Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 4


Adieu au proletariat?
De start van de staking van ’86

Mensen die twijfelen aan de enorme energie die vervat ligt in een volk, mensen die het voortdurend hebben over ‘de arbeiders willen en durven niet meer strijden’ hadden daar moeten zijn, aan de mijnen, in de dagen dat de staking van 1986 losbarstte.

Op “de trap” in de mijn van Waterschei. Jan Grauwels spreekt de arbeiders toe.
Gerard Bijnens (de man met bril) staat ernaast. - foto Solidair

Grauwels spreekt tot de arbeiders

Enkele weken eerder, op 22 maart, hield het ABVV haar congres. Voorzitter Vanden Broucke had daar eigenlijk maar één grote boodschap, ‘geen avonturen’. Hij werd op het congres prompt van antwoord gediend door een Luikse BBTK-afgevaardigde: ‘Als het een avontuur was om in ’83 de staking van de openbare diensten te veralgemenen, wel dan ben ik voor het avontuur. Men kan geen vakbond besturen zoals een verzekeringsmaatschappij. Men moet durven risico’s nemen’.[1] Jazeker, er was wat irritatie. Waarom kregen de KS-délégués geen toelating zich tot het congres te richten met een oproep? Waarom had Vanden Broucke in zijn openingstoespraak de situatie in de mijnen van de dagorde afgevoerd als zou het geen onmiddellijk probleem zijn? Nu was de ABVV-strategie afgestemd op de interprofessionele onderhandelingen. En dat betekende afwachten. Afwachten tot de regering haar dictaten in volmachtsbesluiten gegoten had.

Waren de arbeiders niet ‘rijp’ voor een algemene staking? De komende weken zouden het tegendeel bewijzen. Zoals zij ook het tegendeel bewijzen van wat de Franse filosoof André Gorz beweert in zijn boek ‘Adieu au prolétariat’. Gorz ziet maar weinig revolutionaire krachten werkzaam in de arbeidersklasse. Blindheid?

Een vulkaanuitbarsting: 12 april ’86

Op geen duizend na met zekerheid ie zeggen, maar alleszins met twintigduizend of meer stonden ze trappelend van ongeduld klaar op en rond het Kolonel Dusartplein. Klaar voor de mars door de Hasseltse binnenstad, de allergrootste betoging die Hasselt ooit zag.

Toespraak 2

Een kwartier voor het officiële startsein zou worden gegeven, barstte de betoging open. Er was geen houden meer aan. Een duizendkoppig blok, arm in arm en bijna in looppas, trok heel de betoging op sleeptouw. Dit was geen opstappen meer, dit was een reusachtige charge. De ordediensten van de vakbonden probeerden de massa nog even te laten wachten. Tevergeefs. ‘Dit is als een vulkaan die uitbarst’, zei BRT-journalist Johan Depoortere. Het galmde door de straten, in grote spreekkoren: ‘Martens buiten, mars op Brussel”, ‘de Generale moet betalen’, ‘behoud van 20.000 jobs’, ‘algemene staking nu’. Ook de verslaggever van het Belang van Limburg raakte in euforie en schreef over ‘een overdosis geestdrift’ en over ‘oprukkende troepen, aan iedere controle ontsnappend’.[2]

Fel toegejuicht door het gros van de Limburgse deelnemers stapten de delegaties uit de rest van Vlaanderen en uit Wallonië: de scheepsbouwers van Temse, het ABVV van FN-Herstal, de LBC uit Antwerpen...

De mijnwerkers beschouwden zich als de voorhoede van de arbeidersklasse. Ze voelden dat het in hun macht lag de vonk te slaan in een nationale stakingsbeweging tegen de sociale afbraak. Vandaar dat hartelijke welkom.

Op de slotmeeting werden de mijnwerkersdélégués letterlijk het podium opgeschreeuwd. En dan verschenen ze onder roffelend applaus op het verhoog: Luc Gieters, Jan Grauwels, Gerard Bijnens, Jef Ulburghs... Maar de organisatoren schakelden plots de micro’s uit. De délégués moesten zich met megafoons behelpen. Twee lijnen in de vakbonden, twee opvattingen hoe het verder moest. Limburgs ACV-voorzitter Rik Nouwen had aangekondigd: ‘Voorlopig worden de prikstakingen opgeschort’ en Jan Olyslaegers vertelde dat over afvloeiingen in Genk kon gepraat worden. Veel délégués zagen dat anders.

