Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

VI. Over het overslaan van historische fasen

Wat Radek doet, is niet alleen het herhalen van de officiële oefeningen in kritiek van de afgelopen jaren, maar hij probeert ze, indien al mogelijk, af en toe ook nog te simplificeren. Uit wat hij neerschrijft valt op te maken dat ik geen enkel onderscheid maak tussen de burgerlijke revolutie en de socialistische, noch in het Oosten, noch in het Westen, zowel in 1905 als nu. In navolging van Stalin wijst ook Radek mij op de ontoelaatbaarheid van het overslaan van historische fasen.

In de eerste plaats moet dit vraagstuk natuurlijk als volgt aan de orde worden gesteld: als het in 1905 voor mij simpelweg een kwestie was van een ‘socialistische revolutie’, waarom geloofde ik dan dat dit in het achterlijke Rusland eerder zou kunnen gebeuren dan in het ontwikkelde Europa? Uit patriottisme? Vanuit nationale trots? Dit is immers wat er op een of andere manier gebeurde. Begrijpt Radek wel dat wanneer de democratische revolutie als onafhankelijke fase had plaatsgevonden dit nooit tot de hedendaagse heerschappij van de arbeidersklasse had geleid? En dit bij ons eerder dan in het Westen, juist en alleen omdat de geschiedenis de belangrijkste inhoud van de burgerlijke revolutie samen liet vallen met de eerste fase van de arbeidersrevolutie - niet vermengde, maar organisch in elkaar over liet groeien?

Het onderscheiden van de burgerlijke en socialistische revolutie is voor ons politiek abc. Maar na abc, komen letters en woorden, combinaties van letters dus. De geschiedenis slaagde erin de belangrijkste letters van het burgerlijke alfabet te combineren met de eerste letters van het socialistische alfabet. Radek wil uit dit boek terug naar het leesplankje; triest maar waar.

Het is onzin om te beweren dat in zijn algemeenheid fasen niet kunnen worden overgeslagen. Het levende historische proces springt altijd over afzonderlijke ‘fasen’ heen, die zijn te ontlenen aan een theoretische ontrafeling van alle onderdelen van het ontwikkelingsproces in zijn totaliteit, oftewel in de breedste zin. Hetzelfde wordt verwacht van revolutionaire politiek in kritieke tijden. Men kan stellen dat het eerste verschil tussen een revolutionair en een evolutionair ligt in het vermogen om zulke momenten te herkennen en te gebruiken.

Het onderscheid dat Marx maakte over de ontwikkeling van de industrie uit de ambacht, manufactuur en daarna fabrieken is onderdeel van het abc van de politieke economie, of nog preciezer, de historisch-economische theorie. In Rusland kwamen er fabrieken en werd het tijdperk van de manufactuur en stedelijke ambachten overgeslagen. Daar zijn geschiedenisboeken over gevuld. Onze klassenverhoudingen en politiek werden door dit proces gevormd en bepaald. De moderne geschiedenis van Rusland kan niet worden begrepen zonder het bekende marxistische schema van drie trappen; ambacht, manufactuur, fabriek. Maar als je alleen dit begrijpt, snap je er nog niets van. Want het is een feit dat er in de geschiedenis van Rusland - en Stalin moet dit niet persoonlijk opvatten - een paar fasen werden overgeslagen. Het theoretische onderscheid in die fasen is evenwe belangrijk, ook voor Rusland, want anders valt er niet te begrijpen waar er werd overgeslagen en wat hiervan de gevolgen waren.

We kunnen de zaak ook vanaf de andere kant benaderen (zoals Lenin soms de dubbele macht verklaarde) en kunnen stellen dat Rusland alle drie de trappen van Marx doorliep - maar de eerste twee in een enorm uitgerekte en embryonale vorm. Deze ‘rudimenten’, de fase van ambacht en manufactuur, terecht tussen aanhalingstekens, voldoen om de genetische eenheid van het economische proces te bevestigen. Maar de kwantitatieve ineenkrimping van deze twee fasen was zo groot dat dit een kwalitatief nieuw element aan de sociale structuur in het land toevoegde. De meest duidelijke uitdrukking van deze politieke ‘kwaliteit’ is de Oktoberrevolutie.

