Bron: Het Wereldvenster, Weesp, Epo, Berchem, 1984
Copyright: Onder auteursrecht
Deze versie: spelling en hernummering van de voetnoten
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Karl Kautsky • De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap • De dialectiek van het abstracte en het concrete in Het Kapitaal van Marx |
Mijn vrouw Christiane
ter nagedachtenis
Inhoudsopgave
Woord vooraf
1969
Contestatie
1970
Leven in een nieuwe tijd
1973
Links antwoord op een uitdaging van rechts
De sociale functie van de wijsbegeerte: kritisch onderzoek naar alternatieven
De wereldproblemen en de verantwoordelijkheid van de wetenschap voor de politieke economie
1976
De universiteit in de crisis
Twaalf vragen betreffende de inflatie
Energie, waarvoor?
Het maoïsme en het dilemma van het hedendaagse socialisme
1977
Conflict, geweld en foltering
1979
Waarom afscheid van de seksualiteit?
De politiek, tot economie teruggebracht
1980
Is er een dialectiek van de vooruitgang?
Marcuses rationaliteitsprobleem
Waar is Utopia?
Een uitweg uit de economische crisis?
Crisis en alternatief
1981
Pleidooi voor een alternatieve economie
Collectivisme en markteconomie
Onze economie is niet meer te helpen
Op weg naar de catastrofe?
Het ideologieprobleem
Over de behoeften en belangen van de mensen en over de zin van de arbeid
Over strategie
Over het principe van een nieuwe economie
1982
Het universitaire onderzoek
Nihilisme
Een decadent systeem
Investeringen om de werkloosheid te bevorderen
Behoud van de koopkracht – volledige tewerkstelling – zinvol werk?
Socialistische alternatieven?
Nationalisering van de energiesector – en dan?
De wereldeconomie
1983
Hoe nieuw is het ‘principe van een nieuwe economie’?
Over links en rechts
De vakbeweging, een tragedie
Het socialisme als noodzaak
Notitie
Staan we aan het einde van een tijdperk?
Ruim honderd jaar geleden, in 1881, twee jaar voor zijn dood, schreef Marx: ‘De fatale crisis die de kapitalistische productie [op dat ogenblik] doormaakt in de Europese en Amerikaanse landen, waar die een hoge vlucht had genomen, [is] een crisis die zal eindigen met een terugkeer van de moderne samenleving naar een hogere vorm van het meest archaïsche type – de collectieve productie en toe-eigening.’ In feite liep de toenmalige crisis (na een tijdelijke aanzienlijke heropleving) uit op de Eerste Wereldoorlog – maar óók op de Russische Oktoberrevolutie. Daarop volgde de crisis van de jaren dertig, die tot de Tweede Wereldoorlog leidde. Na deze oorlog en na de jaren van de affluent society zijn we nu in een derde grote crisis terechtgekomen. Het zal nog een tijdje duren voordat men zal kunnen beoordelen wat ze betekend heeft en wat haar uitkomst was. Toch zal die uitkomst voornamelijk afhangen van de wijze waarop wij ons nu ten opzichte van deze crisis opstellen. Daarbij wil dit boekje helpen.
Ik heb in deze bundel een reeks gelegenheidsgeschriften bijeengegaard die in de loop der crisisjaren 1969-1983 neergeschreven en (op één uitzondering na) op verschillende plaatsen gedrukt werden, en waarvan ik meen dat ze hun actualiteit nog niet verloren hebben en ook niet zo vlug zullen verliezen.
Ik noem deze stukken filosofisch-economische aantekeningen. Het economische – de verhouding van de mensen tot de dingen – staat er inderdaad bijna overal in centraal, terwijl het eigenlijk politieke – de verhoudingen van de mensen tot elkaar – er slechts bij uitzondering en zeker niet voldoende in aan bod komt. Het gaat in zoverre over filosofisch-economische aantekeningen, dat ik overal tracht de principevragen naar voren te brengen die met de besproken vraagstukken verbonden zijn. Het zijn maar filosofisch-economische aantekeningen, in plaats van een verhandeling over economische filosofie. Maar wellicht is een verzameling van dergelijke aantekeningen nuttiger dan de verwerking ervan tot een systematische verhandeling, waarbij de zorg om interne coherentie en geslotenheid zou prevaleren boven de aan situatie en tijd gebonden verwijzing naar onze eigen historische werkelijkheid. Dat in die aantekeningen ook een geleidelijke verschuiving van mijn zienswijze in de loop der crisisjaren aan de dag treedt, is maar goed. Ze zal nog wel eens veranderen, terwijl ook niet gezegd is dat ik het noodzakelijkerwijze nu of later beter zie dan enkele jaren geleden.
Bij het samenstellen van deze bundel zijn mijn vrouw Christiane, Lode Frederix, Johan Moyaert, Guy Quintelier en Paul Willemarck mij behulpzaam geweest. Twee oorspronkelijk in het Duits geschreven stukken werden door Willy Coolsaet in het Nederlands vertaald.
R. B.