Luc Cieters: ‘Daemen en Olyslaegers beweerden dat de staking nog niet hoefde. Een betoging, oké, maar daarna een rustpauze om het Sint-Anna-conclaaf af te wachten. Maar wij wilden overgaan van een defensieve houding naar een offensieve. Er was geld om de mijnen open te houden. Dat wilden wij afdwingen van het SintAnna-conclaaf. Wij wilden geen nieuw sluitingsscenario. Wij wilden een toekomst. Voor wie de betoging heeft meegemaakt is het duidelijk dat dat de laatste repetitie was voor een staking. Zoals de groep mijnwerkers die betoging in handen nam: dat was nog nooit gebeurd. De eis van de vakbondstop ‘Werkgevers is gelijk aan werk geven”, niemand heeft die eis gehoord. Het was duidelijk wat de eisen waren. Het eisenprogramma was gekend. Iedereen stond daar achter. Twee of drie dagen na de betoging zijn we in staking gegaan.’

Een locomotief komt op gang

De uitbarsting van 12 april moest een vervolg krijgen, ook al omdat de ministers Maystadt, Gol en Eyskens het niet konden laten de ene vernietigende verklaring na de andere over KS af te leggen.

Jan Grauwels: ‘Na de betoging in Hasselt wilde het volk vooruit, maar de vakbonden duwden op het rempedaal. Dat gevecht heeft twee, drie dagen geduurd. Maandagmorgen, 14 april, was Panorama op de put. Ze wilden de start van de staking filmen. De volgende dagen mochten die mensen er niet meer in van de directie. Zo hebben zij de start toch nog gemist.

De badzaal stond op stelten die maandagmorgen. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Iedereen sprak over de betoging in Hasselt en over het pamflet van de PVDA met de oproep in staking te gaan vooraleer de regering zou beslissen.

Gerard Bijnens twijfelde nog. André Daemen had hem zondag gezegd af te wachten wat er op Sint-Anna uit de bus zou komen. Maar de mijnwerkers vroegen: “Gaan wij zomaar als makke schapen over onze toekomst laten beslissen?” Sinds ’84 hadden wij met Gerard alles samen gedaan. Samen waren we met de petitie rondgegaan, samen stonden we op het podium in Hasselt. Het moest ook nu in eenheid gebeuren. Daarom heb ik niet echt de vlam in de pijp gestuurd. Ik zei: “Jongens, wat zaterdag gebeurd is, die betoging, dat was fantastisch. Eigenlijk zou dat vuur nu moeten blijven branden”.

Op de eerste rijen bekeek iedereen elkaar. Het was tien seconden stil. “Wie durft als eerste de trap opgaan?” vroeg iemand. Het was een beetje de vraag: “Wie durft nu eigenlijk de stakingsbreker spelen?” Want op dat moment was ’t staking. Iedereen bleef staan, ze keken zo... “Wie durft nu als eerste de trap op?” Na twintig seconden reageerde toch iemand: “Vooruit, we zullen maar gaan werken”. En ze gingen naar boven. De journalist Johan Depoortere kwam me in het oor fluisteren: “Hei, Jan, ’t was bijna prijs hé. Had je hen aangemoedigd, dan was ’t staking geweest”.

Dinsdagmorgen was er opnieuw rumoer in de badzaal. Ik ben beginnen speechen: “Kijk jongens, normaal moeten we in staking gaan”. Moske Mantels (ABVV-délégué n.v.d.r.) kwam de trap op: “Neenee-nee, we moeten wachten!” “’t Is nu het goeie moment, Martens zit op hete kolen”, antwoordde Herman Vermeulen. Bonanno (ACV-militant n.v.d.r.) nam de megafoon over: “Daar moet je niet naar luisteren. Je moet gaan werken”. In die wirwar zijn de mensen gaan werken. Omdat er geen eenheid was, omdat er discussie was aan de trap gingen de mannen werken.

