Geschreven: 1935
Bron: brochure Uitgeverij de Vlam
Transcriptie: Rick Denkers
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008
Laatste bewerking: 30 oktober 2008
Zie ook: ℵ Meidag in oorlogstijd! ℵ Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie ℵ Uit de voorgeschiedenis van de wereldoorlog |
Op woensdag 11 maart heeft minister-president Colijn zich door middel van de beide zenders direct tot de Nederlandse bevolking gericht met de boodschap, dat de regering de onder de wapenen zijnde lichting na het verstrijken van de op 14 maart eindigende eerste oefeningstijd gedeeltelijk in dienst zou houden. De door het Hitler-offensief verwekte spanning in Europa was de directe aanleiding van dit abnormale besluit. Zo ernstig ziet de regering de ogenblikkelijke toestand, dat zij nu reeds deze voorzorgsmaatregel wilde nemen. Ook de Europese verhoudingen plaatsen het oorlogsgevaar dreigend voor ons.
Sedert maanden woedt de oorlog van Italië en Abessinië. Het Italiaanse imperialisme plaatste de wereld voor een voldongen feit. Het vertrouwde op de superioriteit van zijn militaire machtsmiddelen en volgde slechts het beproefde voorbeeld van andere koloniale machten, die zich vroeger op dezelfde wijze uitbreiding van bezit verzekerd hadden. Italië spiegelde zich aan het voorbeeld van Japan, dat al enige jaren zijn imperialistische behoeften ten koste van China bevredigt, zonder daarbij op ernstige moeilijkheden te stuiten, die de hij China belanghebbende grote mogendheden teweeggebracht konden hebben. Het Japanse militarisme is moeilijk te verzadigen. De jongste binnenlandse gebeurtenissen hebben het oorlogsgevaar in het verre Oosten aanmerkelijk doen toenemen.
In deze verhoudingen is het Duitse imperialisme op de weg van directe actie gegaan tot liquidatie van de verdragen van Versailles en Locarno. Het heeft zich aan die verdragen niet langer gebonden geacht, zijn troepen naar de steden van het Rijngebied gezonden, er op rekenende, dat de overige verdragsmogendheden zich bij de nieuwe stand van zaken zouden neerleggen.
Daaromtrent bestaat geen absolute zekerheid. Verschil van inzicht is reeds tussen Engeland en Frankrijk gebleken om van Italië niet te spreken, dat de verwachting koestert in ruil voor medewerking aan het optreden tegen Duitsland volle bevrediging van zijn verlangens in Oost-Afrika te verkrijgen. Maar de spanning is in ieder geval zodanig gegroeid, dat de Nederlandse regering tot het treffen van voorzorgsmaatregelen is overgegaan. Geen mens kan zichzelf in slaap laten sussen door de vorm, waarin Colijn tot het Nederlandse volk sprak.
Sedert de troonrede van september 1935 is het komen vast te staan, dat de bezuiniging en aanpassing prekende Nederlandse regering miljoenen voor militaire doeleinden beschikbaar zou gaan stellen. In Genève wordt ook Nederland betrokken bij het geheime diplomatengeknoei, dat als in 1914 baan voor oorlog vrijmaakt. Zonder af te wachten hoe de volksvertegenwoordiging in dit land over het nakomen van het Volkenbondpact zou denken, verleende de Nederland regering haar medewerking aan de voorbereiding van de sanctiepolitiek. Zij was zeker van haar zaak en nam eventuele kritiek in de beide Kamers gaarne op de koop toe. Haar verwachtingen werden niet beschaamd. Beide Kamers hebben zich achter de regering-Colijn geplaatst en in de Tweede Kamer kon de regering de voldoening smaken, dat niet alleen sociaaldemocraten maar ook de vertegenwoordigers der CPN bereid bleken de gevraagde volmachten aan de Nederlandse regering te verstrekken. Op 2 oktober 1935 is dan ook komen vast te staan, dat de communistische partij zich op het hellende vlak ging begeven sedert de gehele Derde Internationale de plicht aanvaard heeft om door dik en dun achter de Sovjetdiplomatie aan te marcheren. Reeds nu is aan de Nederlandse regering gezegd, dat een zogenaamd revolutionaire organisatie van Nederlandse arbeiders bereid is de volle consequenties van de buitenlandse politiek der Nederlandse regering te aanvaarden. Er is maar een conclusie mogelijk: gemakkelijk kunnen zich in de praktijk internationale verhoudingen voordoen, waarin de kopstukken der communistische partij zich op het nationale front der Nederlandse bourgeoisie zullen bevinden. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat bij de debatten over de sanctiepolitiek de sociaaldemocratische spreker Vliegen zich vrolijk maakte over de bekering der communisten, over hun nieuwe opvattingen met betrekking tot Volkenbond, Volkenbondspact en daaruit voortvloeiende verplichtingen.
De bekeerden ontwikkelen een prijzenswaardige ijver, waarvan de arbeidersklasse zich ernstig rekenschap moet geven. Als het waar is, dat de klasse bewuste arbeider afkeer in zich voelt opkomen zodra de sociaaldemocratische pers het Wilhelmus van Nassauwe tot een symbool van de ware volksgemeenschap verheft, is er dezelfde reden tot afkeer voor hem aanwezig als in communistische propaganda lectuur, voor arbeiders bestemd, over verdediging van huis en hof wordt geschreven.