Het meest ondraaglijk in deze discussie is nog wel het ‘getheoretiseer’ van Stalin, met zijn twee snuisterijen waaruit zijn volledige theoretische bagage wordt gevormd: ‘de wet van ongelijke ontwikkeling’ en ‘het niet overslaan van fasen’. Tot op vandaag heeft Stalin nog steeds niet begrepen dat het overslaan van fasen (of te lang in een trap blijven hangen) juist datgene is waaruit de wet van ongelijke ontwikkeling bestaat. Tegenover de theorie van de permanente revolutie zet Stalin, met onnavolgbare ernst, de wet van ongelijke ontwikkeling. En dat terwijl de voorspelling dat het achterlijke Rusland eerder een arbeidersrevolutie zou kunnen meemaken dan het ontwikkelde Groot-Brittannië geheel en al is gestoeld op de wet van de ongelijke ontwikkeling. Maar om zo’n voorspelling te kunnen maken, moet je historische ongelijkheid in zijn gehele dynamische concreetheid begrijpen en niet eenvoudigweg een oude zinsnede van Lenin uit 1915 blijven herkauwen, die dan ook nog binnenste buiten wordt gekeerd en wordt uitgelegd als door een onwetende.

De dialectiek van de historische ‘fase’ is relatief makkelijk te begrijpen in periodes van revolutionaire opgang. Maar reactionaire periodes daarentegen, worden van nature al snel tijdperken van goedkoop stapsgewijs denken. Het stalinisme, een afschuwelijke ideologische vulgariteit en gepaste uitkomst van de partijreactie, heeft haar eigen cultus van stapsgewijze ontwikkeling geschapen, als dekmantel voor haar staartpolitiek en gemarchandeer met achterhaalde kliekjes. En deze reactionaire ideologie heeft nu ook Radek verzwolgen.

De ene of andere fase kan in het historische proces onvermijdelijk lijken, afhankelijk van bepaalde omstandigheden, al hoeft dat in theorie niet zo te zijn. En andersom, theoretisch ‘onvermijdelijke’ fasen kunnen door de dynamiek van de ontwikkeling tot nul worden samengeplet, vooral tijdens revoluties, die niet voor niets de locomotieven van de geschiedenis worden genoemd.

Om een voorbeeld te geven, in ons land sloeg de arbeidersklasse de fase van het democratische parlementarisme ‘over’, de Grondwettelijke Vergadering werd maar een paar uurtjes gegund en speelde zich af in een achterkamer. De contrarevolutionaire fase in China kan echter niet zomaar overgeslagen worden, net zo min als de fase van de vier Doema’s in Rusland kon worden overgeslagen. De huidige contrarevolutionaire fase in China was historisch gezien nochtans prima ‘over te slaan’. Zij is het directe gevolg van het rampzalige beleid van Stalin en Boecharin, die de geschiedenis in zullen gaan als nederlaag-strategen. Helaas hebben de vruchten van het opportunistische beleid een objectieve factor gecreëerd die het revolutionaire proces nog lang in bedwang kan houden.

Ieder poging om echte, daarmee bedoel ik objectief bepaalde fasen in de ontwikkeling van de massa’s, over te slaan, is politiek avonturisme. Zolang de meerderheid van de werkende massa’s nog vertrouwen heeft in de sociaaldemocratie, of in de Kwomintang, of in de vakbondsleiding, kunnen wij die meerderheid niet overtuigen van de taken rond de onmiddellijke omverwerping van de burgerlijke macht. De bevolking moet daarop worden voorbereid. Die voorbereiding kan een hele lange ‘fase’ omvatten. Maar alleen een staartloper kan geloven dat we, ‘samen met de massa’s’, eerst in de Rechtse en daarna in de Linkse Kwomintang moeten zitten, of in een blok blijven zitten met de stakingsbreker Purcell ‘totdat de massa’s teleurgesteld raken in hun leiders’ - met wie wij, in de tussentijd, in vriendschap blijven verkeren.