Toen de morgenpost die middag bovenkwam, waren de mensen echt woest. Heel de dag waren er onder in de put krakende discussies geweest: “In Brussel valt de beslissing en wij moeten werken alsof er niets aan de hand is!”. Het zag zwart van het volk aan de badzaal. Jan Baeyens, Toine Cuyvers en Guido Bergen (vakbondsvrijgestelden n.v.d.r.) waren daar ook. Het contrast was enorm. Aan de ene kant: wij, met een aantal militanten en heel het volk dat bij ons kwam staan... en zij stonden daar aan de andere kant van hun oren te maken en ze hadden niks te zeggen, ze stonden alleen.

Gerard Bijnens was die dag afwezig. Dat was een probleem. Maar langs de andere kant was het geduld van de mijnwerkers niet eindeloos. De staking was volledig gerijpt. We konden niet langer wachten. Woensdagmorgen is het werk opgeknapt door een aantal vakbondsmilitanten en door de vriendenkring van de PVDA. Dat zat echt goed ineen. Iedereen is naar buiten gegaan. Er waren maar zes twijfelaars en ook dié kwamen buiten. Het is kras hoe dat zo gegroeid is.

Eyskens had op het SintAnna-conclaaf laten horen dat drie mijnen zonder pardon dicht moesten. Dat deed voor de laatste twijfelaars de deur dicht. De mensen wilden de kat niet langer uit de boom kijken. Iedereen wist dat de regering haar plannen ging doorvoeren. De mijnwerkers zouden niet zomaar een deksel op hun put laten leggen. Voor hen was de tijd rijp. Veel arbeiders in heel België stonden klaar om tegen het SintAnnaplan in staking te gaan. Het was het geschikte moment voor de tegenaanval.

Een mijnwerker van Waterschei vertelt: ‘En zo hebben we woensdag de zaken zelf in handen genomen. De vakbondsinstanties wilden de staking niet beginnen. Dat betekende dat Jan Grauwels en Gerard Bijnens ze moeilijk konden uitroepen. Maar wij wisten ook dat zij ons zouden steunen. Zij hadden ons nog nooit in de steek gelaten. Wij waren zeker van ons stuk. In de mijn van Waterschei was de vriendenkring van de PVDA heel actief. Op de vriendenkringvergadering hadden we afgesproken een massa enquêtes te doen bij de mijnwerkers. Wij wilden weten of zij wel écht bereid waren in staking te gaan. Het was tegelijk ook een sensibilisatie. Wij zijn geschrokken van het resultaat, meer dan 80 % van de mijnwerkers wilde in staking gaan en nog wel tot het einde, tot de eis ‘ 20.000 in KS’ ingewilligd zou zijn.

Als gewone mijnwerkers en vakbondsmilitanten spraken we onze werkmakkers aan: “Gerard en Janneke zullen u straks wel toespreken.” “Alle argumenten van ‘wachten, wachten’ zijn fout.” Zo hebben we aan de badzaal aan de mensen gevraagd de staking te starten, voorlopig zonder erkenning. En toen we alles voor mekaar hadden, toen niemand ging werken, hebben we onze délégués gevraagd ons te steunen. En dat hebben ze gedaan ook. De mensen begonnen te scanderen: “Actie, actie!” Spontaan trok iedereen terug naar buiten. Diezelfde morgen barstte de bom ook al in Winterslag. Vanaf halfvijf ’s morgens vormden zich groepjes aan de mijnpoort. Eerst bleven er twee mijnwerkers staan, dan drie, vijf, dan zeven, dan negen. Een aantal strijdbare mijnwerkers, onder meer leden van de vriendenkring van de PVDA, nam het initiatief in handen. Roger Saeys kreeg het al dadelijk aan de stok met ACV-délégué Carlucci en met ‘Sneeuwwitje’, de Marokkaanse ABVV-délégué.