Een arbeidersbeweging, die aan nationalisme en militarisme haar vinger geeft, wordt in de draaikolk van oorlogschauvinisme onverbiddelijk meegesleurd. Reeds heeft de sociaaldemocratische pers doen uitkomen, dat zij de maatregelen der Colijn-regering, die een deel der onder de wapenen zijnde lichting in de kazernes houdt, goedkeurt. Het tijdstip van mobilisatie is er nog niet. Maar de zekerheid is aan de Nederlandse bourgeoisie gegeven, dat de sociaaldemocratie de motieven zal vinden om zich dan naast de bourgeoisie te plaatsen. En het hangt slechts af van de combinatie van staten, waartoe Nederland zal behoren, of de communistische partij van Nederland ook dan precies dezelfde houding als de sociaaldemocratie zal aannemen. Het begeerde eenheidsfront met de SDAP krijgt dan de breedst mogelijke afmetingen: het stadium van het zogenaamde Volksfront wordt overgesprongen, tot de bondgenoten der CPN zullen militaristen en nationalisten van Nederland behoren.
In dit licht moet de houding der communisten in de Tweede Kamer gezien worden, die aangenomen werd, toen de wettelijke regeling der passieve luchtbescherming aan de orde was. Vol geestdrift gingen bij deze gelegenheid de sociaaldemocraten overstag. Zij vonden gemakkelijk hun argumenten voor ondersteuning van de regering. En zij schonken geen aandacht aan stemmen uit de pacifistische wereld, die ernstige bezwaren tegen dit stukje militarisme kenbaar maakten. Over het algemeen gaat de sociaaldemocratie er prat op, nauwe verbindingen met de verschillende soorten van pacifisten te onderhouden. Het past geheel bij haar politiek. Waarom zou de SDAP afkerig zijn van de kiezers, die haar door de pacifistische propaganda geleverd kunnen worden. De zuigkracht van nationalisme en militarisme werkt desondanks zo sterk op de SDAP, dat zij er niet aan dacht om haar goedkeuring aan het wetsontwerp-de Wilde te onthouden. De communisten volgden dit voorbeeld. Zij maakten de argumenten van de SDAP slechts ten dele tot hun argumenten. Maar zij lieten bij monde van Wijnkoop verklaren, dat het eenvoudig een onmogelijke politiek zou zijn (impossibilisme) om zich tegen wettelijke regeling der passieve luchtbescherming te verklaren. Die wet kent strafbepalingen tegen hen, die zich onttrekken aan voorschriften van uitvoering, aan het storen van luchtbeschermingsoefeningen. Die strafbepalingen zijn niet mals. De communisten hebben hun sanctie gegeven aan het gebruik, dat burgerlijke openbare aanklagers en rechters van de nieuwe verworven bevoegdheid zullen maken. Men lette niet op het pleidooi, dat de christendemocraten leverden voor hen, die principiële bezwaren tegen het naleven van de wet zouden kennen. Excellentie de Walde vermaakte zich op zijn beurt over de “soepelheid” van tegenwoordige communisten, die zich vroeger niet geneerden als zij om hun optreden door de kapitalistische vijanden als “impossibilisten” werden gebrandmerkt.
In de sanctiewet van oktober, in de passieve luchtbeschermingswet, die in december behandeld is, vinden wij de duidelijke aanwijzingen van de aanwezigheid van het besef bij de Nederlandse bezittende klasse, dat Nederland meegezogen zal worden in de dreigende oorlog. Sterker, in meer directe vorm kwam dit besef tot uitdrukking bij de instelling van het 54-miljoenfonds. Het was de eerste manifestatie van bereidwilligheid om de reeds lang door nationalisten en militaristen uitgeoefende drang te bevredigen. Het kan niet meer wachten, geen dag en geen nacht. De troonrede is op dit punt tot haar volle recht gekomen. Zij getuigde van koninklijke deelneming “in het lot van allen, die onder de druk der tijden gebukt gaan”. Zij sprak van koninklijke deernis “jegens hen, die door werkloosheid getroffen zijn”. De resultaten van deze gevoelens zijn voor de werklozen gerealiseerd in verscherping der controle op de steun, verslechtering der verhoudingen in de werkverschaffing, de onmogelijke vormen van tewerkstelling der jeugdige werklozen, de voor de werklozen ongunstiger berekening van de steun.
De honger der militaristen is op voor hen bevredigende wijze gestild. Het oorlogsgevaar leverde het gerede motief om het inhalen van achterstand in de materiële uitrusting van land- en zeemacht op korte termijn mogelijk te maken. Vandaar dat het Defensiefonds uitgevonden werd, hetwelk gedurende een lange reeks van jaren de militaire begroting van Nederland zal belasten en in enkele jaren tijd het uitvoeren van de noodzakelijk geachte bestellingen mogelijk zal maken. Pas in oktober lofzangen op de vredeswil van de Volkenbond, zijn groeiende daadkracht, de wording van de internationale rechtsgemeenschap. Maar dezelfde volksvertegenwoordigers, die zich daaraan te buiten waren gegaan, hebben in februari 1936 de beschikbaarstelling van miljoenen voor de landsverdediging primair verklaard. Zij deden dit in verschillende toonaarden. Doch opnieuw behaalde de Regering van de bezuiniging en aanpassing een gemakkelijke overwinning.
