen hen aan te leggen, en het onderlinge verband buiten beschouwing liet. Hierin herkennen wij dus één van de gevolgen van het metafysische denken.
Als tweede voorbeeld zouden wij op de burgerlijke opvatting willen wijzen, dat de wetenschap zich tot de wetenschap moet bepalen, de filosofie zich met haar eigen vraagstukken heeft bezig te houden en ook de politiek zich tot haar eigen gebied moet beperken. Volgens de bourgeoisie bestaat er tussen deze drie geen enkel verband en hebben zij niets gemeen.
Wanneer iemand te goeder trouw zo redeneert, dan kunnen wij zeggen dat hij metafysisch denkt. De Engelse schrijver Wells is eens in de Sovjet-Unie geweest en heeft daar de grote schrijver Maxim Gorki ontmoet. Hij stelde deze laatste voor, een literaire club op te richten waarin men zich niet met de politiek zou bezighouden, want volgens hem waren literatuur en politiek twee verschillende zaken. Gorki en zijn vrienden hebben blijkbaar hierom gelachen en Wells voelde zich gekrenkt. Wells beschouwde immers de schrijver als een individu dat buiten de maatschappij staat, terwijl Gorki en zijn vrienden wel wisten dat dit in de werkelijkheid niet het geval is, daar in het leven alles met elkaar verband houdt, of men wil of niet.
In de dagelijkse praktijk trachten wij steeds de dingen te rangschikken, te isoleren, ze te beschouwen en te bestuderen als op zichzelf staande dingen. Zij die niet marxistisch denken, beschouwen de staat bijvoorbeeld als een apparaat dat los staat van de maatschappij en onafhankelijk is van de structuur van die maatschappij. Volgens dezelfde foutieve denkwijze isoleert men de mens van de andere mensen, van zijn omgeving, van de maatschappij. Door op dezelfde wijze de machine op zichzelf te beschouwen, los van de maatschappij waarin hij gebruikt wordt, begaat men dus dezelfde fout in de redenering: “Machine hier, machine in Moskou”. “Meerwaarde hier en daar, er bestaat geen verschil, het is overal hetzelfde”.
En toch treffen wij deze wijze van redeneren steeds in kranten en tijdschriften aan en zij die het lezen, aanvaarden het, omdat het isoleren en uit hun verband halen van de dingen de algemene, gebruikelijke methode van denken is, typerende gewoonte van de metafysische methode.
Nadat wij eerst, bij voorkeur, de dingen als onbeweeglijk en onveranderlijk hebben beschouwd, zijn wij ze gaan rangschikken en indelen. Waarbij wij scheidingen hebben aangelegd, die ons de overeenkomsten die ertussen zouden kunnen bestaan, doen vergeten.
Deze wijze van benaderen en beoordelen brengt ons ertoe te geloven dat deze scheidingen eens en voor al bestaan, (een paard is en blijft een paard) dat zij absoluut, onoverbrugbaar en eeuwig zijn. Dit vormt dan het derde kenmerk van de metafysische methode.
Bij de beoordeling van deze methode moeten wij echter voorzichtig zijn. Want wanneer wij, als marxisten, zeggen dat er in de kapitalistische maatschappij twee klassen bestaan, de bourgeoisie en het proletariaat, dan leggen wij dus een scheiding aan die aan de metafysische denkwijze verwant zou kunnen schijnen. Men denkt echter niet metafysisch alleen omdat men onderscheidingen maakt, maar wel door de wijze waarop men bij de onderscheiding de onderlinge verschillen en betrekkingen beoordeelt.
Terwijl wij dus zeggen dat er in onze maatschappij twee klassen zijn, denkt de bourgeoisie onmiddellijk dat er rijken en armen zijn. En natuurlijk beweert zij dan ook dat “er altijd rijken en armen zijn geweest”. “Er zijn altijd geweest” en “er zullen altijd bestaan”, is een metafysische wijze van redeneren. Men deelt voor altijd de dingen in, zodat zij onafhankelijk van elkaar bestaan, en men trekt er hoge scheidsmuren tussen op.