Intussen gingen maar 115 mijnwerkers van de vroege ploeg naar binnen. Dat betekende dat 900 mannen buiten bleven staan. Uiteindelijk kwamen er nog 65 opnieuw naar buiten. Op vijftig arbeiders na was de staking in Winterslag volledig. De sfeer was bijna feestelijk: ‘Geen mijnen dicht. Geen afdankingen of afvloeiingen. Wij willen eindelijk een positieve beslissing voor KS’. ’s Middags werd ook in Beringen het werk neergelegd.

Jan Grauwels en Gerard Bijnens moeten even zwijgen

Woensdagavond, 16 april, roepen Daemen en Olyslaegers in allerijl hun bestuursvergaderingen samen. Het is de bedoeling de staking snel en met harde hand de kop in te drukken. Daemen en Olyslaegers beroepen zich op uitspraken van Martens... om de staking op te schorten, in afwachting van nieuwe gesprekken tussen de sociale gesprekspartners.

In de besturen komt maar weinig reactie los. Hoe reageren de mijnwerkers? Diezelfde avond, al tegen de klok van tienen, komt délégué Carlucci in Winterslag aan. Hij brengt verslag van de bestuursvergadering en wordt op awoert-geroep onthaald. ‘Doordoen, doordoen! Staking, staking!’ klinkt het. Donderdagmorgen, 17 april, blijft de staking in Winterslag algemeen. Alleen enkele délégués trekken naar binnen.

Na afloop van de bestuursvergaderingen spoeden ook Gerard Bijnens en Jan Grauwels zich naar het piket. ‘Wij doen door. Wij stellen onze eisen. De regering moet buigen of barsten’ horen zij daar. Die nacht houden zij ruggespraak met de ACV-militanten Harry Posikata en Jefke Leurs. De staking moet doorgaan. Om grote moeilijkheden in de mijncentrales rond Bijnens of Grauwels te vermijden, wordt afgesproken dat Harry Posikata het woord zal voeren aan het piket.

In de kleine uurtjes worden vakbondsmilitanten en hoofdopzichters uit hun bed gebeld: ‘Zie dat je straks om halfvijf op post bent. Je moet je mensen overtuigen buiten te blijven. Gerard en Jan zullen pas het woord nemen als de staking een feit is’.

Donderdagmorgen, nog voor het krieken van de dag, verschijnen de vakbondsvrijgestelden Toine Cuyvers, Sergio Canini en Guido Bergen aan de poort. Van halfvijf tot zes nemen ze de tijd om de mensen ervan te overtuigen de staking stop te zetten. Maar ieder doet zijn werk zoals afgesproken. De vrijgestelden worden overal tegengesproken: ‘Als we nu doordoen, durven zij geen mijnen sluiten. Wij willen een positieve beslissing, 20.000 in KS’.

Gerard Bijnens en Jan Grauwels komen in deze discussie niet tussen. Ze zwijgen. Jan Grauwels: ‘Echt waar, ’t werd me warm aan het hart al die militanten zo bezig te zien. Zij wisten waarom en hoe. Ze bewezen gevormde militanten te zijn en ’t was goed voorbereid’. Niemand gaat naar binnen. Om zes uur nemen Grauwels en Bijnens eindelijk het woord: ‘Wij moeten constateren dat de mensen niet akkoord gaan met de beslissing van het bestuur. Die beslissing wordt door een overgrote meerderheid verworpen. Kameraden mijnwerkers, wij zijn uw délégués; door u verkozen, wij blijven eeuwig achter u staan’. Op dat ogenblik verdwijnen de vrijgestelden stiekem van het toneel.

Op de bestuursvergadering heeft Jan Grauwels afgesproken: ‘Spreken jullie een uur met de mijnwerkers; ik zal het op vijf minuten houden’. Grauwels heeft de toestand juist ingeschat. Daemen en Olyslaegers verliezen.

De mijnwerkers gaan voort op hun elan. Diezelfde dag schrijven zij één van de mooiste bladzijden uit het mijnwerkersverhaal, namelijk de slag om Zolder. Maar eerst zorgen zij ervoor niet met lege handen ten strijde te trekken, de stakerscomités worden opgericht.