Men bedenke daarbij, dat hiermee slechts een eerste stap op de weg van bevrediging der nationalisten en militaristen is gezet. Binnenkort komen nieuwe voorstellen tot vlootuitbreiding aan de orde. Het Nederlandse koloniale kapitalisme wil zich aanzienlijke offers getroosten om haar aandeel te kunnen leveren in de oorlog van Oost-Azië. Op zulke momenten blijkt het in staat te zijn de lasten voor dit doel op Nederlandse rekening te brengen. Daarvan is geen sprake voor de leniging van de nood der Indonesische miljoenenmassa, die in vele streken van de Archipel, zich op ontstellende wijze openbaart. Kom voor sociale voorzieningen eens met de boodschap: de drukkende last van pensioenen der koloniale ambtenaren moet voor rekening van het zogenaamde moederland worden genomen! Een deel van de Indische schuld moet door Nederland worden overgenomen!
Er is geen sprake van, dat men daarmee enig succes bereikt. Honger en tuberculose bedreigen het leven zelf van de verarmde Indonesische massa. Dat is geen propagandistische overdrijving. Hoge ambtenaren en burgerlijke journalisten hebben voor aangrijpende schilderingen van de aanwezige ellende gezorgd.
Voor het opdrijven der militaire uitgaven zullen opnieuw vele miljoenen worden geëist. Crisistijd = hongertijd voor de onterfden, gouden tijd voor alle militaristen. Bij de behandeling van het Weerfonds hebben de sociaal vele miljoenen worden geëist. Crisistijd — hongertijd voor het Nederlandse militarisme willen houden beneden de grens van de militaire begroting voor 1936. Zij willen op hun beurt technische achterstand inhalen, maar zij achten veranderingen in het bestaande systeem mogelijk, zodat voor het inhalen van die achterstand geen extra miljoenen nodig zouden zijn. De bourgeoisie heeft deze houding op de juiste manier gewaardeerd.
Terwijl zij bij elke passende gelegenheid de sociaaldemocratie verder drijft naar de erkenning van de noodzakelijkheid van landsverdediging, maakt zij zich vrolijk over de inspanning die sociaaldemocratische kopstukken zich geven om iedere klip te omzeilen, die zij op hun weg ontmoeten. Het is nog bij de stemming over het Defensiefonds voorgekomen, dat met de sociaaldemocraten en communisten — dat wij vierkant de militaire begeerten van de klassenvijand afwijzen ligt voor de hand — een deel der vrijzinnig-democraten zich tegen deze uitgaven verklaarden. Geen mens zal zichzelf daarom willen troosten met de gedachte, dat de burgerlijke democratie in Nederland zich ernstig zou inspannen om een dam op te werpen tegen de uitbarsting van het nationaal chauvinisme in Nederland, die bij verdere toespitsing der nationale tegenstellingen tot stand zal komen. Maar er is niet veel meer reden om in zulke omstandigheden een vierkant afwijzende houding van sociaaldemocraten en zelfs van communisten te verwachten. Wij deden het hierboven reeds uitkomen. Wij herhalen het in dit verband nog eens weer: de principiële bestrijding van de klassenvijand is in deze grote zaak door sociaaldemocraten en communisten opgegeven. Zij hebben beiden uit praktische overwegingen bindingen met de nationale en internationale bourgeoisie tot stand gebracht. Voor wat de communisten betreft kan het zijn nut hebben te doen uitkomen, dat in 1935 Laval op de Moskouse zender aan de wereld bekend kon maken, dat Stalin de militaire politiek der Franse bourgeoisie begreep en goedkeurde. Niemand kan ernstige moeite hebben met de vraag waarom deze opzienbarende verklaring ten beste geven werd en welke consequenties daaruit voor de communistische beweging allereerst van Frankrijk voortvloeiden. Ook in Frankrijk is het gevolg daarvan niet, dat de Franse communistische partij haar steun moet geven aan elk militair voorstel, dat in de volksvertegenwoordiging aanhangig werd gemaakt. Maar de consequentie is wel, dat zich vooral tegenwoordig makkelijk omstandigheden kunnen voordoen, waarin communistische propagandisten gangmakers van de oorlog zullen blijken te zijn en daarnaast is de nieuwe verklaring van Stalin van belang, zo gul verstrekt aan een vertegenwoordiger der kapitalistische pers van de Verenigde Staten. Er is nooit sprake van geweest en er is geen sprake van bedoelingen bij de Sovjet-Unie om de wereldrevolutie tot stand te brengen. Men zal vergeefs ergens bij Lenin een soortgelijke uitspraak over de sociale revolutie te vinden! Men zal vergeefs zoeken, voor Lenin was de wereldrevolutie der arbeiders een heilige zaak. Voor hem was het niet twijfelachtig, dat ten koste van dit goed geen geruststellingen aan de wereldbourgeoisie gegeven konden worden. Men kon zich in verband met het dreigende oorlogsgevaar geen ongunstiger tijdstip indenken voor de nieuwste verklaring van Stalin dan juist dit tijdstip.
Naarmate het oorlogsgevaar zich dreigender voor ons plaatst, in die mate gaan de grondbeginselen van de revolutionaire klassenstrijd grotere waarde krijgen. Die grondbeginselen zijn ook voor deze tijd: onverbrekelijk zijn de banden tussen kapitalisme en oorlog. Strijd tegen oorlog is onverzoenlijke strijd tegen de bourgeoisie. Compromissen met de klassenvijand zijn uitgesloten. De vijand staat in eigen land. De Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij blijft zich haar taak ten volle bewust, richt haar ganse energie op het winnen van de massa van arbeiders en daarmee gelijk te stellen bevolkingsgroepen voor deze beginselen.
Haar vertegenwoordiger in de Tweede Kamer, H. Sneevliet, heeft in zijn redevoering van 13 februari 1936 op de grondslag van deze beginselen stelling tegen het weerfonds genomen.