Men onderscheidt in de maatschappij dus armen en rijken, in plaats van het bestaan van de bourgeoisie en het proletariaat te erkennen. Maar zelfs wanneer men deze laatste indeling aanvaardt, dan laat men nog hun onderlinge verhouding, nl. die van de klassenstrijd, buiten beschouwing.
Wat zijn nu de praktische gevolgen van dit derde kenmerk, dat onherroepelijke scheidingen tussen de dingen aanlegt? Dat er bijvoorbeeld tussen een koe en een paard geen enkele verwantschap kan bestaan. Hetzelfde geldt voor alle wetenschappen en voor alles wat ons omringt. Wij zullen verder zien of dit al of niet juist is, maar wij moeten eerst nagaan wat de consequenties van deze drie verschillende kenmerken zijn, die wij juist beschreven hebben. Dit wordt dan het:
Uit alles wat wij besproken hebben volgt dat wanneer wij zeggen: leven is leven, dood is dood, wij daarmee verklaren dat er geen enkel verband tussen het leven en de dood bestaat. Wij scheiden ze duidelijk van elkaar af en beschouwen het leven en de dood elk op zichzelf, zonder aandacht te schenken aan de betrekkingen die ertussen zouden kunnen bestaan. Volgens deze gedachtegang is het dus onmogelijk dat een wezen tegelijkertijd levend en dood zou zijn. Want leven en dood sluiten elkaar uit.
Door de dingen als losstaand en definitief verschillend van elkaar te beschouwen, komt men er dus toe ze tegenover elkaar te stellen.
Ziehier, het vierde kenmerk van de metafysische methode: men plaatst de tegendelen tegenover elkaar en houdt vol dat twee tegengestelde dingen niet tegelijkertijd kunnen bestaan.
Bij het voorbeeld van leven en dood is er inderdaad geen derde mogelijkheid. Wij moeten wel een keus maken tussen de twee mogelijkheden die wij onderscheiden hebben. Een derde mogelijkheid zou een tegenstrijdigheid inhouden en een tegenstrijdigheid zou een ongerijmdheid en dus een onmogelijkheid zijn.
Het vierde kenmerk van de metafysische methode is dus de afkeer van de tegenstrijdigheid.
Het praktische gevolg van deze denkwijze is dat in het vraagstuk democratie en dictatuur bijvoorbeeld het metafysisch standpunt een keuze tussen twee maatschappelijke stelsels verlangt. Want democratie is en blijft democratie, en dictatuur is dictatuur. De democratie is geen dictatuur en de dictatuur geen democratie. Wij moeten dus kiezen, anders zouden wij tegenover een tegenstrijdigheid, een ongerijmdheid, een onmogelijkheid komen te staan.
Het marxistische standpunt is geheel anders.
Het is onze overtuiging namelijk dat de dictatuur van het proletariaat bijvoorbeeld tegelijkertijd de dictatuur van de massa en de democratie voor de massa van de uitgebuiten is.
Wij menen dat het leven van levende wezens alleen mogelijk is, omdat er een voortdurende strijd tussen de cellen wordt geleverd en er onophoudelijk cellen afsterven en door andere vervangen worden. Zo draagt dus het leven steeds de dood in zich. Wij zijn van oordeel dat de dood niet zo volstrekt van het leven gescheiden is, als de metafysische methode leert.
Wij zien dus dat de verschillende kenmerken van de metafysische denkwijze ons dwingen de dingen vanuit een bepaalde gezichtshoek te beschouwen, en ons ertoe brengen op een bepaalde wijze te redeneren. Wij constateren dat deze wijze van redeneren een zekere logica bevat, die wij later zullen bestuderen. Dat zij bovendien veel overeenkomst vertoont met de algemeen gangbare wijze van zien, denken, onderzoeken en ontleden.
Samenvattend kunnen wij dus zeggen dat men bij de metafysische methode als volgt te werk gaat:
1) De dingen worden als onveranderlijk en identiek (gelijkblijvend) beschouwd.
2) Zij worden van elkaar gescheiden en uit hun onderlinge verband losgemaakt.
3) Deze onderscheidingen worden als eeuwig en onoverbrugbaar gezien.
4) De tegendelen worden tegenover elkaar geplaatst, zodat twee tegengestelde dingen niet tegelijkertijd kunnen bestaan.