Een leiding, gegroeid uit de mijnwerkersrangen

Met de megafoon riep Harry Posikata de vakbondsmilitanten en de mijnwerkers op om 8 uur naar het lokaal van de Turkse Eenheid te komen, in de Herenstraat, in de schaduw van de mijntorens. Daar werd het stakerscomité van Waterschei opgericht.

Harry Posikata: ‘Zonder de stakerscomités stond de staking nergens. Ze werkten zoals de vakbonden eigenlijk zouden moeten werken, ze namen de eisen van de mijnwerkers over. In open en democratische vergaderingen werd de toestand iedere dag besproken en werden de acties gepland, ledereen kon het woord nemen en z’n ideeën verdedigen. Vanaf de eerste dag moesten we het probleem oplossen hoe de staking goed en stevig te organiseren. We waren geconfronteerd met het feit dat de vakbondstop de staking niet steunde. Een aantal mijnwerkers en vakbondsmilitanten deden daarom aan het piket de oproep een comité te vormen. Op de eerste bijeenkomst waren dertig mensen uit onze put aanwezig: vakbondsmilitanten en gewone mijnwerkers, uit het ACV en uit het ABVV, Belgen en gastarbeiders. Ik werd tot voorzitter verkozen. We konden van start gaan.

Het hele patronaat eiste al jarenlang dat de mijnen gesloten werden. De regering wilde hun eisen nu inwilligen. Wij zeiden: “Nooit!” Wij wilden geen jobs opofferen voor de geldzucht van de patroons. Wij waren aan iets groots begonnen en wilden doordoen tot we voldoening kregen.’

Jan Grauwels en Gerard Bijnens hebben die donderdagmorgen mee het stakerscomité van Waterschei opgericht.

Jan Grauwels: ‘Op die eerste vergadering zijn een paar fundamentele zaken besproken. In het begin van de vergadering werden alle eisen van de petitie één voor één op een groot bord geschreven. Toen de zin ‘Behoud van 20.000 werkplaatsen op KS’ op het bord verscheen, strubbelden Gerard Bijnens en Jef Leurs tegen: “Dat is toch niet realistisch. Er zijn nog maar 18.500 mijnwerkers.” Maar ‘20.000’, dat was de eis van de betoging. Dat was de eis van de vakbond in ’84. Wij wilden dat trouw blijven. De 1.500 afvloeiingen sinds ’84 konden we niet goedkeuren. In onze ogen waren zij een stap naar de sluiting. Iedereen ging tenslotte akkoord. Het bleef ‘ 20.000 in KS’.

Wat is de rol van het stakerscomité? Dat was de tweede discussie. Volgens Gerard en Jefke was het de bedoeling de staking te doen erkennen. Daarna moest de vakbond de zaak in handen nemen. Maar wij wilden een staking rond ónze eisen. Wij wilden een actieve staking. Daarom moest het stakerscomité na een eventuele erkenning blijven voortbestaan.

Tenslotte spraken we af om die middag een vliegend piket uit te sturen naar Zolder. Dat was op z’n Engels, de tactiek van Scargill en zijn kameraden, vanuit de sterke putten naar de andere gaan om één algemene beweging vanuit de basis op te bouwen. Op hetzelfde ogenblik werd ook het stakerscomité van Winterslag opgericht. Daar werd Richard Deschutter, een ABVV-militant, door de vijftig aanwezigen, tot voorzitter verkozen.

Roger Saeys had die voormiddag een persconferentie belegd om de resultaten van de petitie aan de pers mee te delen. Wij zijn er met de twee stakerscomités naartoe getrokken. Er heerste een groot enthousiasme. Niet alleen Saeys, maar ook Posikata en Deschutter, de twee voorzitters, hebben er gesproken.

Tegenstanders van de staking hebben rond deze persconferentie stemming gemaakt: “’t Is allemaal Saeys, ’t is een PVDA-comité, antisyndicaal...” Maar je kunt er niet omheen, de stakerscomités werden vooral gedragen door vakbondsmilitanten en délégués. Er waren mensen bij van verschillende politieke stromingen en partijen, naast politiek niet-georganiseerden.