De afgevaardigde de heer Tilanus heeft in zijn betoog het Defensiefonds, dat, als ik het goed begrepen heb, naar de opvatting van de heer Westerman het beste het Defensiefonds-Snijders zou kunnen heten, als een soort spaarpot voorgesteld. Met behulp van dit fonds zouden lagere uitgaven op de Defensiebegroting komen dan men daar tot dusverre voor overeenkomstige doeleinden had en hij verzekerde, dat nauwgezette studie hem tot de ontdekking van dat wonder had gebracht.
Wij vermoeden, dat de Minister deze afgevaardigde uit de droom zal helpen, en wij menen, dat alle debatten, die gevoerd werden, aanleiding hadden moeten geven, deze afgevaardigde wat voorzichtigheid bij te brengen ten opzichte van de mogelijkheden om ontdekkingen van deze soort in verband met dit fonds te doen. De constructie van de heer Tilanus is onbruikbaar. Het beroep, dat hij in verband daarmede deed op een deel der vrijzinnig-democratische fractie mist elke kracht.
De armoede floreert in dit land en tegelijkertijd floreert het militarisme. Er bestaat daartussen alleen maar een schijnbare tegenstelling. Beide verschijnselen vloeien uit dezelfde oorzaken voort. Zij voeren tot dezelfde uitkomst. Het militarisme maakt Internationaal in deze tijd van crisisellende crisiswinst op grote schaal. De idealen, die daarbij door de heren nagejaagd worden, kunnen het best getoetst worden aan de ervaringen, die wij hebben, en in dit verband vestig ik de aandacht van de Kamer op een klein entrefilet in de “Nieuwe Rotterdamse Courant”, waarin melding wordt gemaakt van een Reuterbericht uit Wenen van 10 februari, waarin beschreven wordt in welke toestand zich een aantal slachtoffers van de oorlog bevinden in een van die inrichtingen, waarin nog levende resten van de vorige oorlog worden verpleegd tot aan het einde van hun leven. Die crisis van het neergaande kapitalisme verwekt de ondraaglijke spanningen in de internationale politieke sfeer. Zij verwekt de bewapeningswedloop, waaraan de Nederlandse Regering, trots haar verzekering van het tegendeel, meedoet. Dat verbaast ons niet. Zij kan niet uit haar klassehuid kruipen. Zij is nu eenmaal de trouwe en bekwame verdedigster van de belangen der bezittende klasse.
Bij de Rijksbegroting heeft de Minister-President een van de regelen van zijn strategie ten aanzien van het crisisbeleid blootgelegd. Tegen hen, die opzwepen naar sneller tempo van bezuiniging, verklaarde hij, dat het noodzakelijk is die vormen van onrust te vermijden, die tot uitbarstingen aanleiding geven. Daarom kan niet in eens datgene geleverd worden, hetwelk de bezittende klasse verlangt. Men moet in etappen werken. Men moet tijd vinden om een zo groot mogelijk deel van de bevolking te leren aanpassen bij de aanpassing. Dit recept lijkt mij toegepast met dit voorstel.
Iedereen weet, dat met dit voorstel de aankondiging van de laatste troonrede slechts ten dele in vervulling gaat. Reeds is er zekerheid over uitbreiding van de vloot. Ook daarvoor zullen miljoenen nodig zijn. Wij hebben een knappe Minister van Defensie, die met financiële problemen op de hoogte is. Hij heeft een bekwaam helper in de vrijzinnig-democratische Minister van Financiën. Het is niet aan te nemen, dat zij enthousiast zouden zijn over de vorm, waarin de militaire versterking aan de Kamer wordt voorgezet.
Door mij wordt niet als pacifist stelling genomen tegen dit ontwerp. Ik ben geen pacifist. Ik kom met de principiële bestrijding van de revolutionaire socialist, die zeker op dit terrein geen compromissen kent.
Aan werkelijk consequente bestrijding heeft het uit andere hoeken van de Kamer ontbroken. Een deel van het communistische betoog tegen het ontwerp droeg schijnbaar een principieel karakter. Daarvan was geen sprake meer, waar een deel van dat betoog van bezorgdheid getuigde voor het landsverraderlijk karakter van de nationaalsocialistische beweging, en voerde tot een beroep op Minister Colijn de NSB onschadelijk te maken, nadat eerst Minister Colijn voor wat zijn ontwerp betrof werd voorgesteld als uitvoerder van een opdracht van het semi-fascistische Verbond voor Nationaal Herstel.
De heersende armoe is crisisarmoe. Zij woedt in dit land in haar volle kracht. Werklozencijfers getuigen. En omdat het aantal werklozen groeit, neigt de Regering naar nieuwe maatregelen tot aantasting van de reeds sterk afgeknabbelde werklozen zorg. Ook in het neergaande kapitalisme kennen niet alle lagen van de bevolking crisisarmoede. Niet slecht vooral op dit tijdstip was de sarcastische uitspraak van de “Nieuwe Rotterdamsche Courant” van 11 februari, fotopagina, waarin verklaard wordt, dat een deel van het publiek in aanmerking komend voor een studententoneelvoorstelling in Rotterdam, ontbreekt en “over de malaise zit te jeremiëren in Arosa, Engelberg en Garmisch-Partenkirchen”. Een overigens zeer klein deel van de bevolking; het overgrote deel is aan toenemende ontbering prijs gegeven. De “Nieuwe Rotterdamsche Courant” zou er goed aan doen, als zij deze kant van de maatschappelijke wantoestanden wat meer en wat duidelijker belichtte, ook buiten de fotopagina.