Bij het onderzoeken van de praktische consequenties van deze kenmerken hebben wij gezien dat geen enkel ervan aan de werkelijkheid beantwoordde.
Is de wereld in overeenstemming met deze zienswijze? Zijn de dingen in de natuur onbeweeglijk en onveranderlijk? Nee. Wij ervaren immers dat alles aan verandering onderhevig is en wij zien de beweging. De metafysische denkwijze is dus niet in overeenstemming met de dingen zelf.
In het begin hebben wij vastgesteld dat de filosofie zich tot doel stelt de wereld, de mens, de natuur enz. te verklaren. Terwijl de verschillende takken van wetenschap de bijzondere vraagstukken bestuderen, beoogt de filosofie immers de studie van de meest algemene problemen. Zij sluit dus bij de wetenschappen aan en ligt in het verlengde ervan.
Het begrip metafysica [Redactie: de invulling van het begrip metafysica door Politzer is geheel afwijkend aan het hedendaagse begrip ervan in de filosofie] nu duidt niet alleen deze oude methode van denken aan, die op alle vraagstukken wordt toegepast, maar ook een wereldbeschouwing, die de wereld, de mens en de natuur op een zeer speciale wijze wil verklaren.
“Voor de metafysisch denkende mens zijn de dingen en hun afbeeldingen in het denken, de begrippen, op zichzelf staande, vaste, starre, eens en voor al gegeven voorwerpen van onderzoek, die één voor één en apart bekeken moeten worden. Hij denkt in louter absolute tegenstellingen. Zijn gedachtegang is: ja, ja, nee, nee. Wat daar bovenuit gaat is uit den boze. Voor hem bestaat een ding of het bestaat niet. Een ding kan evenmin tegelijk zichzelf zijn en een ander. Positief en negatief sluiten elkaar absoluut uit. Oorzaak en gevolg staan eveneens in starre tegenstelling tot elkaar.”[34]
De metafysica beschouwt de wereld dus “als een verzameling verstarde dingen”. Om deze denkwijze goed te kunnen begrijpen, willen wij nu onderzoeken welke opvattingen zij heeft over de natuur, de maatschappij en het denken.
De metafysica beschouwt de natuur als een geheel van eens en vooral vaststaande dingen.
Maar deze beschouwingswijze is nog voor tweeërlei uitleg vatbaar.
Volgens de ene opvatting beschouwt men de wereld als absoluut onbeweeglijk en noemt men de beweging een illusie van onze zintuigen. Buiten deze schijn bestaat er in de wereld dus geen beweging.
Deze theorie werd door een Griekse filosofische school verdedigd, de school der Eleaten. Deze al te simpele gedachtegang is zozeer in strijd met de werkelijkheid, dat hij in onze dagen dan ook niet meer wordt aangehangen.
De tweede wijze om de wereld als een geheel van verstarde dingen te beschouwen, is veel spitsvondiger. De natuur wordt niet als onbeweeglijk beschouwd, de beweging wordt wel erkend, maar zij wordt slechts als een mechanische beweging gezien. De eerste denkwijze wordt dus verlaten. De beweging wordt niet meer ontkend en het ziet er dus naar uit alsof er hier niet meer sprake was van een metafysische denkwijze. Deze beschouwingswijze wordt de “mechanische” genoemd.
Het is een foutieve denkwijze, die veel voorkomt en die wij terugvinden bij de materialisten van de 17e en 18e eeuw. Wij hebben immers gezien dat zij de natuur als in beweging beschouwden. Maar voor hen was deze beweging eenvoudigweg een mechanische beweging, een verplaatsing.
Zij erkennen bijvoorbeeld het gehele zonnestelsel (de aarde draait om de zon), doch zij menen dat deze beweging zuiver mechanisch is, d.w.z. alleen een verandering van plaats betekent. En uitsluitend in deze zin begrijpen zij de beweging.
De werkelijkheid is echter niet zo eenvoudig. Het draaien van de aarde is inderdaad een mechanische beweging, maar al draaiende kan de aarde invloeden ondergaan, zij kan bijvoorbeeld afkoelen. Er is dus niet alleen sprake van een verplaatsing, er vinden ook nog andere veranderingen plaats.
Kenmerkend voor de mechanische denkwijze is dus dat alleen de mechanische beweging in aanmerking wordt genomen.