Wij hebben rond deze persconferentie twee fouten gemaakt. Ten eerste was het fout de persconferentie over de petitie om te vormen tot een persconferentie over de stakerscomités. Het ging om twee verschillende zaken. Wie achter de petitie stond, was het daarom nog niet noodzakelijk eens over de vorm van de stakingsleiding. Een persconferentie over de petitie alléén -waar wél eensgezindheid over was- zou al mooi geweest zijn om de eisen bekend te maken. Ten tweede was het fout het initiatief voor een centrale stakingsleiding maar van twee mijnen te laten uitgaan. In Beringen bijvoorbeeld werd de staking geleid door zes van de acht syndicale délégués. Zij hadden nog geen stakerscomité gevormd en werden niet uitgenodigd. Wii lieten hen links liggen.

Deze fouten maakten het voor de leiding van de mijncentrales gemakkelijker twijfelende délégués tegen de stakingsleiding op te zetten en de linkse délégués kregen het moeilijker om toe te treden.

Oké, de stakerscomités waren er. De staking kreeg een gezicht. Men kon zien dat er een leiding was. Dat waren allemaal belangrijke winstpunten op ons palmares. Daemen en Olyslaegers voelden alles uit hun handen glippen. Daarom besloten zij een paar dagen later de staking toch maar te erkennen.’

Ook in de andere mijnen hebben délégués en militanten van het ACV en het ABVV hun verantwoordelijkheid opgenomen. Zij volgden het voorbeeld van Jan Grauwels, de enen aarzelend, de anderen vastbesloten.

Luc Cieters schreef zijn Open Brief:

18 april 1986.

Een délégué en de mijnstaking

Twee dagen geleden hebben de besturen van beide vakbonden opgeroepen het werk te hervatten. Wij, als syndicale afgevaardigden van de mijn van Beringen, hebben de resolutie van de besturen voorgelegd aan de mijnwerkers. Wij hebben ons onthouden van commentaar. We keken naar de reacties van de mijnwerkers. De meerderheid is in staking.

Tegen mijn gewoonte in heb ik een dag gekeken naar een staking. Geen oproepen, geen richting gegeven, maar de tijd gehad om te praten met en te luisteren naar de mijnwerkers. Maar zo’n houding kun je je als afgevaardigde van de vakbond niet lang permitteren. Een staking zonder leiding, zonder duidelijke eisen, brokkelt immers af. Mijn houding was ook ingegeven door het feit dat een meerderheid in het bestuur beslist had. Maar als de arbeiders die beslissing verwerpen, moet er een nieuw bestuur komen waar men normaal gezien z’n mening herziet. Dit leek mij de kortste weg naar de erkenning van het feit dat de mijnwerkers staken.

Nu, vandaag, is het duidelijk. De mijnwerkers staken, er zijn juiste eisen en er zijn leidingen gegroeid uit de basis.

Ik doe een oproep aan alle délégués van beide vakbonden. Wij kunnen niet langer aan de kant blijven staan. Wij moeten de eisen steunen. Wij moeten de stakingsleidingen met onze ervaring helpen en onze leidingen vragen aan te sluiten bij deze eisen en stakingsleidingen.

De staking is kordaat. Het is onze verantwoordelijkheid geen breuk te laten ontstaan tussen de vakbondstop en de mijnwerkers. De mijnwerkers hebben hun vakhond nodig. De vakbonden hebben de mijnwerkers nodig.

Luc Cieters
ABVV-afgevaardigde Beringen

De slag om Zolder

De proloog, 16 april ’s avonds. De propagandaploeg van de PVDA, Etienne De Bruyne en Gilbert Schrijvers, verschijnt op het binnenplein van de mijn van Zolder, binnen de poorten.