In financieel opzicht zijn er wezenlijk bedenkingen aan te voeren tegen het voorstel. Die ingewikkelde constructie moet een doel hebben. Ik ben benieuwd dat doel te leren kennen. Is de Minister bereid, de doelstelling van die wonderlijke constructie kenbaar te maken? Zou hij op dat punt enige precieze informaties kunnen geven? Welk doel heeft die constructie? Waarom nu eerst 54 miljoen voor de landmacht en daarvan een belangrijke portie voor de zeemacht en dan straks nog eens weer een nieuw fragment speciaal ten behoeve van de zeemacht?
Waarom die wonderlijke annuïteitspost van 3.57 miljoen, die wij nog 20 jaar op onze begroting zuilen waarnemen, lang nadat het Ministerie-Colijn verdwenen zal zijn?
Al is technisch niet uitgemaakt hoe het in Indië precies moet, financieel weten wij toch ongeveer welke kant het uit zal gaan. Onder het beleid van deze Minister is een ontwerp tot stand gebracht, dat erkenning inhoudt, dat een deel van de vlootkosten op de Nederlandse uitgaven gebracht moet worden. Zal dat ook met deze nieuwe posten het geval worden?
Er is een afgevaardigde van de Volksraad geweest, de heer Kruyne, die volgens het decembernummer van “Onze Vloot” er op wees en die er op heeft aangedrongen, dat de verdere uitgaven, welke hij nodig achtte, op Nederlandse rekening zouden komen. Het is toch geen overbodige zaak, dat wij precies weten waar wij ongeveer aan toe zijn! Meer kunnen wij in deze niet vragen. Ik ben er zeker van, dat de Minister van Defensie op dit punt aardig juiste gegevens zal kunnen verstrekken. Voor de eerste jaren is meer dan het vierde deel van de f 54 miljoen nodig. Waarom krijgen wij van jaar tot jaar geen begrotingspost ter voorziening in de nodig geachte verbetering?
Hiermede is het mijne over de financiële kant van de zaak gezegd. Men kiest de camouflage van het Defensiefonds om te verbergen, hoe roekeloos weer gaten geslagen worden in de begroting die men met zoveel hartstocht en inspanning en zo nauwgezet sluitend wilde maken. Dat dit Ministerie een Ministerie van ogenblikspolitiek is, komt in verband met deze zaak weer duidelijk tot uitdrukking.
Men ziet geen heil in een lening. Er is gezegd, dat men in Engeland wel aan een lening kon denken, maar dat daar in Holland geen sprake van kan zijn, omdat de verhoudingen hier anders liggen. Het is de moeite waard om in dit opzicht Wolt nauwkeuriger geïnformeerd te worden. Waar zit het verschil? Ik meen, dat als wij zeer nadrukkelijk kunnen vaststellen, dat de defensiekwestie een kwestie is, die zeker voor de bezittende klasse de primaire kwestie moet worden genoemd, dat dan een gedwongen lening, waarvoor in aanmerking zouden komen de hoogst aangeslagenen in de inkomstenbelasting, een vrij redelijke vorm zou zijn voor de financiering van een dergelijke zaak. Het is klasseninzicht en klassenbinding te voorkomen, dat men de weg van de redelijkheid vermijdt in dit opzicht. De vaderlandlievende heren en dames, die tot de hoogste inkomstenklasse behoren, wentelen graag de last van de verplichtingen, die daarmede verband houden op de brede, weinig draagkrachtige massa af. Het gebeurt hier ook weer. Gaarne zou ik omtrent die leningskwestie nader worden ingelicht.
Nationaal Herstel kent zichzelf de verdienste toe dit Defensiefonds te hebben verwekt niet anders dan overdrijving van eigen verdienste, die daarom met klopt met de feiten, omdat al jaren lang, voordat wij fascisme en Nationaal Herstel in dit land hadden, nationalistische verenigingen van militair en semi-militair karakter samenwerkten en de kwestie van versterking van de weermacht aan de orde hebben gesteld. Er is in dit opzicht geen wezenlijk verschil tussen de verschillende stromingen, welke in de bezittende klasse aanwezig zijn. Mij ontbreekt de tijd om aan te tonen, hoe stelselmatig en hoe intensief verschillende nationalistische verenigingen, al dan niet met militair karakter, jaar en dag ijveren om de schone leuze ingang te doen vinden, dat de primaire eis van het onafhankelijke volksbestaan sociale zelfmoord wettigt en heiligt! Er behoefde geen Nationaal Herstel en geen Mussert-fascisme te ontstaan voor de verbreiding van deze blijde boodschap, dit evangelie. Daarvoor bestaan in het land al jaren lang verschillende intensief werkende centra van propaganda, die op hun beurt aandacht hebben gevonden en hun zin zullen krijgen.
Hier raken wij de kern van de kwestie: alle delen der bezittende klasse nemen op dit punt in deze tijd van reactie en oorlogsgevaar precies dezelfde houding aan. Zij doen dat in menig opzicht ook met betrekking tot de klassenverhoudingen in het land. Zij doen dat zonder reserve met het oog op internationale spanningen en wat daaruit voortvloeit.
Er zijn er, die menen, dat dit wetsontwerp niet ver genoeg gaat, dat er nog meer gevraagd moet worden, en aan het slot van zijn betoog brengt de heer van Poll de troostrijke mededeling, dat, wanneer er nu maar een gezonde economische politiek in dit land gevoerd zou worden, dat dan van zijn kant de garantie kon worden gegeven, dat zij zich geen beperking bij de vervulling van militaire behoeften zouden moeten opleggen. Ik hoop, dat de katholieke arbeiders aandacht schenken aan deze uiting in het katholieke democratische kamp.