Indien de aarde voortdurend draait zonder dat er verder iets met haar gebeurt, dan verandert de aarde van plaats, maar zelf verandert zij niet. Zij blijft identiek aan zichzelf. Wij zien dus dat het aanvaarden van de beweging als een louter mechanische beweging een metafysische denkwijze is. Deze beweging heeft immers geen geschiedenis.
Een klok die uit onverslijtbaar materiaal zou zijn gemaakt, en volmaakt zou functioneren, zou ook eeuwig kunnen lopen zonder ooit te veranderen. Een dergelijke klok zou dus ook geen geschiedenis hebben. Een dergelijke opvatting over de wereld ontmoet men herhaaldelijk bij Descartes. Hij tracht alle natuurkundige en fysiologische wetten terug te brengen tot de mechanica. Hij heeft geen enkel begrip van de scheikunde (vergelijk zijn verklaring van de bloedsomloop) en zijn mechanische verklaring der dingen zal nog die van de18e eeuwse materialisten zijn.
Kenmerkend voor de materialisten van de 18e eeuw is, dat zij de natuur met het mechanisme van een klok vergelijken. Indien dit zo was, dan zouden de dingen op hetzelfde punt terugkomen, zonder een spoor achter te laten. De natuur zou identiek aan zichzelf blijven. Hierin vinden wij het eerste kenmerk van de metafysische denkwijze terug.
Volgens de metafysische denkwijze is de maatschappij onveranderlijk. Maar algemeen wordt dit niet zo openlijk verklaard. Men erkent dat er veranderingen plaats vinden. Zoals in de productie, waar van de grondstoffen afgewerkte producten worden vervaardigd. In de politiek, waar de regeringen elkaar opvolgen. Men erkent dit allemaal, maar beschouwt het kapitalistische stelsel niettemin als iets blijvends, eeuwig en vergelijkt het soms zelfs met een machinerie.
Zo spreekt men van de economische machinerie, die soms defect raakt, doch weer hersteld en in stand gehouden kan worden. Deze economische machinerie moet immers als een deugdelijke automaat kunnen voortgaan met het uitdelen van de dividenden aan de enen en de armoede aan de anderen.
Men spreekt ook over de politieke machinerie, waarmee dan het burgerlijk parlementaire stelsel wordt bedoeld, en men verlangt daarvan slechts één ding: dat het blijft draaien. Nu eens naar links, dan weer naar rechts neigend, zodat de kapitalisten hun voorrechten behouden.
Deze opvatting over de maatschappij getuigt van een zuiver mechanische, metafysische denkwijze.
Indien het mogelijk was dat deze maatschappij, met haar gehele raderwerk, zo eeuwig kon blijven doordraaien, dan zou zij in de geschiedenis geen spoor achterlaten en dus ook geen gevolgen hebben.
Er bestaat nog een andere, zeer belangrijke mechanische opvatting, die betrekking heeft op het hele wereldbeeld, maar die in het bijzonder op de samenleving wordt toegepast. Het denkbeeld van een regelmatige gang en geregelde herhaling van dezelfde gebeurtenissen. Dit komt tot uitdrukking in het gezegde: “De geschiedenis herhaalt zich voortdurend.”
Wij moeten vaststellen dat deze opvattingen wijd verbreid zijn. De beweging en de verandering die wij in de maatschappij waarnemen, worden niet werkelijk ontkend, maar deze beweging wordt onvolledig begrepen en tot een zuiver mechanisme teruggebracht.
Welke opvattingen ontmoeten wij om ons heen over het denken? Wij menen over het algemeen dat het menselijk denken te allen tijde bestaan heeft en zal blijven bestaan. Wij geloven dat, terwijl de dingen veranderd zijn, onze denkwijze dezelfde is gebleven als die van de mensen die bijvoorbeeld een eeuw geleden leefden. Wij menen dat ook onze gevoelens dezelfde zijn als die van de Grieken, dat liefde en goedheid altijd bestaan hebben. Zo hebben wij het bijvoorbeeld over de “eeuwige liefde”. Het is een algemeen aanvaarde gedachte dat de menselijke gevoelens niet veranderd zijn.