Etienne De Bruyne: ‘Wij wilden de mensen van de nachtpost vertellen dat Genk al plat lag. Er leefde grote solidariteit, maar er was geen leiding. De mensen bleven allemaal buiten staan, op het binnenplein. De politie probeerde ons te pakken te krijgen. Maar wij liepen tussen het volk. Het was een heen-en-weer-geloop op dat plein, en voortdurend sprongen mijnwerkers voor de voeten van de politieagenten. Toch kregen ze Gilbert vast. Ze sleurden hem in het portierskot. Hij lag dadelijk op de grond, de politie er bovenop. Zij wilden z’n megafoon afpakken. Maar Gilbert wilde die niet loslaten, hij was splinternieuw en had 10.000 frank gekost. Dan, plots, ging zeker 300 man rond het portierskot staan. Ze begonnen allemaal met de vuist op de ruiten te slaan van die ‘visbak’. Iemand begon te roepen, en onmiddellijk vielen ze in: “De Generale moet betalen”, “De Generale moet betalen”. Niet tien of twintig man, allemaal!

De politie heeft Gilbert moeten laten gaan. Zeker 300 mijnwerkers gingen naar huis. Een groot deel van de nachtpost staakte’.

Donderdagmiddag,17 april, verscheen een ‘vliegend piket’ van 80 mijnwerkers uit Waterschei aan de poorten van Zolder.

De journalist Peter Franssen was erbij: ‘Dit piket had zichzelf opgelegd tegen niet één mijnwerker geweld te gebruiken. Het doel was door informatie en overtuiging de mijnwerkers te winnen. Vanaf kwart over twaalf begonnen de eerste mijnwerkers van Zolder aan te komen. Iedereen werd individueel aangesproken: “Doe mee,... samen staan we sterk,... Als we nu niet staken maakt Martens korte metten met ons,... Moedig uw délégués aan onze en uw strijd te steunen,...” De stakingswil was groot, maar ’t is moeilijk een staking te beginnen als de vakbondsbesturen dwars liggen. Het piket moest ook nog afrekenen met een groep politieagenten en met ingenieurs die de mensen binnen riepen. Vooral ingenieur Jans -‘Janske’-maakte zich onverdienstelijk. Iemand riep: “Je kent toch de rattenvanger van Hamelen? Daar staat die van Zolder”.

Aan het piket kan men Turkse, Nederlandse en Italiaanse toespraken beluisteren. Ventura leidt ook het stakerscomité van Zolder waar vijftig mensen aanwezig zijn. Het eisenprogramma van Waterschei en Winterslag wordt er goedgekeurd.

Tegen 1 uur kreeg de politie versterking van 25 rijkswachters in gevechtskledij. De aankomende bussen werden naar binnen geëscorteerd. Op het binnenplein van de mijn stonden nu zo’n duizend arbeiders. Aan de andere kant van het muurtje en het dranghekken waarmee het plein afgezet is, de 80 van Waterschei en 20 mijnwerkers van Zolder die beslist hadden mee te doen. Het overtuigingswerk ging nu naar een hoogtepunt. Een vol uur hielden de speechen aan. “Nog nooit is een mijnwerker gaan werken met de knuppels van de flikken achter zijn rug”, speechte Kris Hertogen.

Hij had nauwelijks tijd om adem te halen of de voorzitter van het stakerscomité van Waterschei, Harry Posikata, sprong naast hem, nam de megafoon over en schreeuwde: “Laat u niet afschrikken. Kies de zijde van de staking, kom bij ons staan”. Waarop het 100-koppige blok begon te scanderen: “Sta-king. Sta-king. Sta-king. So-li-dair”. En opnieuw begonnen de speechen. Tot een staker van Waterschei het muurtje op wilde maar daar niet goed in slaagde. Zijn linkerbeen is afgezet tot de heup. Ieder noemt hem ‘Pipo’. Het werd stil toen zijn kameraden hem het muurtje ophielpen. De man legde zijn krukken opzij, nam met zijn linkerhand het hekken vast en hief zijn andere hand, gebald in een vuist. “Kameraden! Ik ben, zoals je allen ziet, invalide. Toch ben ik hier om u op te roepen mee te staken. Weten jullie hoeveel ik per drie maanden trek voor mijn been dat ze mij na een mijnongeval hebben afgezet? 29.000 frank! Geloven jullie me niet? Kijk, ik zal het jullie bewijzen!” Hij tastte in zijn portefeuille naar een officieel briefje waarop dat bedrag genoteerd stond. Hij stak dat hoog boven zijn hoofd. Niemand zei een woord. Toen stapte een mijnwerker van Zolder uit de groep naar voor, nam het papier aan, draaide zich terug om naar z’n werkmakkers en hield met twee handen het papier boven zijn hoofd. Nog altijd bleef het stil. Ik voelde de rillingen over mijn rug lopen. En plots gebeurde het, als op bevel zetten 10 à 15 mijnwerkers één stap vooruit, in de richting van het hekken. Een fractie van een seconde later volgden honderd anderen. Het gejuich, het geschreeuw, het applaus was overweldigend. Ik zag mijnwerkers, jongens zo groot als een kleerkast, met tranen in de ogen. Ze hadden gevochten als leeuwen en ze waren aan het winnen!