Er is veel over de Vlootwet gesproken. De heer Colijn moet in stilte zijn voldoening kennen, als hij de pleiters voor deze wet aanhoort. Er is sprake van een kleiner aantal miljoenen nu dan toen. Maar dit kleinere aantal miljoenen vormt slechts een deel van het reeds thans noodzakelijk geachte veel grotere bedrag. De katholieken van 1923, die tegen de Vlootwet stemden en daardoor toen dat plan onmogelijk maakten, werden opgestuwd door een krachtige volksagitatie; een deel van hen sprak zich daarom tegen de Vlootwet uit.
Aan die volksagitatie konden zij zich toen niet onttrekken. Er was nu meer reden voor agitatie tegen deze wet dan toen tegen de Vlootwet, en wel om de eenvoudige reden, dat de financiële omstandigheden zo bar veel ongunstiger zijn geworden als met name ons door de heer van Poll op de meest troosteloze en pessimistische wijze bij herhaling is uiteengezet. En wij hebben te maken, wanneer wij een verklaring zoeken voor de vraag, waarom deze massa-agitatie thans ontbreekt, met dit antwoord, dat wij hier aanschouwen een afglijding, een afstomping ten opzichte van principiële begrippen en waarden bij belangrijke stromingen der arbeidersbeweging zelf.
In de dagen der Vlootwet was dit proces nog niet in die mate voortgeschreden, en de actie, die in die dagen onder de arbeidersbeweging uitging, oefende haar invloed. uit op de gedachtegang van tal van katholieke afgevaardigden in de Kamer.
Men meent, dat men thans met een parlementaire oppositie kan volstaan. Parlementaire oppositie echter, die de steun mist van een volksagitatie daarbuiten, is lam, gebrekkig, mist overtuigende kracht. Een duidelijk voorbeeld daarvan toont Frankrijk, waar verlenging van de diensttijd tot stand is gekomen, zonder dat dit daar tot ook maar een enkele agitatie in de bevolking aanleiding heeft gegeven. Een parlementaire oppositie, die uit zichzelf leven moet en niet gedragen wordt door massa-actie, verkeert in de droeve omstandigheid haar innerlijke zwakte duidelijk te openbaren. Men krijgt geen grote volksagitatie, als principiële waarden door twee belangrijke stromingen van de arbeidersbeweging worden prijsgegeven.
De afbraak van die waarden in het sociaaldemocratische kamp leverde de zonderlinge en zwakke redevoering van de heer Albarda over het ontwerp. Uit het eerste deel vu zijn betoog had slechts de stem voor deze wet moeten voortvloeien. In een coalitie Aalberse-Albarda zouden de sociaaldemocratische Ministers precies als hun collega’s thans in België naar de plannen van de Minister van Defensie luisteren en daaraan hun stem verlenen.
Twee gevallen heeft de geachte afgevaardigde de heer Albarda genoemd om te betogen, hoezeer zij in verband met de andere tijden ten opzichte van vragen van deze aard van houding veranderd zijn. Hij sprak over De Saar en over de sancties. De Saar is een zaak geweest alleen van de sociaaldemocraten; toen waren de communisten nog niet bij hetzelfde station aangekomen. Bij de sancties hebben communisten en sociaaldemocraten elkaar ontmoet. Bij de positieve luchtbescherming heeft de geachte afgevaardigde de heer van der Heide hier een rede gehouden, die vandaag voor ondersteuning van deze wet met enkele kleine wijzigingen door een nationalist of militarist in de Kamer bijna letterlijk kon worden overgenomen om zijn stem te motiveren vóór deze wet. Als zich deze verschijnselen openbaren, is er van een volksbeweging geen sprake meer, dan groeit de twijfel aan beginselen die men beleeft en gaat de kracht om werkelijk weerstand te bieden verloren.
Het is niet anders dan diep te betreuren, wanneer de vertegenwoordiger van de grootste partij der Nederlandse arbeiders als enige weg voor de handhaving van het onafhankelijke volksbestaan het hopeloze gemarchandeer met collectieve veiligheid aangeeft.
Het begrip zelf is van rein burgerlijke herkomst en heeft met klassenstrijd en met strijd voor het socialisme niets gemeen. Burgerlijke gedachten en opvattingen blijken tegenwoordig de internationale politiek der sociaaldemocratie te bepalen en leiding te geven, niet alleen in dit land, maar ook overal elders. Hoe meer miljoenen vrijgemaakt worden voor de verplichtingen, die men in verband met de collectieve veiligheid en het najagen er van zich zelf stelt, hoe minder miljoenen er over blijven om de massa de zegeningen van het befaamde Plan van de Arbeid te bezorgen, waarmede de even befaamde planactie zich thans bezighoudt. Er is lijnrechte strijd tussen de eredienst voor de collectieve veiligheid, de aanvaarding van de verplichtingen van artikel XVI van het Volkenbondpact en alles, wat er aan vastzit, en het lanceren van een Plan van de Arbeid op de wijze, als dat door de sociaaldemocraten is gedaan.
Collectieve veiligheid en onafhankelijk volksbestaan: de enige weg ligt daar. De socialisten wisten het vroeger anders. De socialisten wisten, dat het onafhankelijke volksbestaan van kleine landen alleen in een federatie van socialistische republieken denkbaar is, dat er voordien tijd geen denken aan is en dat ook het knapste overleg in Genève er niet toe leiden zal, dat afdoende garanties voor dat volksbestaan verkregen kunnen worden. Wie de kwestie van de onafhankelijkheid van het volksbestaan met de strijd voor de federatie van socialistische republieken verbindt, hij alleen voert praktische politiek. Al het andere zal in weinige jaren tijds als bij uitstek onvruchtbaar gebrandmerkt worden.