Daarom bijvoorbeeld zegt en schrijft men dat een maatschappij alleen bestaan kan op de grondslag van de individuele en egoïstische verrijking. Daarom hoort men ook vaak verklaren dat de “verlangens van de mensen altijd dezelfde zijn”.
Zo redeneren wij maar al te vaak. In onze opvatting over de ontwikkeling van het denken, evenals op alle andere gebieden, laten wij dus de metafysische denkmethode doordringen. Deze methode is immers de grondslag van onze opvoeding.
“Deze denkwijze lijkt ons op het eerste gezicht hoogst aannemelijk, omdat zij die van het zogenaamd gezonde verstand is.”[35]
Hieruit volgt dat de metafysica niet alleen een bepaalde wereldbeschouwing is, maar ook tot een algemeen verbreide wijze van redeneren is geworden.
Terwijl het betrekkelijk eenvoudig is om de metafysische opvattingen te verwerpen, is het heel wat moeilijker om zich van de metafysische wijze van denken te bevrijden. Hierbij moeten wij nog een nadere uitleg geven. Onze algemene kijk op het heelal noemen wij een wereldbeschouwing en de wijze waarop wij de verklaringen trachten te vinden, een denkmethode.
Voorbeeld: a) De veranderingen die wij in de wereld waarnemen, zijn slechts schijn, zij zijn een herhaling van wat al geweest is. Dit is een wereldbeschouwing. b) Wanneer men in de geschiedenis van de maatschappij opzoekt wat reeds gebeurd is en dan zegt: “Er is niets nieuws onder de zon”, dan is dit een denkmethode.
Wij ervaren dat de wereldbeschouwing de methode ingeeft en bepaalt. Natuurlijk beïnvloedt de methode op haar beurt deze wereldbeschouwing, waaraan zij leiding en richting geeft.
Wij hebben nu gezien wat de metafysische wereldbeschouwing inhoudt. Wij willen nu nagaan wat haar methode van onderzoek is. Deze methode heet de logica.
De logica wordt de kunst van het zuivere denken genoemd. Om in overeenstemming met de waarheid te denken, moet men volgens de regels van de logica denken.
Wat zijn deze regels? Er bestaan drie hoofdregels.
1) Het beginsel van de identiteit. Dit is, zoals wij al gezien hebben, de regel die bepaalt dat iets aan zichzelf identiek blijft, niet verandert (het paard is en blijft het paard).
2) Het beginsel van de onverenigbaarheid der tegenstellingen. Iets kan niet tegelijk zichzelf en zijn tegendeel zijn. Er moet een keuze gemaakt worden (leven kan niet tegelijk leven en dood zijn).
3) Het beginsel van de uitsluiting van de derde mogelijkheid, ofwel uitsluiting van het derde geval. Dit betekent dat er tussen tegengestelde mogelijkheden geen plaats is voor een derde mogelijkheid. Men moet kiezen tussen leven en dood, er bestaat geen derde mogelijkheid.
Wij herkennen hier beginselen, die wij al bestudeerd hebben en die voortvloeien uit de metafysische wereldbeschouwing.
Logica en metafysica zijn dus nauw met elkaar verbonden. De logica is een instrument, een denkmethode, die alle dingen op een zeer bepaalde wijze rangschikt. Een methode die de dingen ziet als steeds zichzelf blijvend, die ons vervolgens dwingt om te kiezen, ja of nee te zeggen en die tot slot een derde mogelijkheid tussen twee gevallen uitsluit.
Wanneer wij zeggen:
“Alle mensen zijn sterfelijk, deze kameraad is een mens, dus is deze kameraad sterfelijk”, dan noemen wij deze redenering een syllogisme (het type van een logische redenering). Door deze redenering hebben wij de plaats van de kameraad bepaald, wij hebben hem ingedeeld.
Wanneer wij een ding of een mens tegenkomen, zijn wij onmiddellijk geneigd ons af te vragen: waarbij moet ik ze indelen? Ons denken stelt zich slechts deze vraag. Wij zien de dingen als cirkels (of dozen) van verschillende grootte en wij proberen aanhoudend deze cirkels (of dozen) in elkaar te passen, volgens een bepaalde rangorde. In het aangehaalde voorbeeld trekken wij eerst een grote cirkel waarin alle sterfelijke wezens passen, vervolgens een kleinere cirkel voor alle mensen en tenslotte één voor die ene kameraad. Om tot een rangschikking te komen, laten wij daarop alle cirkels volgens een bepaalde “logica” in elkaar passen.