Radek zal echt niet zijn vergeten dat veel ‘dialectici’ onze eis om terug te trekken uit de Kwomintang en te breken met het Anglo-Russische Comité, bestempelden als het overslaan van een noodzakelijke fase en bovendien, als een breuk met de boeren (in China) en met de arbeiders (in het VK). En Radek zou zich dit zeker nog moeten herinneren, want hij was een van die jammerlijke ‘dialectici’. Tegenwoordig is hij zijn opportunistische fouten alleen nog aan het verdiepen en veralgemeniseren.

In april, 1919 schreef Lenin in een programmatisch artikel, ‘De Derde internationale en haar plaats in de Geschiedenis’: “We vergissen ons niet als we stellen dat het precies die tegenstelling in Rusland was, aan de ene kant haar achtergebleven karakter en aan de andere kant haar ‘sprong naar een hogere vorm van democratie’, haar sprong over de burgerlijke naar de Sovjet, of arbeidersdemocratie; die tegenstrijdigheid dus, wat één van de redenen was dat ze in het Westen de rol van de Sovjets niet goed konden vatten, of begrijpen.” (XVI, blz. 183).[1]

Lenin stelt hier openlijk dat Rusland een sprong maakte ‘over de burgerlijke democratie heen’. Uiteraard maakte Lenin impliciet in zijn vaststelling alle benodigde voorbehouden: tenslotte bestaat de dialectiek niet uit het herhalen van precies dezelfde omstandigheden; de schrijver gaat er al van uit dat hij een lezer met verstand en achtergrond heeft. De sprong over de burgerlijke democratie blijft desondanks en maakt het volgens de juiste observatie van Lenin, erg lastig voor de dogmatici en de denkers in schema’s de rol van de Sovjets te begrijpen - niet alleen ‘in het Westen’, maar dus ook in het ‘Oosten’.

En hier is hoe deze in kwestie in het voorwoord van mijn boek ‘1905’ werd gesteld, waar Radek opeens zo verontrust door raakte:

“Al reeds in 1905 noemden de arbeiders van Petrograd hun Sovjet een arbeidersregering. Deze term raakte overal in die tijd ingeburgerd en werd volledig opgenomen in het programma rond het gevecht van de arbeidersklasse om de macht. Tegelijkertijd brachten we ook een uitgewerkt programma tegen het tsarisme en voor politieke democratie naar voren (algemeen kiesrecht, republiek, volksmilities, etc.). We konden niet anders. Politieke democratie is een noodzakelijke fase in de ontwikkeling van de werkende bevolking - met het zeer belangrijke voorbehoud dat in het ene geval zo’n fase decennia kan duren, terwijl in een ander geval, de revolutionaire situatie het de bevolking toestaat zich te emanciperen van de vooroordelen van politieke democratie, zelfs voordat haar instituten tot realiteit zijn geworden.” (‘1905’, L. Trotski, voorwoord).

Deze woorden die trouwens volledig in overeenstemming zijn met de van Lenin aangehaalde zinsnede, leveren voldoende aanleiding en noodzaak om een ‘uitgewerkt programma van politieke democratie’ tegenover de heerschappij van de Kwomintang te plaatsen. Maar precies op dat punt maakt Radek een grote slinger naar links. In tijden van revolutionaire opgang was hij tegen de terugtrekking van de Chinese Communistische Partij uit de Kwomintang. In de periode van contrarevolutionaire heerschappij is hij tegen de mobilisatie van de Chinese arbeiders onder democratische slogans. Dat lijkt op een bontjas dragen in de zomer en naakt staan in de winter.

_______________
[1] Lenin, Verzamelde Werken, 4e editie, XXIX, blz. 281-282; Lenin, Selected Works, English edition, X, blz. 31-32.