Geen wonder, dat de heren Albarda en Joekes elkaar benaderden, toen zij het tedere chapiter Volkenbond behandelden. Heer Joekes pleegt er op uit te zijn de indruk te vestigen, dat hij de zaken wel heeft overwogen, nauwkeurig en nauwgezet formuleert en dat er in logische opzet niets aan hapert. Het ongeluk passeerde gisteren de geachte afgevaardigde de heer Joekes, dat hij argumenten maakte uit beroepen op de jongste ervaringen van de Volkenbond, die even zoveel beroepen op praktische mislukkingen kunnen genoemd worden.
Waar dat zo is, blijkt zeer duidelijk, hoe weinig ver men komt, wanneer men ook het werk van de arbeidersbeweging vastmaakt aan het werk van die Volkenbond, verplichtingen aanvaardt, die uit dat werk voortvloeien, en daarmede de arbeiders drijft op de weg van tegennatuurlijke bindingen in klasse opzicht.
In dit verband moet ik zeggen, dat het betoog van de communistische fractie van gisteren aanvankelijk wel scheen in de oude vorm te zullen worden gehouden. Het begon plechtig genoeg. Toen ik de heer de Visser hoorde zeggen, dat “de ijzingwekkende wetmatigheid van de ondergang van het kapitalisme” thans treffend blijkt, kwam bij mij de gedachte op zou hij vergeten hebben, dat het denkcentrum, hetwelk alle gedachten levert aan de daarbij aangesloten partijen, uit andere vaatjes getapt wil zien dan juist uit dit?
Er ligt een haar in de communistische soep, Mijnheer de Voorzitter! En die slikt hij, hoor ik de heer de Visser zeggen. Het behoort tot de ongelukken van die gedachten afgevaardigde, dat hij pleegt vergelijkingen te maken en interrupties te plaatsen, die, om het plastisch te zeggen, slaan als een tang op een varken. Ik zei: er ligt een haar in de communistische soep.
Er was zo iets als de zegen van Stalin voor de militaire defensie van Frankrijk, inclusief de betonnen muren aan de oostgrens. De heer Laval, die een handige parlementariër is, heeft daarvan een ruim gebruik gemaakt. Op het stuk van de weermacht tonen officiële communisten uit Frankrijk en Tsjecho-Slowakije, hoeveel zij verder durven gaan dan nu nog in deze Kamer het geval is.
Ik stel mij voor, dat deze officiële communistische fractie al lang tot steun aan de begroting van deze Regering gekomen zal zijn, voor de Regering aan het dringend verzoek van de heer de Visser zal hebben voldaan, de onafhankelijkheid van Indonesië te erkennen. Dat vinden die heren niet meer het eerst nodige; bij de verdediging van de sanctiepolitiek overkwam het de heer Roestam Effendi, dat hij die onafhankelijkheid officieel losliet, maar dat kan aan de onvoldoende geschooldheid van deze geachte afgevaardigde op communistisch gebied liggen. Als de Regering in dezelfde verhouding tot de Sovjet-Unie komt te staan als vandaag met Tsjecho-Slowakije het geval is, dan zullen wij eens zien, tot welke consequenties de communistische afgevaardigden komen en hoe weinig inhoud hun betogen tegen een ontwerp als dit praktisch eigenlijk hebben.
Hoe weinig zegt het, als de heer van Poll werkt met de twee begrippen: aan de ene kant worden de instincten van vernietiging gemobiliseerd, mobiliseren wij nu de instincten van de vrees. Afgezien van de vraag, welke grotere weerbaarheid van het leger daardoor zou ontstaan, zijn het niet dergelijke vage begrippen. die inhoud geven aan de gebeurtenissen van deze tijd.
Te dien opzichte moet ook worden vastgesteld. dat er een zekere willekeur is in de constructie van de geachte afgevaardigde de heer de Geer, waar hij zegt: in de laatste twee jaren is er wat veranderd. Neen, zegt de heer Albarda, in de laatste 12 jaren, want sinds wij een fascistische dictatuur hebben in Italië, hebben wij met een agressieve macht in Europa te maken. Men redeneert fout, als men de hoofdzaak met bijzaken verwisselt. Japan, dat een van de kostbaarste documenten van agressief imperialisme geleverd heeft in zijn 21 punten in het voorjaar van 1915 is daarmee voor de dag gekomen voor nog iemand over fascisme sprak. Het is geen bijzonder kenmerk van het fascisme dat men komt met imperialistische bewapening en imperialistische oorlogen voorbereidt.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen goed te doen te doen uitkomen, dat men in deze Kamer moeilijk een principiëler bestrijder van het fascisme kan vinden dan wij zijn. Ik wil elke twijfel wegnemen. Men sluit voor zich de deur voor begrippen af, wanneer men de hoofdzaak uit het oog verliest.