De metafysische wereldbeschouwing wordt dus opgebouwd met behulp van de logica en het syllogisme. Een syllogisme bestaat uit drie delen. De eerste twee worden de premissen genoemd, wat betekent vooropgesteld en het derde deel is de conclusie.
Een ander voorbeeld. In de Sovjet-Unie heerst de dictatuur van het proletariaat. Dictatuur is dictatuur. In de Sovjet-Unie heerst dus de dictatuur. Er bestaat dus geen verschil tussen de Sovjet-Unie, het Italië van Mussolini en het Duitsland van Hitler, beide dictatoriale staten.
Men gaat dus niet na voor wie en over wie de dictatuur bestaat, evenmin als men bij de verdediging van de burgerlijke democratie vraagt wie deze democratie tot voordeel strekt.
Dit zijn weliswaar theoretische kwesties, maar zij bepalen niettemin onze wijze van handelen in de praktijk. Zo kunnen wij het treurige voorbeeld van Duitsland 1919 noemen, waar de sociaaldemocratie, terwille van het behoud van de democratie, de dictatuur van het proletariaat vermoordde, waardoor zij het kapitalisme liet bestaan en het fascisme zijn kans gaf.
De zoölogie en de biologie beschouwden en bestudeerden de dingen afzonderlijk, totdat men daar ook tot het inzicht kwam dat er bij de dieren en de planten een evolutie bestond. Voor die tijd werd alles ingedeeld in de veronderstelling dat alle organismen van oudsher dezelfde waren gebleven.
“En inderdaad was de natuurwetenschap tot het eind van de laatste eeuw overwegend een verzamelende wetenschap, een wetenschap van voltooide dingen...”[36]
Een belangrijk deel van de filosofie wordt metafysica genoemd. Maar zij is slechts een belangrijk deel van de burgerlijke filosofie, daar zij zich bezighoudt met God en de ziel. Alles is daarbij eeuwig. God is eeuwig, daar hij niet verandert en identiek blijft. De ziel eveneens. Hetzelfde geldt voor goed, kwaad enz. Daar het allemaal duidelijk omschreven, voorgoed vastgelegde en eeuwige begrippen zijn. In dit deel van de filosofie, dat men de metafysica noemt, ziet men de wereld dus als een star geheel en men redeneert aan de hand van tegenstellingen: geest wordt tegenover stof geplaatst, goed tegenover kwaad enz. Men redeneert dus door de tegengestelde begrippen tegenover elkaar te stellen.
Deze wijze van redeneren en denken, deze wereldbeschouwing heet metafysica, omdat zij zich dus bezighoudt met dingen en begrippen buiten de natuurwetenschappen, zoals God, goedheid, ziel, kwaad enz. Het woord metafysica wordt afgeleid van het Grieks “meta”, dat verder dan, achter, betekent en van “physis”, dat natuur betekent. De metafysica houdt zich dus bezig met wat zich buiten, achter de stoffelijke wereld bevindt.
Deze filosofische richting heeft haar naam ook nog aan een historisch voorval te danken. Aristoteles, de schrijver van de eerste verhandeling over de logica (die nog steeds gebruikt wordt), heeft vele geschriften nagelaten. Na zijn dood hebben zijn leerlingen zijn werk geordend; zij maakten een lijst op en na een geschrift over de fysica vonden zij een werk zonder titel, dat handelde over de dingen van de geest. Zij schreven dit werk toen in onder de naam: “Na de fysica”, in het Grieks “metafysica”.
Tot slot willen wij nog eens de nadruk leggen op het verband dat er bestaat tussen de drie termen die wij bestudeerd nebben: de metafysica, het mechanisme en de logica. Deze drie denkvormen komen steeds gezamenlijk voor en vullen elkaar aan. Zij vormen een systeem en kunnen slechts in hun samenhang begrepen worden.
_______________
[33] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 29.
[34] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 29.
[35] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 35.
[36] Fr. Engels: Anti-Dühring, blz. 28.