Toen ik ’s namiddags thuis kwam, trilde ik op mijn benen. Niet alleen van vermoeidheid, vooral van emotie’.

’s Avonds, bij de nachtpost, komt Tonio Ventura, het ABVV-boegbeeld in Zolder, uit Straatsburg terug. Hij heeft Jef Ulburghs naar het Europees parlement vergezeld. Meteen wordt het probleem van de leiding in Zolder opgelost. Ventura trekt de parking op en probeert iedereen te overtuigen buiten te blijven. Ook deze delegce kiest op een moeilijk ogenblik openlijk de zijde van de mensen die hem verkozen hebben, ’s Vrijdags is de zaak rond. Zolder ligt helemaal plat.

Roodgroen

Een van de allereerste dagen van de staking heeft een heel gewone mijnwerker, iemand die nooit was opgevallen, geen militant of zo, twee vlaggen van het piket mee naar huis gepakt: een rode ABVV-vlag en een groene ACV-vlag. Hij zei: ‘We moeten verhinderen dat het geruzie onder elkaar nog ooit terugkomt’. Op z’n eentje, zonder dat iemand het wist, heeft hij die twee vlaggen aan elkaar laten naaien. En daar stond hij dan met z’n heel amateuristisch in elkaar gestoken vlag, Carlo Azevedo, de jonge Portugees. Hij was de held van het piket. Dit moest de vlag worden van het strijdsyndicalisme in de twee vakbonden. Azevedo is heel actief geworden in het stakerscomité en hij werd ABVV-militant.

Roodgroen werd het symbool van de stakerscomités en van de mijnwerkersstrijd. Louisa, de zus van Carlo Azevedo, heeft daarna heel wat vlaggen diagonaal in tweeën geknipt, in de vorm van twee driehoeken. Daar maakte zij dan telkens één grote roodgroene vlag van. Louisa heeft ook meer dan duizend roodgroene sjaaltjes genaaid. Ze werkte zo ijverig, dat haar naaimachine begon te dampen en verbrandde.

Waar de mijnwerkers zich vertoonden wemelde het van roodgroen: op sjaaltjes en vlagjes, op stickers en badges. Twee vurige kleuren, in plaats van het wrokkige zwart van de vlaggen in Zwartberg ’66 en in ’70, toen de gerechtvaardigde kritiek op de vakbondsverantwoordelijken omsloeg in anti-syndicalisme. De lange weg naar een nieuw syndicalisme boekte nu resultaat. Mijlpalen op die lange weg waren de interprofessionele stakingsdagen van het ABVV. In Waterschei bijvoorbeeld staakte het ACV altijd mee.

Zelfs ‘de trap’ in Waterschei van waarop Jan Grauwels, Gerard Bijnens en de andere délégués de mijnwerkers altijd toespraken, moest roodgroen geschilderd worden. Dat betekende zoveel als ‘eenheid in de strijd’.

De mijnwerkers hebben het symbool in heel België uitgedragen. De scheepsbouwers van Temse, de metaalarbeiders uit Gent, de spoormannen uit Charleroi... zij begonnen allemaal de roodgroene sjaaltjes te dragen op betogingen.

Ik weet niet of de mijnnijverheid ooit zal sterven in Limburg, maar roodgroen, die vurige vlam van het strijdsyndicalisme, zal blijven leven.

_______________
[1] Solidair, 23 april 1986
[2] Het Belang van Limburg, 14 april 1986