En wanneer men die eenvoudige waarheden erkent, die zo precies en duidelijk door Lenin geformuleerd zijn: onverbrekelijk is de band van kapitalisme en oorlog, en ook die andere les van Lenin goed leert — en daarom zeggen deze dingen in de stukken van de Regering aan mij zo weinig — voor de arbeidersklasse heeft het praktisch geringe waarde zich te verdiepen in de vraag waar het defensief ophoudt en het offensief begint, dan komt het gegoochel met de begrippen defensief en offensief, dat zoeken naar etiquette voor mij eenvoudig neer op het verbergen van de kern van de zaak. Zodra men — en in de stukken doet men het officieel — Nederland eenvoudig als deel van een oorlogvoerende groepering denkt, is het niet meer mogelijk uit te maken met welk imperialisme men verbonden raakt, dat wel even agressief genoemd moet worden als dit tegenwoordig met speciaal aangeduide Staten het geval is. Ik geloof, dat wij in dit verband ook gemakkelijk voorbeelden zouden kunnen aanvoeren om te bewijzen dat men met die begrippen offensief en defensief karakter van onze militaire politiek in dezelfde hopeloze discussie verzeild raken als bij de vraag of een wapen een aanvals- of verdedigingswapen is. In de regel is het allebei tegelijk. Als men te dien opzichte het spiegelgevecht heeft gehoord tussen de heren Joekes en Schaepman, stellen wij ons de vraag: hoe is het mogelijk, dat ernstige mensen zich met deze fijne onderscheiding bezighouden. Wij hebben in alle mogelijke wapens de dubbele werking te zien; in iedere realistische politiek kan er offensief en defensief tegelijk zijn. Daarop komt het aan. Wat voor het enkele wapen geldt, geldt voor de politiek zelf. De heer Schaepman maakt zich bezorgd over een uitspraak van de Minister van Defensie met betrekking tot de betekenis van de bommenwerpers. De Regering heeft in de stukken geantwoord, dat dit een artikel is, dat eigenlijk niet zozeer een aanvallend karakter had. Wij hebben op dit gebied slechts weinig ervaring in ons land; de enige ervaring, die wij op dit gebied hebben, is dat ook dit verdedigingsmiddel blijkbaar in staat is het afgrijzen van grote groepen der Nederlandse bevolking gaande te maken.
Wij beoordelen deze kwestie niet slechts op overwegingen van sentiment, van afgrijzen, van schrik en dergelijke; te dien opzichte zijn wij mensen als ieder ander, kennen wij gevoelens als elk ander. Maar wij weten, dat deze sentimenten niet bepalend zijn voor de ontwikkeling van de politiek in de laatste tijd; bij ons komt slechts de drang op tot spot wanneer wij de heer Westerman hier horen verzekeren, zo net, dat de tank hem geen sympathiek wapen voorkomt; hoe weinig sympathiek het deze geachte afgevaardigde is hij vraagt de Minister meer tanks. In al dergelijke tegenstellingen raakt men bevangen wanneer men zich op sentimenten laat gaan bij de beoordeling van deze zaak. Wij kunnen met klare, wezenlijke economische en maatschappelijke verschijnselen volstaan, die in deze tijd zelfs niet meer dubbelzinnig uitgelegd kunnen worden. Men heeft, om het zo maar eens te zeggen, een gehele fabriek van camouflage nodig wanneer men de ware verschijnselen de ware betekenis van de economische en maatschappelijke ontwikkeling om de een of andere reden verbergen moet.
Wij stellen vast, dat die ontwikkeling inderdaad is overeenkomstig een uitspraak van Lenin, 20 jaren oud maar vandaag is het woord vlees geworden en het woord woont onder ons: dat de neergangstijd van het kapitalisme door een opeenvolging van oorlogen en revoluties gekenmerkt wordt. De feiten hebben wij op het ogenblik voor ons staan; onberekenbaar zijn de gevolgen daar, waar het oorlogsmonster wordt losgelaten. Oprecht mogen wij aannemen, dat geen mens in koele bloede hem wil en desondanks komt hij met bijna wiskundige zekerheid.
Voor ons blijft in deze omstandigheden de oude principiële stelling van internationale marxisten van kracht: geen man en geen cent voor hen, die als verdedigers van de kapitalistische orde zelf ook de oorlog verdedigen, en een systeem blijven verdedigen, dat alleen oorlogsellende brengen kan. Wij leven in een kentering van de tijd, de oude waarden sterven weg, alles is onzekerheid. De fundamentele begrippen over de groei van de maatschappij naar het socialisme, zoals wij dit voorstaan, zullen het deel worden van een steeds grotere groep van arbeiders en andere sociale groeperingen, die daarmede nauw verwant zijn. Het ondergaande kapitalisme blijkt nog de kracht te bezitten om nieuwe ellende over de wereld uit te storten, zoals het de kracht bezit acties van arbeiders in fascistische trant, zoals in Duitsland en Italië, onmogelijk te maken en te vernietigen, alle morele waarden vertrappende en vergruizelende. Wij willen voor onverzoenlijke strijd tegen dit kapitalisme en tegen de bezittende klasse van eigen land de krachten bijeen brengen, die ons bevrijden uit de hel van de verscheurende tegenstellingen en de bestaande wanorde, van ontbering en tergende weelde, van roekeloze bezuiniging en sterke geldverspilling, van productenvernietiging en verbreiding van hongersnood en daaraan vastzittende epidemieën, van kunstmatige beperking der technische hulpmiddelen, onvoldoende ontplooiing der technische hulpmiddelen op het veld der productie, om te ongestoorder technische vindingen voor vernietiging te kunnen gebruiken. Wij willen al die krachten mobiliseren, die ons uit deze tegenstellingen leiden, doordat zij de kanker van deze maatschappij uitsnijden, die het privaat bezit is van de grond en de arbeidsmiddelen, de bron van stoffelijke en morele ellende. Op die grond stemmen wij tegen deze wetsontwerpen en al dergelijke wetten, die met een beroep op welke verschijnselen dan ook, ons slechts in botsing brengen met onze beginselen.